Jaap T. Harskamp
Homoseksualiteit is aangeboren
De memoires van John Addington Symonds
Nooit heeft Engeland groter macht gekend dan in het Victoriaanse tijdperk, zelden is een tijd op soortgelijke wijze verscheurd geweest door tegenstellingen, niet alleen van weelde en armoede, maar ook van uiterlijk vertoon en innerlijke leegte, van naar buiten gericht activisme en spiritueel scepticisme. Wanneer een samenleving zich naar buiten toe krachtiger manifesteert, dan schijnt het individu meer onderworpen. En daar dreigt de huichelachtigheid. Hypocrisie is de dood van het persoonlijk leven, het bestaan achter een masker, vooral indien het individu door maatschappelijke ge- en verboden tot hypocrisie gedwongen is. Hoezeer deze observatie het Victoriaanse tijdperk geldt, blijkt uit de memoires van de literator John Addington Symonds die onlangs voor het eerst werden gepubliceerd.
Symonds leefde van 1840 tot 1893 en in de latere jaren van zijn leven werd hij erkend als één van de meest begaafde literatoren van zijn tijdperk. De publikatie van de Renaissance in Italy in zeven delen werd gewaardeerd als een hoogtepunt in de Engelse geschiedschrijving. Men eerde Symonds als een Britse Jacob Burckhardt. Symonds was de eerste Engelse cultuurhistoricus die de Europese wending volgde naar de Kulturgeschichte (typerend is dat het Engels geen equivalent kent voor de term).
Na zijn dood zou de reputatie van Symonds snel dalen en niet geheel ten onrechte. In zijn poëzie bijvoorbeeld toont de schrijver een storend gebrek aan zelfkritiek. Merkwaardig genoeg hebben latere critici zijn denken geassocieerd met dat van het fin de siècle. Dat is een vals spoor. Uit de memoires blijkt dat de doctrine van de kunst-om-wille-van-de-kunst door Symonds onder geen enkele voorwaarde aanvaard zou zijn.
Symonds' intense belangstelling voor de Renaissance geeft de historicus een eerste aanwijzing over de geaardheid van de schrijver. In de late negentiende eeuw hadden vrijwel alle beschouwingen over de Renaissance - en deze waren talrijkeen cultuurkritische invalshoek: de interpretaties van Gobineau, Nietzsche, Taine of Burckhardt waren in hoge mate gekleurd door een intense afschuw van de eigen tijd. Als vijanden wezen zij naar de processen van democratisering en industrialisering.
Ook Symonds oppert bezwaren tegen de geest van de eeuw, maar zijn kritiek had een sterk persoonlijke achtergrond: Symonds was een homoseksueel in een mannelijk-intolerante tijd waaraan een vrouw haar naam heeft geschonken, het Victoriaanse tijdperk. In zijn memoires heeft de auteur - soms op beklemmende wijze - verslag gedaan van de strijd die hij moest leveren voor een waardig bestaan, van de pijn die hij heeft geleden om een ‘dubbelbestaan’ te verhullen, van de heftige verlangens die hem innerlijk zouden verscheuren.
De literaire nalatenschap van Symonds werd verzorgd door Horatio Brown, de eerste schrijver van een biografie (1895) van de auteur. Brown was in bezit van het manuscript van de memoires. In zijn biografie heeft hij spaarzaam en uiterst selectief gebruik gemaakt van aantekeningen die hij als schokkend ervaren zal hebben. Het beeld dat Brown van Symonds schetste is vals en heeft de historici op een dwaalspoor gebracht. Hij beschreef Symonds als een estheet, een minor-Walter Pater (in de memoires wordt de befaamde tijdgenoot en Oxford-collega vrijwel niet genoemd en ook van John Ruskin is geen sprake).
Brown stierf in 1926 en hij liet het manuscript van de memoires na aan de London Library, maar verbond daaraan de voorwaarde dat deze memoires pas na vijftig jaar gepubliceerd zouden worden. Toen Phyllis Grosskurth in 1964 werkte aan een nieuwe biografie van Symonds (zij is dezelfde die de memoires zo mooi heeft verzorgd), kreeg zij inzicht in het manuscript, maar geen vrijheid van citaat. Niettemin zou haar werk het Symonds-beeld ingrijpend veranderen. Voor het eerst zagen de lezers een man ‘hidden behind a mask, a writer who... suffered the tormented struggle of a homosexual within Victorian society’.
Symonds begon het werk aan zijn memoires in 1889, hij was toen vijftig jaar oud. Het was zijn uitdrukkelijke wil dat het geschrift pas na zijn dood gepubliceerd zou worden. Het geschrift is de biecht van een ziel in nood, zonder ophef, zonder poging te schokken. Hier gaat een woord van Lermontow op (zie de inleiding tot Een held van onze tijd). De geschiedenis van een mensenziel, zelfs van de allergeringste, is haast belangwekkender dan de geschiedenis van een heel volk, vooral wanneer zij het resultaat is van de zelfstudie van de heldere geest, en wanneer zij geschreven is zonder de ijdele wens bewondering en sympathie te wekken. In die zin verwerpt Lermontow - zoals ook Symonds dat doet - de memoires van Rousseau. Dat is geen biecht, maar zelfverheerlijking. Waarom schonk Symonds zich de tijd zijn herinneringen op papier te zetten?
Symonds wilde het publiek (d.i. het nageslacht) opvoeden ten aanzien van de homoseksualiteit en een bijdrage leveren aan het onderzoek naar een verschijnsel dat nauwelijks was geanalyseerd maar door de samenleving werd bestraft en gevreesd (op sodomie stond indie tijd twee jaar dwangarbeid). Daarnaast wilde Symonds zijn comrades (in het jargon van Symonds is homoseksualiteit omschreven als comradeship) steunen. Met de kracht van zijn pen wilde hij zijn makkers doen beseffen dat zij - al waren zij paria's in de samenleving - niet alleen waren, dat anderen leden als zij deden en dat zij moesten vechten om de wereld tot tolerantie te dwingen. In dat opzicht is het geschrift van Symonds een ‘case history’. De schrijver meende dat speculatieve beschouwingen over de mogelijke oorzaken van homoseksualiteit uit den boze waren, het wetenschappelijk onderzoek moest worden gebaseerd op de sobere studie van individuele gevallen (en Symonds leverde zijn bijdrage aan de studie Sexual Inversion van Havelock Ellis).
In een meer persoonlijk opzicht zijn de memoires van Symonds geschreven vanuit een zucht naar zelf-analyse en bevrijding. De vragen die impliciet of expliciet terugkeren, zijn deze: Wie ben ik? Waarom ben ik zoals ik ben? Waarom keert de maatschappij zich tegen mij? Voor de auteur had het schrijven van zijn memoires een therapeutische functie. Maar hij slaagt er niet in zijn gespletenheid te helen. Vooral waar hij het morele domein betreedt, daar kiest hij voor zijn conditie woorden als abnormaal, onnatuurlijk, ongezond, enz.
Wat uiteindelijk overkomt uit deze memoires, is de wanhopige roep van een mens om hem het recht van bestaan te geven, zijn eigen individuele bestaan, en hem niet te vervolgen. Symonds' gechrift is de aangrijpende rechtvaardiging van het bestaan van een homoseksueel in een hardvochtig tijdperk, een apologia pro vita sua.
Deze memoires laten zich lezen als een ‘case history’ in de psychologie van de homoseksueel (en dat is dikwijls: de psychologie van de onderdrukte mens), en tegelijkertijd bieden zij een inzicht in de aard van het tijdperk waarin de auteur leefde. Maar daarnaast was Symonds een stilist en vooral de eerste hoofdstukken waarin de auteur zijn jeugd in Bristol beschrijft en vervolgens een beeld verschaft van zijn schooljaren in Harrow (hij haatte de befaamde ‘public school’), zijn van literair gehalte. De beschrijving van ervaringen uit de kindertijd dragen soms een proustiaans karakter.
In zijn memoires beschrijft Symonds zijn ontwikkeling van zwak kind naar ziekelijk-nerveuze jongeman. Hij is een dromer die de wilde activiteit van andere jongens mijdt, hij is introvert en afgetrokken, een jongen die ontvankelijk is voor de schoonheid van kunst en natuur. Vanaf zeer jonge leeftijd is hij gekweld door angstdromen en in de beschrijving van die dromen komt een ‘gothische’ fantasie tot uitdrukking. Hij wordt