Robert Bresson
Hij noemt de mensen die hij voor zijn films uitkiest modellen, wellicht in navolging van zijn oorspronkelijke roeping: de schilderkunst. Bresson legt zich erop toe deze modellen zo vlak mogelijk te laten spelen. Geen openlijke emoties. Vlakke, mysterieuze gezichten. Niet uitdrukkingsloos, maar zonder gewilde expressiviteit. En vooral niet-psychologiserend. In plaats van de gebruikelijke volheid aan emoties wordt hier leegheid nagestreefd.
Bresson werkt ook altijd met non-professionals. Echte acteurs zijn in zijn ogen al bedorven voor wat hij wil. Zij zijn virtuoos in het tonen van emoties en het gaat er Bresson juist om deze emoties op een andere manier bij de toeschouwer op te roepen.
Bresson over zijn modellen: ‘Het gaat er niet om wat ze me laten zien maar wat ze voor me verbergen. En bovenal, wat ze niet weten dat ze in zich hebben.’
Iets onbewusts dus. Terwijl een acteur zich altijd bewust is van wat hij doet. Vandaar de onmogelijkheid dat een acteur ooit nog als model voor Bresson bruikbaar is.
Vaak repeteert Bresson heel lang met zijn non-acteurs en laat hij ze de schaarse teksten talloze malen herhalen, om elke intentie en intonatie er uit te krijgen. Zo kunnen zij zijn gewenste staat van leegheid bereiken.
Ook de andere filmische stijlmiddelen gebruikt Bresson anders dan we in de cinema gewend zijn. Zijn cameravoering is vaak statisch, met vaste shots. In zijn kadrages zijn veel close-ups, detailshots. We zien onderdelen van een geheel: voeten, handen, lopende benen, voorwerpen, deurknoppen. Deze beelden zijn lang aangehouden, nadrukkelijk gefilmd.
Deze pars pro toto methode geeft de films van Bresson een enorme suggestieve kracht omdat er zoveel aan de verbeelding van de toeschouwer wordt overgelaten.
Het licht is bij Bresson altijd vlak (iemand heeft eens opgemerkt dat al zijn films zich in november lijken af te spelen). Het licht wordt niet gebruikt om diepte aan het beeld te geven of om er dramatische effecten mee te bereiken.
De montage werkt nooit naar een climax toe. Shots worden dikwijls nog aangehouden als de actie al is afgelopen en het beeld leeg is.
Bresson suggereert heel veel met geluid. Een beroemde uitspraak van hem is: ‘Als ik een beeld door een geluid kan vervangen kies ik voor het geluid. Het oog neigt meer naar het uiterlijke, het oor naar het innerlijke.’
Geluiden suggereren de actie, of de omgeving, die niet in beeld getoond wordt. Geluiden laten de toeschouwer vrij om zijn eigen verbeelding te gebruiken. Hoogtepunt van zo'n ‘geluidsfilm’ is Un condamné à mort s'est échappé die zich vrijwel geheel in een benauwde gevangeniscel afspeelt. Het claustrofobische leven is daarin teruggebracht tot de geluiden die van buiten de cel tot ons doordringen.
De mensen in Bressons films praten altijd nadrukkelijk maar zacht. In zijn twaalf films wordt een of twee keer met stemverheffing gesproken. Geschreeuwd wordt er nooit.
Muziek is zeer schaars in de films van Bresson. En dan wordt die muziek nog alleen gebruikt als accent, om iets wat al gebeurd is te onderstrepen.