| |
| |
| |
R.D.H. Stufkens
‘Perchevael’: de rode ridder
Aan het begin van de MoriaenGa naar eindnoot1. een Middelnederlandse Arturroman die is opgenomen in de zogenaamde Haagse Lancelot-compilatieGa naar eindnoot2., wordt Arturs hof opgeschrikt door de komst van een zwaar gewonde ridder. Walewein, een van de vooraanstaande ridders van Arturs Tafelronde, slaagt erin deze ridder met behulp van een kruid (een fraai voorbeeld van middeleeuwse homeopathie!)Ga naar eindnoot3. te genezen. De ridder vertelt dan dat hij gedurende de laatste zeven jaar met roof in zijn onderhoud heeft moeten voorzien, totdat hij drie dagen geleden een ridder tegenkwam in wie hij zijn meerdere moest erkennen en door wie hij vervolgens naar Arturs hof is gestuurd. Hoe zijn naam is, weet hij niet, maar wel dat zijn paard en wapenrusting rood waren en dat hij duidelijk een Welshman was. Voor koning Artur is dit voldoende om te weten dat het Perchevael geweest moet zijn, Perchevael die Arturs hof verlaten heeft om de graal en de lansGa naar eindnoot4. te gaan zoeken. Dit gebeuren is aanleiding om een ‘queeste’, een zoektocht, naar Perchevael te organiseren. Wanneer Keye, de hofmaarschalk van koning Artur, aanbiedt Perchevael te gaan zoeken en terug te brengen naar het hof,
herinnert Artur hem er fijntjes aan dat hij dat al eens eerder geprobeerd heeft en dat hij die mislukte poging met een gebroken borstbeen heeft moeten bekopen. Uiteindelijk zullen Walewein en Lancelot de queeste ondernemen.
In deze openingsscène van de Moriaen herkennen we enkele passages van Le Conte du Graal (of Perceval)Ga naar eindnoot5. van Chrétien de Troyes, een Oudfranse Arturroman-in-verzen die hij na 1181 begonnen is, maar niet heeft afgemaakt. In Le Conte du Graal maken we voor het eerst kennis met Perceval. Hij groeit op bij zijn moeder, de weduwe van het eenzame woeste woud, ver van het ridderlijk hof. Als het aan haar ligt, zal dat ook zo blijven, want zij heeft al twee zoons door het ridderbedrijf verloren èn haar man die uit verdriet hierover is gestorven. Als Perceval echter op een dag vijf ridders ontmoet, wil ook hij - tot verdriet van zijn moeder - ridder worden. Zijn moeder adviseert hem o.a. om aan de koning een wapenrusting te vragen, zij kan hem die niet geven. Slecht voorbereid op het leven van een ridder aan het hof van Artur arriveert Perceval in Cardoeil, waar Artur hof houdt. Hij ziet juist een gewapende ridder in een schitterende rode wapenrusting, een gouden beker in de rechterhand, de poort uitkomen. Aan de koning zal hij om die wapenrusting vragen. Als Artur niet onmiddellijk bereid blijkt om hem tot ridder te slaan - Artur is namelijk kwaad omdat de Rode Ridder hem zijn gouden beker heeft ontstolen en daarbij wijn over de koningin heeft gemorst - vraagt Perceval hem om de wapenrusting van de Rode Ridder. Hij wil een Rode Ridder zijn. Keye drijft de spot met Perceval en raadt hem aan die wapenrusting dan maar zelf te gaan halen. Perceval
slaagt er inderdaad in om in een overigens weinig ridderlijk gevecht - Perceval kent immers de gedragscode van ridders nog niet - de Rode Ridder met een werpspies te doden en zijn wapenrusting te bemachtigen. Wanneer later door Perceval overwonnen ridders aan Arturs hof verschijnen, zeggen zij te zijn gestuurd door de ridder wiens wapenrusting rood is.
Perceval, tijdens zijn eerste bezoek aan de Graalburcht, ziet de Graalprocessie en verzuimt te vragen wie met de Graal bediend wordt. Naar een Noordfrans hs. 1274. (Paris, BN, MS Fr. 342 f. 84 v).
Voordat Perceval aan het hof van Artur terugkeert, zal hij o.a. door een edelman, Gornemant van Gorhaut, onderricht worden in ridderlijkheid, de jonkvrouw Blanchefleur hulp bieden en ontvangen worden door de Visserkoning, heer van de Graalburcht. Tijdens zijn verblijf in de Graalburcht is Perceval getuige van een stoet van enkele schildknapen en jonkvrouwen die een witte lans waarvan uit de punt een druppel bloed druppelt, kandelaars met brandende kaarsen, de graal en een zilveren schotel dragen. Hij verwondert zich daar zeer over, maar laat na om naar de betekenis ervan te vragen, omdat Gornemant hem geadviseerd heeft vooral niet te veel te spreken. Later wordt hem verteld door een jonkvrouw dat hij juist door niet naar de betekenis te vragen van wat hij zag, de oorzaak zal zijn van veel onheil voor hemzelf en anderen. Op dit moment vernemen we ook zijn naam: Perceval de Welshman. Vanaf nu kent Perceval nog maar één verlangen: de Graalburcht vinden en het mysterie van de graal ontsluieren. Vrij kort hierna keert Perceval terug aan het hof van Artur.
De wijze waarop Perceval terugkeert aan het hof, is tamelijk opmerkelijk. Koning Artur heeft besloten om Perceval te gaan zoeken, onder de indruk als hij is van Percevals daden waarvan hij hoort van de ridders die door Perceval naar zijn hof zijn gestuurd. Met een groot gevolg verlaat hij Carlion om tegen de avond zijn tenten op te slaan aan de rand van een woud. De volgende morgen - het heeft zwaar gesneeuwd - komt toevallig Perceval op de tenten afgereden als hij wordt afgeleid door overvliegende ganzen, waarvan er een dooreen valk aangevallen wordt en op de grond terecht komt. Perceval rijdt erheen, maar de gans is inmiddels weggevlogen. Wel ziet hij drie druppels bloed in de witte sneeuw die hem aan zijn vriendin Blanchefleur doen denken, waarover hij in diep gepeins verzonken raakt. Als Artur op de aanwezigheid van de ridder wordt geattendeerd, verzoekt hij Sagremor, een van zijn ridders, de ridder naar hem toe te brengen. Sagremor slaagt daarin niet, hij wordt door de ridder van zijn paard gestoten. Dan mag de spottende en snoevende Keye het proberen, maar ook hij slaagt niet. Hij moet zijn bruuske optreden met een ontwricht sleutelbeen en een gebroken arm bekopen. Ten slotte lukt het Walewein door zijn hoofs optreden de ridder, van wie nu blijkt
| |
| |
dat het Perceval is, naar Artur te brengen. Gezamenlijk keren ze terug naar Carlion om er een groot feest te organiseren ter ere van Perceval.
De Heilige Graal verschijnt in een visioen aan Artur en de ridders van de Tafelronde (MS Fr. 112 f. 5, BN, Paris).
Aan deze gebeurtenissen die wij beschreven vinden in de Perceval van Chrétien de Troyes, moet Artur gedacht hebben in de openingsscène van de Moriaen. Dat geldt niet alleen voor Artur, maar ook voor het - overigens luisterende - publiek van de dertiende en veertiende eeuw dat die verwijzingen naar de Perceval ongetwijfeld heeft herkend. Dat publiek moeten we vermoedelijk aan adellijke hoven zoekenGa naar eindnoot6.. Het vervaardigen van een perkamenten handschrift was immers een kostbare aangelegenheid, waardoor een middeleeuws dichter afhankelijk was van een rijke opdrachtgever. Zo schrijft bijvoorbeeld Chrétien de Troyes zijn Lancelot in opdracht van gravin Marie de Champagne, zijn Perceval in opdracht van graaf Filips van Vlaanderen. Bij ons schrijft Jacob van Maerlant zijn Graal-Merlijn-roman in opdracht van Albrecht van Voorne. We mogen veronderstellen dat het publiek vertrouwd was met Arturromans. Zo wordt er bijvoorbeeld, in 1278 in Noord-Frankrijk een groots toernooi georganiseerd in een volledig Arturiaanse entourageGa naar eindnoot7.. Als bij ons Jacob van Maerlant in zijn Spiegel historiael, een geschiedkundig werk dat hij begon na 1284 en opdroeg aan Floris V, het bestaan van ridders als Percheval, Lancelot, Acgravain en Bohort naar het rijk der fabelen verwijstGa naar eindnoot8., veronderstelt dat kennis bij zijn publiek van deze ridders. ‘De Arturroman als genre wordt gekenmerkt door onuitputtelijke variaties op een aantal vaste thema's.’Ga naar eindnoot9. De middeleeuwse dichter van Arturromans sluit zich aan bij bestaande tradities in de Arturromans. Dat maakt herkenning door het luisterend publiek gemakkelijker mogelijk en ook waarschijnlijker.
Artur herkent in de beschrijving van de Rode Ridder Perchevael (de Middelnederlandse spelling voor Perceval), die op zoek is naar de graal en de lans. Perchevael als graalridder, zoals hij bedoeld is in de Perceval en zoals we hem ook tegenkomen in andere werkenGa naar eindnoot10.. Wanneer we nu de Middelnederlandse PerchevaelGa naar eindnoot11. gaan lezen, die in de Haagse Lancelotcompilatie aan de Moriaen voorafgaat, verwachten we uiteraard daarin Perchevael als graalridder aan te treffen en de hierboven beschreven passages uit de Perceval terug te vinden. Daarin komen we echter bedrogen uit. In de Perceval staat Perceval alleen in het eerste gedeelte (ruim 4600 verzen) centraal en wordt in het tweede gedeelte de focus gericht op Walewein. Als het verhaal na ruim 9200 verzen plotseling afbreekt, is de aandacht nog steeds gericht op Walewein. Van Perceval vernemen wij tussentijds in een korte passage slechts dat hij, na vijf jaar rondgezworven te hebben, tot inkeer komt bij een kluizenaar.
Opmerkelijk nu is, dat we in de Middelnederlandse Perchevael alleen de avonturen van Walewein uit de Perceval weergegeven vinden en niet die van Perceval. Nu schijnt er in de Nederlanden een bijzondere belangstelling voor de Walewein-figuur bestaan te hebben. Het lijkt aannemelijk dat de mondelinge overlevering daartoe bijgedragen heeftGa naar eindnoot12.. Toch kan dat niet de reden zijn om de avonturen van Perceval achterwege te laten. De reden moet eerder gezocht worden in het feit dat de Perchevael opgenomen is in de Haagse Lancelot-compilatie. Van deze compilatie wordt de kern namelijk gevormd door een rijmvertaling van de Oudfranse trilogie (in proza!) Lancelot (de liefdesgeschiedenis van Lancelot en koningin Guenièvre),
| |
| |
La Queste del Saint Graal (de zoektocht naar de graal) en La Mort de roi Artu (de ondergang van koning Artur)Ga naar eindnoot13.. In deze omvangrijke trilogie, die ontstaan is tussen 1215 en 1230, is niet Perceval de graalridder, maar Galaad, de zoon van Lancelot. Weliswaar zal Perceval Galaad op zijn graalqueeste begeleiden, maar de graal blijft voorbehouden aan Galaad. Er zijn meer verschillen. In de Perceval had Perceval twee broers, maar die zijn beiden gestorven. In de Lancelot-Queste-Mort blijkt Perceval een broer Agloval te hebben. Gaat in de Perceval Perceval uit eigen beweging naar Arturs hof, in de Lancelot-Queste-Mort wordt hij door Agloval aan Arturs hof geïntroduceerd. Wanneer nu de compilator van de Lancelot-compilatie de PercevalGa naar eindnoot14. wil opnemen in zijn compilatie, zal hij de tegenstrijdige tradities met
elkaar in overeenstemming moeten zien te brengen. Op ingenieuze wijze slaagt hij daarin door het eerste gedeelte van de Perceval met Perceval als hoofdfiguur achterwege te laten en alleen de avonturen van Walewein op te nemen. We zullen Perchevael in de Middelnederlandse Perchevael nog wel tegenkomen, maar dan niet in avonturen die ontleend zijn aan de Perceval. De avonturen van Walewein worden in de compilatie overigens verkort weergegeven, een verschijnsel dat we bij meer in de Lancelot-compilatie geïnterpoleerde Arturromans waarnemenGa naar eindnoot15..
De Graalprocessie, naar een vroeg 14e eeuws handschrift (Paris, BN, MS Fr. 12577, f. 84).
Chrétien de Troyes heeft zijn Perceval niet afgemaakt. De reden daarvoor is niet bekend, wellicht heeft zijn dood hem dat verhinderd. Anderen hebben dat wel gedaan: in de eerste decennia van de dertiende eeuw verschijnen er vier vervolgen op de PercevalGa naar eindnoot16.. In het eerste vervolg, de eerste anonieme Continuation-Perceval, krijgen vrijwel uitsluitend de avonturen van Walewein een vervolg, in de overige drie staat Perceval centraal. Het kan geen toeval zijn dat de bewerker van de Middelnederlandse Perchevael juist van het eerste anonieme vervolg gebruik maakt om zijn Perchevael af te ronden: daarin staan immers avonturen van Walewein centraalGa naar eindnoot17.. Bovendien bereikt hij daarmee dat de Perchevael een afgerond geheel vormt. De Perchevael begint daar waar wij met onze samenvatting van de Perceval gestopt zijn. Arturs hof leeft drie dagen in de roes van Perchevaels terugkeer. Op de derde dag wordt het hof opgeschrikt door de komst van een uitermate lelijke jonkvrouw die Artur en zijn ridders een aantal gevaarlijke avonturen noemt. Een groot aantal ridders verlaat Arturs hof om die avonturen te gaan beproeven. Onder hen ook Walewein die door Ginganbrisiel is uitgedaagd voor een tweegevecht
in Scaveloen. Wanneer deze avonturen hun oplossing hebben gevonden, wanneer Walewein uiteindelijk zijn tweekamp in Scaveloen gestreden heeft, keren de ridders terug naar Arturs hof. Arturs hof als begin- en eindpunt van een aantal avonturen, een bekend gegeven in ArturromansGa naar eindnoot18..
Voordat we nog wat dieper ingaan op de verhouding tussen de Perceval en de Perchevael, geven we nu eerst de inhoud van de Perchevael. Gemakshalve hebben wij deze in episodes verdeeld.
episode 1 (vss. 36951-37101)Ga naar eindnoot19.
Een lelijke jonkvrouw heeft aan Arturs hof ridders die avontuur willen zoeken, gewezen op het kasteel Orglieus en op de berg te Montesclare als plaatsen waar avontuur te vinden is. Walewein besluit de jonkvrouw van MontesclareGa naar eindnoot20. te hulp te schieten, Ywein zal naar kasteel Orglieus gaan, Keye en Acgravain naar het kasteel Doloreus. Perchevael vertrekt zonder een vast doel. Juist als de ridders willen vertrekken, verschijnt aan het hof Ginganbrisiel die Walewein uitdaagt voor een tweegevecht in Scaveloen, omdat Walewein zijn heer heeft gedood. Walewein geeft aan de uitdaging gevolg, andere ridders zullen naar Montesclare gaan. (Afwisselend vernemen we nu van de avonturen van de verschillende ridders. Op knappe wijze laat de bewerker verschillende Arturridders samenkomen, in hun opdracht slagen en tussentijds terugkeren naar Arturs hof, waardoor ook Artur op de hoogte blijft van de gebeurtenissen.)
episode 2 (vss. 37102-37584)
Op zijn tocht naar Scaveloen komt Walewein langs Tintavel, waar een toernooi gehouden wordt tussen ridders van Tybaut van Tintavel en die van Meliandelijs, de minnaar van de oudste dochter van Tybaut. Het jongste dochtertje van Tybaut neemt het op voor Walewein als die door haar oudere zuster bespot wordt. Walewein besluit zich afzijdig van het toernooi te houden, bang als hij is anders niet op tijd in Scaveloen te arriveren. Uiteindelijk zal Walewein omwille van het jongste dochtertje van Tybaut, de ‘jonkvrouw met de kleine mouwtjes’, toch aan het toernooi deelnemen, haar teken ‘een rode mouw’ dragen en als overwinnaar uit het toernooi te voorschijn komen. Dan maakt Walewein zijn naam bekend. Hij neemt afscheid en vertrekt richting Scaveloen.
episode 3 (vss. 37585-37853)
Ondertussen zijn Keye en Acgravain op zoek naar kasteel Doloreus, als zij een jonkvrouw ontmoeten die hen erheen kan brengen. De volgende dag ontmoeten zij twee ridders tegen wie zij het op moeten nemen. Als de twee ridders steun krijgen, moeten Keye en Acgravain het onderspit delven en worden ze gevangen genomen. Op weg naar kasteel Doloreus komt Perchevael hen tegemoet, die hen weet te bevrijden. In de daarop volgende strijd tegen de kasteelheer van Doloreus weten Perchevael, Keye en Acgravain de overwinning te behalen.
episode 4 (vss. 37854-38004)
Ywein en Gariet zijn op zoek naar kasteel Orglieus, als ze een dwerg ontmoeten. Deze dwerg brengt hen niet alleen naar het kasteel, maar zegt hen ook wat hen te wachten staat. Als zij voor de toren van het kasteel verschijnen, worden zij tegemoet getreden door twee ridders met wie zij moeten strijden. Op de kantelen zien jonkvrouwen met rose hoeden toe. Steeds als twee ridders zijn uitgeschakeld, verschijnen er opnieuw twee ridders met wie strijd geleverd moet worden. Tussendoor krijgen Ywein en Gariet de rose hoeden aangeboden van de jonkvrouwen van wie de ridders door hen overwonnen zijn. Uiteindelijk worden zij tegen de avond door een overmacht van zestig ridders gevangen genomen en in het kasteel gevoerd.
episode 5 (vss. 38005-38133)
Mordret en Griflet, op weg naar Montesclare, horen van een kluizenaar dat de jonkvrouw van Montesclare belegerd wordt door een tiran die haar tegen haar wil tot vrouw wil nemen. Wie hem weet te overwinnen, zal het zwaard met de vreemde ringen bemachtigen. Na een overnachting in een klooster bereiken
| |
| |
Mordret en Griflet Montesclare, waar ze vrij snel overmeesterd en gevangen genomen worden.
episode 6 (vss. 38134-38229)
Perchevael, Keye en Acgravain horen als ze Doloreus verlaten hebben, dat Ywein en Gariet gevangen zitten in kasteel Orglieus. Zij gaan erheen en weten uiteindelijk Ywein en Gariet te bevrijden. De overwonnenen begeven zich, zoals gebruikelijk, naar Arturs hof.
episode 7 (vss. 38229-38710)
Na een mislukte achtervolging van een witte hinde ontmoet Walewein in het bos bij Scaveloen de koning van deze stad, die Walewein naar zijn zuster in het kasteel laat brengen met de opdracht goed voor hem te zorgen. Een ridder die Walewein en de jonkvrouw van het kasteel bespiedt, herkent Walewein als de moordenaar van haar vader en mobiliseert de burgerij. Walewein en de jonkvrouw krijgen het zwaar te verduren. Ginganbrisiel die bij het kasteel verschijnt, doet tevergeefs een beroep op de burgers om te stoppen. Slechts de koning zelf kan een einde maken aan de bestorming door de burgers. Deze bevindt zich nu in een penibele situatie: hij heeft Walewein een vrijgeleide geboden, anderzijds kwam Walewein naar Scaveloen om een tweekamp met Ginganbrisiel te houden. De koning krijgt het advies om de tweekamp een jaar uit te stellen en Walewein de opdracht te geven in de tussentijd de witte bloedende lans te zoeken. Walewein gaat daarmee akkoord, op voorwaarde dat hij eerst de jonkvrouw van Montesclare kan gaan bevrijden. Walewein stuurt zijn schildknapen nu terug naar Arturs hof, waar zij Artur over Waleweins avonturen informeren.
episode 8 (vss. 38711-38991)
Walewein bereikt de kluizenaar bij wie eerder Mordret en Griflet geweest zijn. Van hem verneemt Walewein de geschiedenis van de jonkvrouw van Montesclare en dat er inmiddels twee ridders gevangen genomen zijn. Wanneer Walewein de volgende dag Montesclare bereikt, is hij juist op tijd om zijn broer Mordret en Griflet te redden van de galg. Toch krijgen zij het zwaar te verduren tegen de overmacht van de tiran.
episode 9 (vss. 38992-39137)
Als Perchevael, Ywein, Gariet, Keye en Acgravain kasteel Orglieus verlaten hebben, vernemen ook zij van een kluizenaar dat Mordret en Griflet bij Montesclare gevangen genomen zijn. Zij begeven zich naar Montesclare, weten Walewein, Mordret en Griflet te ontzetten en gezamenlijk de overwinning op de tiran te behalen. Walewein verkrijgt het zwaard met de vreemde ringen. De volgende morgen gaat Walewein op zoek naar de graal en de lans, de anderen keren terug naar Arturs hof.
episode 10 (vss. 39138-40787)
Bij het betreden van de paden van Galoye wordt Walewein door een gewonde ridder voor dat gebied gewaarschuwd. Walewein ontmoet er een slechte jonkvrouw met wie hij bij de gewonde ridder terugkeert. Walewein geneest hem, maar dan steelt hij Waleweins paard, Gringolet. De ridder blijkt Gregorias te zijn die ooit door Walewein is gestraft voor het feit dat hij een jonkvrouw slecht behandelde. Na een overnachting bij een veerman bereikt Walewein een schitterend kasteel, waar hij zich op een gevaarlijk bed moet verdedigen tegen een aanval met allerlei pijlen en een leeuw. Als Walewein deze aanval doorstaat, is hij daardoor kasteelheer geworden. De volgende dag ontmoet hij opnieuw de slechte jonkvrouw, van wie hij over een brede kloof moet springen. Aan de andere zijde ontmoet Walewein Griromelant, van wie hij bijzonderheden over het kasteel verneemt. Het kasteel blijkt bewoond te worden door de moeder van koning Artur, en haar dochter die de moeder is van Walewein. In dit kasteel is Waleweins moeder bevallen van een dochter, Clariane, op wie Griromelant hevig verliefd is. Walewein kan dit moeilijk geloven, want volgens hem zijn Arturs moeder en zijn moeder al meer dan twintig jaar dood. Als Griromelant verneemt wie Walewein is, eist hij een tweegevecht met hem binnen zeven dagen, want hij haat Walewein ontzettend. Bij terugkomst in het kasteel, samen met de slechte jonkvrouw, geeft Walewein een schildknaap opdracht naar Arturs hof in Orcani te rijden en Artur uit te nodigen voor zijn strijd tegen Griromelant.
(Met de komst van de bode aan Arturs hof eindigt de Perceval. De Perchevael vervolgt nu met episodes die voor het merendeel ontleend zijn aan de eerste Continuation-Perceval.)
Artur en zijn gevolg begeven zich onmiddellijk naar het kasteel. De volgende dag strijdt Walewein tegen Griromelant. De strijd eindigt die dag onbeslist. Artur laat in de nacht Clariane in het geheim met Griromelant huwen om daarmee vrede te stichten. Als Walewein dit de volgende dag van Keye hoort, vertrekt hij kwaad. Onmiddellijk wordt een queeste naar Walewein ingezet. Artur neemt afscheid en keert terug naar zijn hof, Griromelant en Clariane gaan naar Orcanien.
episode 11 (vss. 40788-41006)
Tristram, Keye en Dodineel, op zoek naar Walewein, worden door een onbekende ridder tot een strijd uitgedaagd. Keye en Dodineel worden uit het zadel geworpen, de strijd tussen de ridder en Tristram eindigt onbeslist. De onbekende ridder trekt zich daarop terug in een bos. Een schildknaap verzoekt Tristram naar Isolde van Ierland terug te keren. Opnieuw worden Keye en Dodineel door de onbekende ridder verslagen. Tijdens het gevecht tussen de ridder en Tristram wordt de ridder door een jonkvrouw verzocht mee te gaan. Zij spreekt hem aan met Lancelot. Tristram, Keye en Dodineel, verbijsterd door hun ervaring met Lancelot, keren terug naar Arturs hof.
episode 12 (vss. 41007-41159)
Acglavael wil samen met Perchevael op zoek gaan naar Walewein - Perchevael is immers nog erg jong - maar deze wil dat niet. Perchevael vertrekt alleen en bereikt de stad waar Walewein eens de slechte jonkvrouw ontmoette. Zij blijkt belegerd te worden door haar minnaar. Perchevael doodt haar minnaar, jaagt zijn leger op de vlucht en wordt door de jonkvrouw gastvrij ontvangen. Voortaan heet zij de goede jonkvrouw. De volgende dag vertrekt Perchevael.
episode 13 (vss. 41160-41419)
Acglavael rijdt langs een rivier als een ridder hem tegemoet komt die zonder iets te zeggen hem passeert. De ridder wapent zich in zijn nabijgelegen kasteel en bindt de strijd aan met Acglavael als hij hoort wie hij is. De ridder - het blijkt Gregorias te zijn - wordt door Acglavael gedood. Acglavael vindt onderdak bij een oude man, die blij is te vernemen dat Gregorias dood is. Zijn beide zonen zijn juist met het doel Gregorias te doden erop uitgetrokken. De volgende morgen wijst Acglavael hen waar Gregorias ligt.
episode 14 (vss. 41420-41660)
Walewein bereikt de graalburcht, waar hij getuige is van een stoet van enkele schildknapen en jonkvrouwen, die een witte bloedende lans, een zilveren schotel, kandelaars met brandende kaarsen en de graal dragen. Vier schildknapen dragen een baar met een bedekt lichaam erop, waarop een zwaard ligt. Als deze stoet drie keer voorbijgetrokken is, informeert Walewein bij zijn gastheer naar de betekenis ervan. Als Walewein in staat is het zwaard dat uit twee stukken bestaat, tot één geheel te maken, zal zijn gastheer hem de betekenis ervan vertellen. Walewein slaagt daarin echter niet en valt daarna van vermoeidheid in slaap. Als hij wakker wordt, bevindt hij zich ver van het kasteel. Walewein is zeer bedroefd en besluit terug te keren naar Scaveloen. Onderweg strijdt Walewein tegen een ridder, Dyandras genaamd. Als Dyandras dreigt te verliezen stelt hij Walewein voor de strijd voort te zetten op een moment dat Dyandras dat wenst. Nu valt er immers voor Walewein geen eer te behalen. Walewein gaat daarmee akkoord en zet zijn tocht naar Scaveloen voort.
episode 15 (vss. 41661-41843)
Gariet en Griflet ontmoeten een jonkvrouw die door vier schildknapen wordt meegevoerd, en bevrijden haar. Van haar vernemen zij dat HestorGa naar eindnoot21., Lancelots broer, in het nabijgelegen kasteel gevangen zit. Deze komt juist aanrijden, wordt echter niet door Gariet en Griflet herkend en een gevecht tussen Hestor en Griflet volgt. De jonkvrouw komt tussenbeide en een plezierig weerzien volgt. Als zij door ridders van het kasteel aangevallen worden, krijgen zij steun van Perchevael en Acglavael die elkaar een dag eerder zijn tegengekomen en ze weten gezamenlijk de ridders met succes te bestrijden. Het jaar dat was uitgetrokken voor de queeste naar Walewein is bijna om en de ridders van de Tafelronde besluiten terug te keren naar Arturs hof.
episode 16 (vss. 41844-42546)
Walewein bereikt Scaveloen waar hij de koning meedeelt nergens de graal te hebben gezien (!?) en dat hij is teruggekeerd om de tweekamp met Ginganbrisiel te doen plaatsvinden. Op dat moment verschijnt Dyandras die van Walewein voortzetting van hun strijd eist. De raad van Scaveloen beslist dat Walewein het tegen beide ridders tegelijkertijd moet opnemen. Nog voor het gevecht begint, arriveert de ontboden koning Artur en zijn gevolg. Verzoeningspogingen van Artur en van de koning van Scaveloen lopen op niets uit. Tegen de avond als Walewein met dubbele kracht strijdt, weet hij Dyandras uit te schakelen en vervolgens Ginganbrisiel zo toe te takelen dat deze voor zijn leven vreest. Dan weten Artur en koning Ban van Scaveloen een verzoening tot stand te brengen. Na een groot feest in Scaveloen reizen allen af naar Carlioen om er hof te houden. Op de terugreis doen ze Tintavel aan, waar Walewein nog eens uitbundig door de ‘jonkvrouw met de kleine mouwtjes’ wordt bedankt. De volgende dag arriveren ze tegen de avond in Carlioen, waar een groot feest wordt georganiseerd dat zeven dagen duurt. (Hierna wordt de Lancelot-compilatie voortgezet met de Moriaen.)
De populariteit van de zogenaamde niet-historische Arturromans-in-verzenGa naar eindnoot22. zoals van Chrétien de Troyes (hij dichtte tussen 1170 en 1190) en zijn navolgers is bijzonder groot geweest. Zij werd echter nog overtroffen door de populariteit van de Arturromans in proza zoals de genoemde Lancelot en prose, die geschreven werden tussen 1215 en 1230Ga naar eindnoot23.. Van deze laatste kennen we in de Nederlanden zeker drie, wellicht zelfs vijf vertalingen/bewerkingenGa naar eindnoot24..
Van de Perceval van Chrétien zijn vijftien verschillende redacties overgeleverd, waarvan zeven in complete vormGa naar eindnoot25.. We bezitten helaas geen complete Middelnederlandse vertaling van de Perceval, wel enkele fragmenten. Dat is jammer, want de bewerker van de Perchevael heeft voor zijn bewerking gebruik gemaakt van een Middelnederlandse vertaling en omdat die ontbreekt, is moeilijk na te gaan wat precies van de bewerker is en wat al in zijn voorbeeld stond. Toch moet de Perchevael in de Haagse Lancelot-compilatie als geheel op naam van de bewerker geschreven worden. Het is niet erg waarschijnlijk dat er een Perchevael zoals wij die in de Lancelot-compilatie aantreffen, afzonderlijk heeft bestaan. Voor zijn bewerking heeft hij - via een Middelnederlandse vertaling - gebruik gemaakt van de Perceval en bovendien van de eerste anonieme Continuation-Perceval (via een verloren gegane Middelnederlandse vertaling?).
We hebben al gezien dat de compilator toen hij de Perceval in zijn Lancelot-compilatie wilde opnemen, de verschillende Perceval-tradities met elkaar in overeenstemming moest brengen. Maar er is meer. In tegenstelling tot de niet-historische Arturromans-in-verzen worden de Arturromans in proza gekenmerkt door de verteltechniek van het entrelacement of de vervlechting. ‘Het principe van deze techniek bestaat hierin, dat de auteur niet één verhaal zonder onderbreking van
| |
| |
begin tot eind vertelt, maar de draden van meer dan één verhaal afwisselend volgt. Hij begint bijvoorbeeld met een geschiedenis, gaat na enige tientallen bladzijden over op een tweede, die op haar beurt het begin van een derde overbrugt, waarna het eerste verhaal weer wordt opgenomen, etc. Het resultaat van de techniek van het “entrelacement” roept het beeld op van een wandtapijt, waarvan de draden beurtelings aan de oppervlakte komen en zich weer aan het oog onttrekken om plaats te maken voor andere, terwijl zij door het gehele stramien zijn verweven’Ga naar eindnoot26.. De bewerker van de Perchevael nu heeft op briljante wijze van deze verteltechniek gebruik gemaakt.
Vinden we in de Perceval de verteltechniek van de vervlechting niet, in de Perchevael dus wel, waarbij de bewerker dankbaar gebruik maakt van de mogelijkheden die zijn bronnen hem bieden. De Perchevael begint met de passage van de lelijke jonkvrouw die aan Arturs hof verschijnt, een passage die ontleend is aan de Perceval. Hierin verwijt de lelijke jonkvrouw echter eerst Perceval zijn mislukte optreden in de Graalburcht, wat door de bewerker - uiteraard - niet wordt overgenomen. Als de lelijke jonkvrouw vervolgens enkele avonturen voor de ridders van de Tafelronde noemt, neemt de bewerker die als uitgangspunt voor zijn Perchevael. Die avonturen, zoals die van kasteel Orglieus, kasteel Doloreus en de berg van Montesclare, krijgen in de Perceval geen vervolg, in de Perchevael wel. Op buitengewoon handige wijze weet de bewerker deze avonturen door het stramien van de avonturen van Walewein, die weer wel ontleend zijn aan de Perceval, heen te weven. Voor deze door de bewerker ingevoegde en afgeronde avonturen zijn tot dusver geen bronnen aangewezen. Het lijkt niet uitgesloten dat zij van de bewerker zelf zijn, waarbij hij gebruik maakte van zijn kennis van het uitgebreide complex van Arturverhalen. Zo vinden we bijvoorbeeld de strijd van de Arturridder tegen de niet herkende Arturridder Hestor al eerder in de Lancelot.
Met name in het eerste gedeelte van de Perchevael hanteert de bewerker de techniek van de vervlechting op uiterst kundige wijze. We zien hoe verschillende ridders van de Tafelronde niet onmiddellijk slagen in hun avontuur, vervolgens worden geholpen door andere ridders van de Tafelronde om ten slotte gezamenlijk te zegevieren. Zo ontstaat er als het ware een ‘cumulatieve vervlechting’. In het tweede gedeelte van de Perchevael, de queeste naar Walewein, waarin ook weer andere avonturen dan die welke we aantreffen in de eerste anonieme Continuation-Perceval worden ingevoegd, lijkt dat streven naar een ‘cumulatieve vervlechting’ ook enigszins aanwezig, maar is het toch duidelijk minder nadrukkelijk. De avonturen van Walewein in het tweede gedeelte vinden we terug in de eerste Continuation-Perceval, de avonturen van ridders die op zoek gaan naar Walewein weer niet. We denken hierbij aan het hoogst opmerkelijke optreden van Tristram en Lancelot, de avonturen van Perchevael, Acglavael, Gariet en Griflet. Deze avonturen bieden de bewerker niet alleen de gelegenheid om de techniek van de vervlechting te continueren, maar ook om met die techniek enkele ‘verhaaldraden’ van het eerste gedeelte af te hechten. Zo komen we opnieuw Gregorias tegen, nu in zijn strijd tegen Acglavael, waarbij Gregorias gedood wordt, schiet Perchevael de slechte jonkvrouw te hulp, waarna we vernemen dat zij voortaan de goede jonkvrouw heet (vgl. episode 10 en 12).
Dat afhechten van verhaaldraden doet de bewerker consequent. Als Walewein in Scaveloen zijn schildknapen naar Arturs hof terugstuurt, beschrijft de bewerker ook die terugreis en de aankomst van de schildknapen aan Arturs hof. Dit in tegenstelling tot de Franse redacties. Datzelfde doet de bewerker als de ridders van de Tafelronde in het eerste gedeelte van de Perchevael hun laatste avontuur, bij Montesclare, hebben beproefd: zij keren allen - op Walewein na - terug naar Arturs hof. Op dat moment is alleen voor Walewein de queeste nog niet ten einde.
Met betrekking tot Montesclare stoten we op een andere opvallende ingreep van de bewerker. De bevrijding van de jonkvrouw van Montesclare waardoor Walewein het zwaard met de vreemde ringen in zijn bezit krijgt, vinden we terug in de achtste episode van de eerste Continuation-Perceval, nadat Walewein in de Graalburcht is geweest. Door de bewerker wordt deze episode naar voren gehaald en nog voor Waleweins tocht naar de paden van Galoye geplaatst (vgl. episode 8 en 9 en de bijlage). Bovendien wordt Walewein in de Perchevael bij de bevrijding van de jonkvrouw van Montesclare bijge- | |
| |
staan door Mordret en Griflet, die hij eerst bevrijd heeft, en door Keye, Acgravain, Ywein, Gariet en niet in de laatste plaats door Perchevael. Dit in tegenstelling tot de eerste Continuation-Perceval, waarin alleen Walewein de bevrijding van de jonkvrouw van Montesclare bewerkstelligt. Het lijkt er sterk op dat de bewerker het eerste gedeelte van zijn Perchevael heeft willen afronden met een gezamenlijk optreden van de ridders van de Tafelronde bij MontesclareGa naar eindnoot27.. Het niet onbelangrijke aandeel van Perchevael in de bevrijding van de jonkvrouw wordt onderstreept door Walewein die Perchevael aanbiedt zijn rechten op het zwaard met de vreemde ringen te demonstreren. Perchevael slaat dat aanbod echter vriendelijk af.
Het aandeel van Perchevael is in het eerste gedeelte van de Perchevael groter dan in het tweede gedeelte. Omdat de bewerker Perchevael niet opzoek kon laten gaan naar de graal en de lans, zoals we dat beschreven vinden in de Perceval, laat hij Perchevael aanvankelijk zonder doel vertrekken, maar leter Keye en Acgravain bevrijden en de leiding nemen bij de bevrijding van Ywein en Gariet en de hulp aan Walewein, Mordret en Griflet. Een schitterende vondst.
Aan het slot van de Perchevael laat de bewerker Artur, Walewein en de andere ridders van de Tafelronde samen met koning Ban van Scaveloen en zijn gevolg terugkeren naar Carlioen, dezelfde weg nemend waarlangs Walewein destijds naar Scaveloen is gegaan. En dus komen ze langs Tintavel. Deze terugreis en het feest in Carlioen aan het slot van de Perchevael vinden we niet terug in de eerste Continuation-Perceval: hierin gaat Artur het opnemen tegen Brun de Banlant. Met de terugkeer aan Arturs hof wordt de Perchevael afgesloten. De bewerker van de Perchevael is er op waarlijk indrukwekkende wijze in geslaagd van de Perchevael één geheel te maken, er de verteltechniek van de vervlechting op toe te passen en mede daardoor de Perchevael in te passen in de Lancelot-compilatie.
Hoe de Perchevael precies op de voorafgaande Lancelot heeft aangesloten, weten we niet, omdat er tussen de Lancelot en de Perchevael tekst verloren is gegaanGa naar eindnoot28.. Op fraaie wijze sluit de Moriaen op de Perchevael aan. In de Moriaen zien we dat de Perceval-traditie van Chrétien de Troyes toch in de compilatie om de hoek komt kijken: Perchevael op zoek naar de graal en de lans, Perchevael de Rode Ridder.
|
-
eindnoot1.
- Met dank aan Ludo Jongen voor zijn waardevolle op- en aanmerkingen op een eerdere versie van deze bijdrage.
Mevrouw Prof.Dr. A.M.E. Draak bereidt een editie van de Perchevael voor.
Moriaen. Opnieuw uitgegeven en geannoteerd door H. Paardekooper-van Buuren en M. Gysseling. Zutphen, [1971].
-
eindnoot2.
- Dit handschrift is uitgegeven door W.J.A. Jonckbloet: Roman van Lancelot. 's-Gravenhage, 1846-1849.2 dln.
-
eindnoot3.
- Zie M.J.M. de Haan: ‘Ridder genees uzelf’, Arts en Auto 42 (1976), p. 2124-2128.
-
eindnoot4.
- Het is onduidelijk wat we ons bij de Graal precies moeten voorstellen. Volgens sommigen is het een schotel. Bij Robert de Boron (ca. 1200) is de Graal de beker waaruit Christus en zijn discipelen hebben gedronken tijdens het laatste avondmaal. De bloedende lans wordt wei in verband gebracht met de speer waarmee Longinus volgens de overlevering Christus aan het kruis in de zijde stak.
-
eindnoot5.
- Van de Perceval zijn vijftien handschriften bewaard gebleven. Naar handschrift A heeft Felix Lecoy (Paris, 1975) een uitgave bezorgd, naar handschrift T William Roach (Genève, 1959). Deze laatste uitgave heeft R.E.V. Stuip gebruikt voor zijn Nederlandse vertaling van de Perceval: Chrétien de Troyes, Perceval of het verhaal van de Graal. Utrecht/Antwerpen, 1979.
-
eindnoot6.
- Zie W.P. Gerritsen: ‘Wat is hoofsheid? Contouren van een middeleeuws cultuurverschijnsel’ (m.n. p. 38-39) en F.P. van Oostrom: ‘Hoofse cultuur en litteratuur’ (m.n. p. 119-129), in: Hoofse Cultuur. Studies over een aspect van de middeleeuwse cultuur, onder redactie van R.E.V. Stuip en C. Vellekoop. Utrecht, 1983.
-
eindnoot7.
- Zie F.P. van Oostrom: ‘Hoofse cultuur en litteratuur’, p. 119-120.
-
eindnoot8.
- Zie Jacob van Maerlant: -'s Spiegel
Historiael, uitgegeven door M. de Vries en E. Verwijs, Leiden, 1863. 3 dln.: III5, 49 en III5, 54. Zie ook W.P. Gerritsen: ‘Wat voor boeken zou Floris V gelezen hebben?’, in: Floris V. Leven, wonen en werken in Holland aan het einde van de dertiende eeuw. Acht voordrachten gehouden tijdens een symposium te Muiderberg, 29 en 30 september 1978. Den Haag, 1979. p. 71-86.
-
eindnoot9.
- F.P. van Oostrom: Lantsloot vander Haghedochte; Onderzoekingen over een Middelnederlandse bewerking van de Lancelot en prose. Amsterdam/Oxford/New York, 1981, p. 194-203, citaat op p. 197.
-
eindnoot10.
- B.v. in de Oudfranse Perlesvaus en Didot-Perceval. en in Wolfram von Eschenbachs Parzival.
-
eindnoot11.
- We beperken ons tot de Perchevael in de Haagse Lancelot-compilatie en laten de fragmenten buiten beschouwing (vgl. noot 25).
-
eindnoot12.
- Zie J.D. Janssens: ‘De Arturistiek: een “wout sonder genade”’, in: Spiegel der letteren 21 (1979), p. 296-318 en 22 (1980), p. 47-67, spec. 21 (1979), p. 303-306.
-
eindnoot13.
- Vgl. M. Draak: De Middelnederlandse vertalingen van de proza-Lancelot. 2e druk. Amsterdam, 1977. Med. KNAW, afd. Letterk., N.R. 17/7, p. 1-8, voor een beschrijving van het Haagse Lancelothandschrift p. 32-46. Zie bovendien F.P. van Oostrom: Lantsloot vander Haghedochte, p. 1-7.
-
eindnoot14.
- De bewerker van de Perchevael maakt voor zijn bewerking gebruik van een Middelnederlandse vertaling van de Perceval. Zie M. Hogenhout-Mulder: Proeven van tekstkritiek; Een onderzoek betreffende de tekstgeschiedenis van de RENOUT VAN MONTALBAEN en de PERCEVAL. Groningen, 1984, p. 173, 289-290. Bovendien M. Joye: ‘De Middelnederlandse Graalromans: overzicht en enkele vaststellingen’, in: Leuvense Bijdragen 63 (1974), p. 151-164, spec. p. 157 (ook in: Arturistiek in artikelen, samengesteld door F.P. van Oostrom, Utrecht, 1978).
-
eindnoot15.
- We vinden de Perchevael in de editie Jonckbloet (zie noot 2) van vs. 36951 tot vs. 42546. De verzen 36951-37584, 38230-38680, 39138-40351 zijn ontleend aan de Perceval, de verzen 40352-40787 (1e t/m 5e episode), 41420-41660 (7e en 9e episode), 41844-42405 (10e episode) aan de eerste Continuation-Perceval. De 8e episode vinden we ingrijpend bewerkt in de verzen 38711-39137. Vergelijken we de Perchevael met de overeenkomstige passages in de Perceval en de eerste Continuation-Perceval (hs. E) dan zien we respectievelijk de volgende bekortingen: 1051 (633), 560 (450), 2707 (1213) verzen voor het Perceval-gedeelte, 1955 (435), 460 (240), 556 (561) (!) verzen voor het Continuation-gedeelte. De invoegingen worden gevormd door de verzen 37585-38229, 38681-37710, 38711-39137 (de Montesclare-episode), 40788-41419, 41661-41843 en 42406-42546 (slot). Bekorting is behalve voor de Perchevael ook vastgesteld voor b.v. Die Wrake van Ragisel, Roman van den Riddere metter Mouwen en Lanceloet en het Hert met de Witte Voet.
-
eindnoot16.
- Deze vier vervolgen zijn: de eerste anonieme Continuation-Perceval, de tweede Continuation die aan Wauchier wordt toegeschreven, de derde van Manessier en de vierde van Gerbert (de Montreuil?).
-
eindnoot17.
- De bewerker van de Perchevael ontleent aan de eerste Continuation-Perceval 10 episodes uit het eerste gedeelte ervan, met uitzondering van episode 6. Vgl. The Continuations of the Old French Perceval of Chretien de Troyes, edited by Wiliiam Roach, Philadelphia, 1949 (repr. 1965). Volume I: The First Continuation.
-
eindnoot18.
- Zie voor de polariteit van de hoofse Arturwereld en een niet-hoofse Andere Wereld J.D. Janssens: Analyse van de structuur en de verhaaltechniek in de hoofse, oorspronkelijk Middelnederlandse ridderroman. 3 dln. Leuven, 1976 (gestencild), p. 222-252 en J.D. Janssens: ‘Constanten en variaties in de Middelnederlandse “episodische” Arturroman.’, in: Handelingen van het 31e Vlaams Filologencongres Brussel, 14-16 april 1977, p. 94-100.
-
eindnoot19.
- De versnummering is naar de uitgave door Jonckbloet (zie noot 2).
-
eindnoot20.
- Zie voor de episode met de jonkvrouw van Montesclare A.M.E. Draak: Onderzoekingen over de Roman van Walewein. (met aanvullend hoofdstuk over ‘Het Walewein onderzoek sinds 1936’). 2e uitgebr. dr. Groningen, 1975. p. 149-160.
-
eindnoot21.
- Zie voor Hestor J.D. Janssens: ‘De Arturistiek: een “wout sonder genade”’, in: Spiegel der letteren 21 (1979), p. 310-311.
-
eindnoot22.
- Zie voor de term ‘niet-historische’ Arturroman J.D. Janssens: ‘Constanten en variaties in de Middelnederlandse “episodische” Arturroman.’, p. 94-96 (zie noot 18).
-
eindnoot23.
- Zie F.P. van Oostrom: ‘Origineel, vertaling, bewerking: een gevecht in Lancelot en prose, Lancelotcompilatie en Lantsloot vander Haghedochte.’, in: Ntg 72 (1979), p. 322-334. spec. p. 322-324.
-
eindnoot24.
- Zie M. Draak: De Middelnederlandse vertalingen van de proza-Lancelot, p. 31.
-
eindnoot25.
- Zie M. Hogenhout-Mulder: Proeven van tekstkritiek, p. 174-201. De fragmenten die van een Middelnederlandse vertaling van de Perceval overgeleverd zijn, zijn de Luikse fragmenten en (van een ander handschrift) een Brussels fragment. Daarnaast zijn er, zoals we gezien hebben, gedeelten ervan bewerkt in de Haagse Lancelot-compilatie. Ten slotte bezitten we enkele fragmenten van twee Middelfrankische redacties die op een Middelnederlands origineel terug moeten gaan: het Düsseldorfs fragment en de Praagse fragmenten. De compilator van de Lancelot-compilatie heeft gebruik gemaakt van dezelfde vertaling als die waarop de tekst van de Luikse fragmenten teruggaat.
-
eindnoot26.
- W.P. Gerritsen: Die Wrake van Ragisel. Onderzoekingen over de Middelnederlandse bewerkingen van de Vengeance Raguidel, gevolgd door een uitgave van de Wrake-teksten. Assen, 1963. 2 dln. p. 155-156. Zie ook E. Vinaver: The rise of romance. Oxford, 1971, p. 68-98.
-
eindnoot27.
- Het eerste gedeelte laten wij lopen tot en met de episode van de jonkvrouw van Montesclare, waarmee alle door de lelijke jonkvrouw genoemde avonturen hun oplossing hebben gevonden. In het tweede gedeelte staan de nog niet beëindigde queeste van Walewein naar de graal en de lans en de uitgestelde tweekamp met Ginganbrisiel centraal.
-
eindnoot28.
- Zie M. Draak: De Middelnederlandse vertalingen van de proza-Lancelot, p. 4-6.
|