Bzzlletin. Jaargang 13
(1984-1985)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Herman Vernout
| |
[pagina 37]
| |
Gistoux rentmeester van mijn verwaarloosde literaire landgoederen bezitter van een groote erotische bibliotheek auteur van groote gaven en... géén medicus’. Enkele weken daarvoor had hij al geschreven hoe heerlijk hij het op Gistoux had en hoe hard hij werkte aan de literatuur. Alles wijst erop dat de vriendschap bloeit in de park- en bosrijke omgeving van Gistoux. Slauerhoff noemt het ‘haast een eiland’ en een eiland belichaamde voor Slauerhoff een ideaal.
Du Perron en Slauerhoff zien elkaar regelmatig in de maanden die volgen. Eind augustus vertrekt Slauerhoff van Gistoux, richting Zuid-Frankrijk, als hij terugkeert naar Nederland doet hij Gistoux even aan. In Nederland gaat hij aan het werk als assistent aan een universitaire kliniek in Utrecht. De maanden december 1929-maart 1930 is Du Perron ook in Nederland en ze zoeken elkaar regelmatig op. In deze eerste maanden van 1930 klinkt in de brieven die Du Perron aan zijn vrienden schrijft, regelmatig een korzelige toon als hij het over Slauerhoff heeft. Hij heeft het erg moeilijk met de somberheid die in deze periode van Slauerhoff afstraalt. Daartegenover staat dat Slauerhoff op sommige momenten zeer aardig kan zijn voor Du Perron. Deze combinatie van uitersten is niets vreemds voor Slauerhoff, vooral niet gedurende periodes dat hij er fysiek slecht aan toe is. Hij had tijdens zijn reisje naar Zuid-Frankrijk een lichte vorm van geslachtsziekte opgelopen en deze enigszins verwaarloosd waardoor hij nog niet hersteld was toen hij in Utrecht aan het werk ging. Ook heeft hij veel last van astma. Deze - en andere - ziektes ondergaat Slauerhoff lijdelijk. Hij besteedt te weinig aandacht aan zijn eigen lichaam en verzwijgt meestal zijn ziektes tegenover vrienden. Hij is er doodsbang voor dat iets over zijn slechte gestel zal doordringen in de medische wereld. Voordat hij in 1925 naar Nederlands-Indië ging om twee jaar als scheepsarts langs de kusten van China, Japan, Korea en de Filippijnen te varen bij de Java-China-Japan lijn, had zich iets geopenbaard van zijn zwakke gestel. Het ontnam hem bijna de mogelijkheid om scheepsarts te blijven waarna hij toevlucht begon te nemen tot onderdrukking van alle kwalen. De medicijnen die werden gebruikt waren veelal opiaten waarvan het gewenningsgevaar groot is. Dit alles werkte uiteraard niet de stabiliteit in de hand. Het beeld van Slauerhoff dat Du Perron heeft opgebouwd, komt te wankelen. Er blijkt een onverklaarbaar verschil te kunnen bestaan tussen de schrijver en de persooh. Slauerhoff trekt zich niet op aan zijn literatuur maar zet zich er eerder tegen af, zoals hij zich tegen alles afzet in een moeilijke periode. Achteraf is dit destructivisme - dat ook in zijn literatuur voorkomt - te herkennen en te verklaren. Enkele tijdgenoten van Slauerhoff wapenden zich ertegen. Zo bleef Vestdijk op een dusdanig grote afstand dat Slauerhoff hem niet kon raken. Roland Holst bleef niet op afstand maar hij bezat de gave om op zo'n manier te reageren dat Slauerhoff zich niet tegen hem af kòn zetten. Hij kon de man wel van zijn literatuur losmaken en op pragmatische manier weerstand bieden wat Slauerhoff de mogelijkheid ontnam hem te treffen. Een van de duidelijkste voorbeelden hiervan vertelde Roland Holst in een van de radiogesprekken met Simon CarmiggeltGa naar eindnoot4.. Slauerhoff had enige tijd doorgebracht in het huisje van Roland Holst in Bergen toen deze met vakantie was. Bij terugkomst trof Holst een enorme janboel aan, het had weinig gescheeld of de zaak was in vlammen opgegaan. Holst: Ik was rázend. Ik heb Slauerhoff toen een brief geschreven, waarin ik hem uítmaakte... Hij ging er altijd groot op dat hij behoorde tot wat de Fransen noemen ‘Les poètes maudits’. Ik schreef: ‘Nou kan je alle mogelijke vrinden van je wijsmaken over je dichterschap, maar die poètemaudit-erigheid van jou, daar moet je mij niet mee aan de deur komen.’ Toen kreeg ik ook een woedende brief van Slauerhoff terug en ik heb hèm weer een woedende brief geschreven. Toen kreeg ik weer een woedende brief van hem terug. Ik weet het nog precies - toen, op een middag, 't was in het begin van het najaar en heel mooi weer en ik had een heel lange loop gemaakt, ik was in zee gaan baaien en ik kwam terug en heb onderweg een kop thee gedronken. Ik dacht: ‘Nou, ik ga een borrel drinken’ en ‘Waar maak ik me toch eigenlijk dik over? Dat huisje staat nog, ik zit erin, nietwaar? En tenslotte mag ik Slau eigenlijk heel graag.’ Dus toen heb ik hem een brief geschreven, ik geloof drie vellen vol, met de meest volslagen onzin, volkomen dadaïstische onzin. Het begon, als ik me goed herinner: ‘Slau heb je het verschrikkelijke nieuws gehoord? Uit Maastricht rukken de verenigde regenjassen op naar het Noorden...’ En er kwam in voor: ‘telefooncellen in een motregen van sperma...’ Enfin, dat ging maar door. Volslagen onzin. En toen heeft Slau - die ook wel een beetje op mij gesteld was - gedacht: ‘Hij is niet meer goed bij zinnen.’ Dus schreef hij mij een heel voorzichtig briefje: ‘Ik heb zo'n gevoel dat het niet erg goed met je gaat. Mag ik 'ns bij je komen?’ Toen is hij bij me gekomen en hebben we ons alle twee doodgelachen. Je moest met hem weten om te gaan... Du Perron kon dat niet op deze manier, misschien omdat hij trekjes van het destructivisme van Slauerhoff in zichzelf herkende. In Utrecht werkte het slechte humeur van Slauerhoff in ieder geval op hem in:Ga naar eindnoot5. ‘Die bittere humeuren werken dadelijk op mij in; ik word dan zelf ook stroef en onaangenaam...’. Du Perron wil daar echter niet aan toegeven omdat hij niet minder wil zijn dan zijn literatuur; de tegenovergestelde houding van Slauerhoff kan hij niet bevatten. De sombere buien van Slauerhoff trekken langzaam over en de toon van Du Perron in zijn brieven wordt weer net zo enthousiast als deze eerder was. Du Perron maakt nog de verhalenbundel Schuim en asch persklaar voordat hij teruggaat naar Gistoux. In juni zien ze elkaar alweer op Gistoux, Slauerhoff is dan in gezelschap van zijn toekomstige vrouw Darja Collin die hij kort daarvoor had leren kennen. In augustus treffen ze elkaar in Nederland: ‘Maar alles is tegengevallen, behalve het verblijf bij Slau, die zich in deze omstandigheden werkelijk als een voortreffelijk kameraad heeft leeren kennen.’ (brief aan V. v. Vriesland 11 aug. 1930; Du Perron voelde zich slecht en keerde snel terug naar Gistoux).
Het was in deze periode niet alleen Slauerhoff die op literair gebied profijt trok uit de vriendschap. Aan het einde van het jaar verschijnt in De Vrije Bladen (december 1930) Du Perrons ‘Gesprek over Slauerhoff’, misschien wel het meest programmatische stuk dat hij ooit over literatuur heeft geschreven. Onverholen spreekt hij zijn bewondering uit voor Slauerhoffs poëzie; het is literatuur zoals die wezen moet: groots, meeslepend en zo inhoudelijk dat de niet overal even strakke vorm van ondergeschikt belang wordt. Bij een grootheid als Slauerhoff tellen, volgens Du Perron, een aantal zwakkere gedichten niet in zijn nadeel. Hij bekijkt het gehele oeuvre en wil daarvan niets missen. Du Perron geeft toe dat hij af en toe overdrijft in de vergelijkingen die hij in het artikel trekt maar hij overdrijft bewust om het verschil aan te tonen tussen de literatuur die vanuit de mens komt en de literatuur die geconstrueerd is. Het ‘Gesprek over Slaurhoff’ is Du Perrons eigen tijdschrift, hij raakt er vrijwel alles in kwijt wat hij op dat moment over literatuur wil zeggen; geen wonder dat het enige moeite kost om het gepubliceerd te krijgen. Het ‘Gesprek over Slauerhoff’ bevatte in grote lijnen het programma van het tijdschrift Forum waarvan het eerste nummer bijna een jaar later (november 1931) het levenslicht zal aanschouwen. Slauerhoff zou geen redacteur worden van dit tijdschrift van Du Perron en Ter Braak. Achteraf bezien is dit niet zo verwonderlijk voor wie de literaire opvattingen van Slauerhoff kent. Hij heeft nauwelijks een programma als het om literaire voorkeuren gaat. Hij is er niet op uit om grote talenten te her- en erkennen, hij gaat bij het beoordelen vrijwel geheel gevoelsmatig te werk. Van juli 1930 tot maart 1935 recenseert hij boeken voor de letterkundige rubriek van de Nieuwe Arnhemsche Courant maar wat hij allemaal bespreekt, is zo uiteenlopend en het oordeel erover zo verschillend dat er geen touw aan vast is te knopen. De meest triviale werken kunnen hem laaiend enthousiast maken terwijl boeken van wat wij nu als grootheden beschouwen (bv. Döblin, Malraux) door hem betrekkelijk koel worden ontvangen. Heel in het kort komt het erop neer dat een doorleefde gebeurtenis, bij voorkeur romantisch van aard hem het meeste kan boeien; vooral enkele reisbeschrijvingen in deze categorie bekoren hem. Goed of slecht geschreven doet minder terzake. Du Perron kan weinig waardering opbrengen voor deze stuk- | |
[pagina 38]
| |
jes zoals uit diverse brieffragmenten blijkt. Hij vindt Slauerhoff niet de persoon om dit soort werk te doen. Dit en de steeds hechter wordende vriendschap met Ter Braak zullen ervoor gezorgd hebben dat Slauerhoff, die door Du Perron altijd beschouwd was als een zeer serieuze kandidaat voor een redacteurschap van een door hem op te richten tijdschrift - plannen daarvoor had Du Perron al in 1929, hij spreekt zelfs af en toe overeen tijdschrift voor Slauerhoff en hemzelf - nooit in de redactie van Forum is gevraagd, in de brieven aan Ter Braak wordt Slauerhoff nog wel tussen haakjes toegevoegd als mogelijke redacteur maar langzaam verdwijnt z'n naam geheel. Het spreekt wel vanzelf dat er werk van Slauerhoff in Forum wordt opgenomen en voordat het gepubliceerd wordt, is het meestal Du Perron die het persklaar maakt. Door de grote haast waarmee dit moest gebeuren en het feit dat Du Perron vaak buiten Nederland, waar het tijdschrift gedrukt werd, zat, werd de tekst nogal eens verminkt gepubliceerd. In de Bzztôh uitgaven van Slauerhoffs proza, de uitgaven die geheel opnieuw werden verzorgd door Kees Lekkerkerker, is in de verantwoordingen de nodige informatie hieromtrent te vinden. In de hele manier waarop beide vrienden over literatuur denken, zit opnieuw een kern van het conflict dat ze later uit elkaar zal drijven. Du Perron volgde zeer consequent zijn programma en verwachtte van een van zijn grootste idolen op dit gebied dat ook hij tenminste de ‘echte’ literatuur van de kitsch zou kunnen onderscheiden. Maar het oordeel van Slauerhoff over literatuur bleek net zo wispelturig als zijn humeur. Hij kan niet kiezen voor een bepaald programma, zeker niet als hij daarbij het idee krijgt dat hem iets wordt opgedrongen, dat hij wordt ingedeeld. Hij houdt vast aan zijn eigen, dualistische manier van denken. In dit verband is de houding van Slauerhoff tegenover het tijdschrift Forum typerend. Verschillende keren zorgt hij voor grote opschudding binnen het Forum-circuit. In maart 1933 krijgt hij het aan de stok met Forum over twee verhalen van hem die Menno ter Braak weigert te plaatsen, enkele maanden later is het mis als Slauerhoff aan een van de erkende Forumvijanden Henri Borel een briefje stuurt waarin hij hem bedankt voor een goede recensie over Het verboden rijk en de finale volgt eind 1934 met het conflict rond redacteur Victor van Vriesland. Tussendoor spelen nog enkele kleinere zaken. Ieder conflict wordt in lange brieven door alle betrokkenen en niet-betrokkenen besproken en zeer principieel opgenomen. Gedurende deze correspondenties ontstaat nogal eens verwarring over de juiste gang van zaken. Het is vooral het opblazen van deze zaken tot een principieel conflict waar Slauerhoff zich tegen afzet. Hij behoort niet tot het soort literatoren dat zich in een fort verschanst (of in een ivoren toren) om van daaruit de boze buitenwereld te onderwijzen welke literatuur echt is en welke onecht. Als hij boos is, gooit hij een paar eieren tegen de muur waarna hij wegloopt zonder de rommel op te ruimen. Toch keert hij telkens terug omdat hij behoefte heeft aan het culturele contact dat hij tijdens zijn reizen rond de wereld zo mist. Zoals Du Perron tegenover zijn moeder in 1929 op Gistoux het gedrag van Slauerhoff relativeerde door zelf bewust iets minder nette manieren bij het eten te tonen dan hij normaal deed, zodat de slordige manieren van Slauerhoff minder opvielen, relativeert hij in de conflicten met de Forum-groep het gedrag van Slauerhoff door hem tegenover derden in principe gelijk te geven met de toevoeging dat zijn manier van handelen onverteerbaar is. Als Du Perron hem in de Borelzaak zelfs niet in principe gelijk kan geven, stuurt Slauerhoff hem een briefje met uitleg waarmee Du Perron de zaak voor gesloten verklaart. Du Perron is voor Slauerhoff de verbinding met de literaire wereld, een van de weinige literatoren waarmee hij enige verwantschap voelt.
Du Perron en Slauerhoff zien elkaar na 1930 onregelmatig. In de zomer van 1931, als Slauerhoff na een ernstige ziekte probeert te herstellen, zoekt Du Perron hem enkele keren op in Den Haag en Scheveningen en eind oktober begeleidt hij Slauerhoff tot Keulen als deze op weg is naar het kuuroord Merano. Als Slauerhoff in september 1932 weer gaat varen (op Afrika) stuurt hij Du Perron een briefkaart ‘en een pak enveloppen om te vullen en na te zenden’.Ga naar eindnoot6. Lange tijd zien ze elkaar niet. Slauerhoff vaart, trekt daarna naar Spanje en vervolgens naar Marokko en Du Perron zit volop verwikkeld in familiezaken na de dood van zijn moeder. Pas in augustus 1934 ontmoeten ze elkaar weer in Tanger, waar Slauerhoff dan een praktijk heeft. Het initiatief voor deze ontmoeting gaat vooral van Slauerhoff uit: hij voelt zich eenzaam (en onzeker en ziek) in Tangeren hij verlangt erg naar de komst van Du Perron en zijn vrouw. Hij stelt Du Perron zelfs voor om ook daar te komen wonen. De vriendschap bloeit in Tanger opnieuw op. Zowel Du Perron als zijn vrouw zijn enthousiast over hem; ‘Ik vind hem zoo menschelijk en aardig als hij nog nooit was (...) en voor ons was hij als gastheer alleraardigst. Bep, die hem alleen uit verhalen kende heeft een reëele sympathie voor hem opgevat’Ga naar eindnoot7.. Slauerhoff geeft zijn praktijk in Tanger op en reist via Madrid (waar hij enige tijd bij Flaes - F.C. Terborgh - verblijft) naar Parijs waar hij op 8 of 9 november aankomt. Hij lucht tegenover Du Perron zijn hart over Forum en met name over Forum-redacteur Victor van Vriesland. Du Perron schrijft onmiddellijk een brief aan Ter Braak (10 november 1934): ‘Slau is hier en sprak gisteren heel kwaad over Vic, zei dat hij eig. als eisch zou willen stellen dat Vic uit de redactie verwijderd werd om verder mee te werken aan Forum. Hij vindt Vic een kulvent, als kritikus onbetrouwbaar sinds zijn gezwam over allerlei snert in de N.R.C., als redacteur van een luiheid die ergerlijk is, en tenslotte vindt hij dat Vic niets vertegenwoordigt (...) Ik moet je zeggen dat ik het persoonlijk objectief beschouwd totaal met hem eens ben (ondanks het zwakje dat ik ergens nog heb voor Vic) (...) There is something rotten in Forum, en een buitenstaander als Slau ziet dat eig. het best’. Met deze uitspraken is het zaad gestrooid voor de definitieve breuk tussen Du Perron en Slauerhoff en komt het tijdschrift Forum een stukje dichter bij de ondergang. Zoals al zo vaak is gebeurd in de vriendschap tussen Du Perron en Slauerhoff doet de laatste een aantal uitspraken waar Du Perron het niet oneens mee kan zijn waarna Du Perron ze in alle oprechtheid probeert te verklaren en uit te leggen. Slauerhoff heeft aan dit laatste geen enkele behoefte, hij verlangt van Du Perron dat hij niet alles verklaart en uitlegt maar dat hij zijn woorden in handelen omzet. Zo hebben ze totaal verschillende verwachtingen van elkaar terwijl ze al jaren weten dat deze verwachtingen niet uit zullen komen. Het zijn in wezen antipoden maar ze oefenen een sterke aantrekkingskracht op elkaar uit omdat ze elkaar aanvullen. Slauerhoff blijft ongeveer een week in Parijs. Hij legt enorm beslag op de tijd van Du Perron, iets waar de laatste niet goed tegen kan omdat hij zijn tijd hard nodig heeft om Het land van herkomst af te maken. Behalve over Forum praten ze veel over Slauerhoffs toekomst die nogal uitzichtloos is na het opheffen van de praktijk in Tanger. Half januari, na een bezoek aan Nederland, keert Slauerhoff terug in Parijs. Tot de tweede week van maart, als Slauerhoff Parijs definitief verlaat, doet hij vrijwel niets anders dan praten met Du Perron over de Victor van Vriesland-kwestie, Forum, de literatuur en zijn persoonlijke omstandigheden. Du Perron schrijft in deze periode de laatste woorden van Het land van herkomst en het komt hem lang niet altijd goed uit - ook omdat zijn vrouw zwanger is - dat Slauerhoff de deur bij hem plat loopt. Als Slauerhoff naar Nederland terugkeert, is de vriendschap nog niet definitief beëindigd. Slauerhoff verblijft enige tijd bij Roland Holst in Bergen. Een uitgebreide briefwisseling tussen Du Perron en Slauerhoff moet in deze tijd hebben plaatsgevonden. In deze brieven, die zoals vrijwel de gehele correspondentie Du Perron-Slauerhoff verloren zijn gegaan, moeten vele persoonlijke verwijten aan elkaar hebben gestaan. De zus van Slauerhoff, mevrouw A.C. Buwalda-Slauerhoff, vertelde in het VPRO radioprogramma ‘Boeken’ van 8 januari jl. dat zij na de dood van Slauerhoff een brief van Du Perron aan hem verscheurde vanwege de onverkwikkelijke inhoud en Vestdijk schrijft in Gestalten tegenover mij (p.32) dat hij ‘met het oog op nabestaanden geen volledigheid kan betrachten’ wat betreft het eindconflict tussen Du Perron en Slauerhoff. Uit biografisch oogpunt is het uiteraard spijtig dat naar deze persoonlijke verwijten alleen maar gegist kan worden. Uit de brieven van Slauerhoff en Du Perron aan derden worden we over de inhoud hiervan niet veel wijzer. Het complete verhaal zou vermoedelijk goed zijn voor enkele pagina's | |
[pagina 39]
| |
stof voor de roddelbladen want als er met modder moest worden gegooid, deden beiden niet voor elkaar onder, hoe verschillend hun karakters ook mochten zijn. Du Perron vat in een brief van 3 mei 1935 de manier van dicussiëren met Slauerhoff nog eens samen: ‘Mijn fout tegenover Slauerhoff is dat ik hem toch nog au sérieux neem. Hij ontwijkt alle argumenten waar hij niets tegenover kan stellen, en komt dan aangezet met nieuwe grieven. (...) Ik had, net als Jany indertijd, gewoon een onzinbrief moeten sturen, maar daar is het nu te laat voor.’ Een paar dagen later schrijft Slauerhoff aan Terborgh over Du Perrons manier van discussiëren: ‘Verder de neiging à tout prix gelijk te willen krijgen en elk geschil in eindeloze brieven uit te zoeken’.Ga naar eindnoot8.
Vermoedelijk hebben Du Perron en Slauerhoff elkaar niet meer gezien na deze verwikkelingen. Slauerhoff begint op 17 mei 1935 weer aan een zeereis, is van 11 tot 15 juli in Nederland en vertrekt dan weer. In februari 1936 keert hij terug in Nederland, hij heeft zijn laatste zeereis niet kunnen voltooien vanwege een nieuwe ziekte. Hoewel ze elkaar dus niet meer zien, zijn ze elkaar niet vergeten. Roland Holst, een van de weinigen waarmee Slauerhoff in 1935 en 1936 nog een intensief contact heeft, is de verbinding tussen de voormalige vrienden. Du Perron doet via Roland Holst een toenaderingspoging maar Slauerhoff laat weten dat hij geen belangstelling heeft voor een nieuwe ontmoeting met Du Perron (eind 1935). Integendeel, aan Roland Holst schrijft hij dat het ‘fini’ moet zijn met Du Perron en ook in deze tijd schrijft hij het inmiddels beruchte sonnet over Du Perron dat door de samenstellers van de Verzamelde Werken niet geschikt werd bevonden voor opnameGa naar eindnoot9.. Du Perron kreeg dit sonnet pas in maart 1938 onder ogen, hij vindt dat ook deze kant van Slauerhoff in de Verzamelde Werken vertegenwoordigd mag zijn. Het sonnet had al tijdens Slauerhoffs leven gecirculeerd. Het is vrij zeker dat Slauerhoff het aan F.C. Terborgh stuurde, getuige de volgende aantekening: ‘Heb me zeer geamuseerd over het sonnet. Begrijp heel goed wat je tegen Du P. hebt - hetzelfde wat me in al de Parijsche hoofdstukken in het Land van Herkomst heeft gehinderd. Het zichzelf hoe langer hoe belangrijker vinden bij gebrek aan werkelijke serieuze bezigheden is het groote gevaar van talenten, die niet creatief genoeg zijn om daarmee hun tijd te vullen’. Dit citaat zou ‘Uit een brief van R. Flaes aan S. 25 febr. 1936 (Madrid)’ komen, zoals er onder vermeld staatGa naar eindnoot10.. Er moet in de voorafgaande periode iets gebeurd zijn dat Slauerhoff heeft doen besluiten de draad van de vriendschap niet opnieuw op te nemen. Het meest waarschijnlijk lijkt dat Du Perron iets persoonlijks over Slauerhoff heeft doorverteld (uit de zeer spaarzame opmerkingen die Slauerhoff in brieven aan Feriz, Roland Holst en Flaes hierover maakt, zou men kunnen afleiden dat het iets te maken had met de sluimerende geslachtsziekte van Slauerhoff met op de achtergrond een vrouwengeschiedenis, maar, zoals gezegd, het blijft voorlopig bij gissen) vlak voor- of nadat Slauerhoff uit Parijs was vertrokken. Als Slauerhoff ergens mee te treffen was, dan was het met het praten over zijn gezondheid en gezien de felle reactie van Slauerhoff, lijkt het erop dat Du Perrons ‘overtreding’ op dit vlak heeft gelegen. Het plaatst ook het dreigement van Slauerhoff dat hij privézaken uit de correspondentie met Du Perron openbaar zal maken (eind maart 1935) in een logischer daglicht. Maar over het geheel bezien lijkt het meer op de beroemde druppel die de emmer doet overlopen. Du Perron kon zich tegenover het onberekenbare karakter en de pesterijen van Slauerhoff handhaven zolang ze niet al te persoonlijk bedoeld waren of zolang ze verklaarbaar waren. In Parijs werd Du Perron echter wel persoonlijk getroffen vooral omdat hij zijn tijd nodig had om Het land van herkomst af te maken, iets wat Slauerhoff op vele manieren heeft geprobeerd te verhinderen. In dat licht bezien, is het begrijpelijk als Du Perron wat terug heeft willen doen. Zowel Du Perron als Slauerhoff blijven aan Roland Holst over elkaar schrijven. Slauerhoff lijkt eerder te berusten in de breuk dan Du Perron die tot op het laatste moment probeert de zaak uit te praten. Pas in een brief van 17 september 1936, enkele weken voor de dood van Slauerhoff, schrijft Du Perron aan Marsman dat hij zich definitief gebrouilleerd heeft met Slauerhoff vanwege ‘een zóó prollig en ploertig briefje (...) dat ik er wel een eind aan heb moéten maken’. Zelfs Roland Holst, een van de heel weinigen die een kalmerende invloed kon hebben op Slauerhoffs doen en laten, was er niet in geslaagd om ze iets nader tot elkaar te brengen. Het conflict en de lange nasleep ervan doen echter niets af aan de oprechtheid van de vriendschap en het belang ervan voor de literatuur van beiden. |
|