Bzzlletin. Jaargang 13
(1984-1985)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
InleidingIn veel Arturromans worden gebeurtenissen beschreven die zich afspelen in de periode dat Artur zich op het hoogtepunt van zijn macht bevindt. Het rijk is uitgestrekt en beroemde ridders als Lancelot en Walewein zorgen er voor rust en orde. De hofdagen zijn om hun pracht en praal befaamd. Artur is de ideale heerser over een ideaal rijk. Een aantal Arturromans vertoont een afwijkend beeld. Brittannië wordt geregeerd door voorgangers van Artur en als hij de macht overneemt moet hij zijn gezag nog vestigen. In deze verhalen speelt Merlijn een rol van cruciaal belang. Verwekking, geboorte en jeugd van de tovenaar-profeet worden beschreven. Ook aan zijn optreden als raadgever van Artur wordt ruim aandacht besteed. Hij zorgt ervoor dat Artur over zijn rijk kan heersen en zijn macht vergroten. Onder de Middelnederlandse Arturromans bevinden zich drie verhalen waarin de handeling door het optreden van Merlijn wordt bepaald. Zij vormen het onderwerp van dit artikel, dat bedoeld is om een overzicht te bieden. | |
Boek van MerlineIn de dertiende eeuw verrijkte de Vlaamse dichter Jacob van Maerlant de wereld met een zeer omvangrijk oeuvre. In een periode van bijna dertig jaar schreef hij ongeveer dertien werken (het preciese aantal valt niet te bepalen). Naar alle waarschijnlijkheid begon zijn literaire loopbaan pas goed rond 1257 met een bewerking van een twaalf de-eeuws Latijns epos over het leven van Alexander de Grote, geschreven door Gautier de Châtillon. Dit werk, de Alexandreïs, zette hij om in Middelnederlandse verzen onder de titel Alexanders Geesten (‘De Geschiedenis van Alexander’). Enige jaren later, rond 1261, schreef Maerlant een dubbelroman. Hij bewerkte Oudfranse prozaversies van twee romans van Robert de Boron, Joseph d'Arimathie en Merlin. De dubbelroman werd verdeeld in drie boeken. Het eerste deel, de Historie van den Grale, beschrijft de geschiedenis van de Graal, de beker die Christus gebruikte bij het Laatste Avondmaal. Later raakte de beker in handen van Pilatus die hem aan Josef van Arimathea schonk. Josef ving er Christus' bloed in op bij de Kruisafneming. Het tweede en derde deel vormen samen het Boek van Merline. Het verhaal begint (in de Oudfranse bron) met de geboorte van Merlijn en eindigt met de kroning van Artur. In de proloog van de dubbelroman maakt Maerlant zich bekend als de auteur van het werk en verwijst hij naar zijn geschiedenis over Alexander de Grote: 36 Ende nu biddick, dat is waer, (Voor het gemak van de lezer citeer ik naar een editie die de tekst zoals die in het handschrift bewaard is gebleven geen recht doet, maar wel eenvoudiger te begrijpen is dan het Middelnederduits (vgl. de paragraaf over de overlevering).) Ook maakt Maerlant bekend voor wie hij de dubbelroman geschreven heeft. Hij draagt het werk op aan Adelbrecht, heer van Voorne, een eiland in de monding van de Maas, in het zuiden van het graafschap Holland. Maerlants opdrachtgever had met het werk een tweeledige bedoeling. Hij liet het vervaardigen om zich ermee te kunnen ontspannen (vs. 19), én om aan zijn wereldlijke macht historisch gezag en glorie te verbinden (vs. 17 en 18): 14 Deze historie van den Grale Het eerste deel van de dubbelroman, de Historie van den Grale, laat ik hier nu verder buiten beschouwing omdat Merlijn er geen rol in speelt. In het tweede en derde deel daarentegen is de aandacht bij voortduring op het ‘duivelskind’ gericht. | |
InhoudHet Boek van Merline begint in de hel. Christus heeft na zijn dood de poorten van de hel ontsloten en de zielen van de gestorvenen vervallen niet meer automatisch aan de duivels. Zij proberen hun greep op de mensheid te herstellen en na overleg besluiten zij een proces aan te spannen om bij God hun zaak te bepleiten. Het Satansproces verloopt als volgt. De duivels vaardigen Maskaroen af, die de Mens voor God daagt. Op Goede Vrijdag, de dag die door God gekozen is als de dag van het proces, wacht Maskaroen vergeefs op de Mens, die daardoor het pleit dreigt te verliezen. Gelukkig neemt Maria het voor de beklaagde op. Maskaroen probeert nog wel haar getuigenis te voorkomen door erop te wijzen dat zij de moeder van de rechter is, en bovendien een vrouw (!), maar zijn poging mislukt. Maskaroen stelt in zijn pleidooi dat de Mens sinds de Zondeval aan de duivel toebehoort, overeenkomstig de wil van God. Maria bestrijdt dat door erop te wijzen dat de duivel de Mens tot het kwaad heeft verleid. Het tussenvoorstel van Maskaroen, de verdorvenen zijn bestemd voor de duivel, de deugdzamen voor Maria, wordt door Maria verworpen. Maskaroen eist dan twee advocaten, ‘Gerechtecheit’ en ‘Waerheit’, waarop Maria de hulp inroept van ‘Ontfermecheit’ (Genade) en ‘Vrede’. Het geding begint opnieuw. God spreekt als zijn mening uit dat sommige mensen verdoemd zullen worden en anderen gered, maar Maria verzet zich daar heftig tegen. De Mens zal immers altijd gered worden als hij gedoopt is, gelooft en zijn zonden heeft beleden. God bevestigt die mening en daarmee heeft Maskaroen het pleit verloren. De duivels besluiten dan hun toevlucht te nemen tot een handeling die de mensheid voor eeuwig in het verderf moet storten. Eén van hen verwekt bij een slapende maagd de anti-Christ. Het duivelse plan komt echter niet tot uitvoering door de vroomheid van het meisje. Zij houdt zich trouw aan de raadgevingen van Blasijs, haar biechtvader. Weliswaar krijgt het kind van de duivelse verwekker de volledige kennis van het verleden mee, maar de vroomheid van zijn moeder is er de oorzaak van dat haar zoon, Merlijn, zijn kennis alleen ten goede kan gebruiken. Bovendien schenkt God hem de gave om de toekomst te voorzien. Vanwege haar buitenechtelijke zwangerschap wordt het meisje gevangen gezet. Ze bevalt van een harig jongetje en | |
[pagina 38]
| |
moet daarna terechtstaan. Tot ieders stomme verbazing verdedigt de pasgeborene op sublieme wijze zijn moeder, met behulp van zijn aangeboren kennis en spreekvaardigheid. Als Merlijn zeven jaar is komt hij in contact met de heerser van Brittanië, Vertegier. De koning heeft de rechtmatige troonopvolger vermoord en bouwt uit angst voor de broers van het slachtoffer, Uter en Pandragoen, een zwaar versterkte toren. Het gebouw stort echter telkens in en volgens de raadgevers van de koning kan het alleen blijven staan als de fundamenten met het bloed van een ‘vaderloos kind’ besprenkeld worden. Men zoekt en vindt Merlijn die aan Vertegier laat zien dat zijn raadgevers ongelijk hebben. Hij laat de grond onder het gebouw weggraven, waarna men twee draken, een witte en een rode, ontdekt die de grond deden schudden en zo de bouw verhinderden. Na hun bevrijding beginnen de beesten een gevecht. De witte draak overwint en Merlijn voorspelt op grond van dat gevecht dat Vertegier verslagen zal worden. Inderdaad sneuvelt Vertegier kort daarop, maar ook een van zijn tegenstanders, Pandragoen, verliest het leven. Zijn broer, die zich voortaan Uter Pandragoen noemt, wordt tot koning gekroond. Merlijn fungeert als zijn raadsman. Hij doet voorspellingen, richt Stonehenge op en maakt voor de koning de Ronde Tafel. Ook is hij Uter Pandragoen behulpzaam bij zijn overspelige liefde voor Ygerne, de vrouw van de hertog van Tintaveel. Merlijn stelt de koning in staat om bij haar, in de gedaante van haar echtgenoot, Artur te verwekken. Artur wordt na zijn geboorte aan pleegouders toevertrouwd. Als Uter Pandragoen sterft is het onduidelijk wie hem moet opvolgen. Merlijn zorgt voor de oplossing met behulp van een aambeeld waarin een zwaard steekt. Wie het zwaard kan losrukken moet koning worden. Artur is de enige die het zwaard uit het aambeeld krijgt en het verhaal eindigt met zijn kroning. Evenals de Historie van den Grale en de Merlijn-continuatie (zie hierna) is het Boek van Merline ons, deelt de verteller herhaaldelijk mee, overgeleverd dank zij de biechtvader van Merlijns moeder. Merlijn heeft hem alles verteld en Blasijs heeft dat trouw opgeschreven:
Burgsteinfurt, Fürst zu Bentheimsche Schlossbibliothek,
B 37: Maerlant, Boek van Merline.
6081 Ende Blasys hevet al dit bescreven | |
OverleveringHet Boek van Merline is bewaard gebleven in één volledig handschrift en één blad van een ander handschrift. Het fragment dateert uit omstreeks 1380 en telt 336 Middelnederlandse verzen (Afb. 1). De codex bevat, op de bladen 13 tot en met 62, de volledige tekst, maar niet in Middelnederlandse verzen. De Burgsteinfurtse codex, zoals het handschrift genoemd wordt (Afb. 2), dateert uit omstreeks 1425 en bevat een Middelnederduitse ‘Umschreibung’ van drie Middelnederlandse romans: Maerlants Historie van den Grale en Boek van Merline en Velthems Merlijn-continuatie. Zo'n ‘Umschreibung’ van het Middelnederlands naar het Middelnederduits laat zich prachtig demonstreren door de tekst van het fragment naast de overeenkomstige verzen van de codex te plaatsen. Ter illustratie volgt een passage uit het gedeelte waarin over het proces tegen Merlijns moeder verteld wordt. Merlijn heeft tijdens het proces aan de rechter verteld dat deze zelf ook een bastaard is: de moeder van de rechter is zwanger geraakt na het bedrijven van de liefde met de pastoor van het dorp. De rechter is diep geschokt en stuurt zijn moeder weg:
Münster, Hauptstaatsarchiv, Dep. Landsberg-Velen,
z.s.: Maerlant, Boek van Merline.
3979 Doen si was comen also saen | |
[pagina 39]
| |
Het Middelnederduits volgt het Middelnederlands op de voet: 3979 Do ze was komen alzo saen Het Burgsteinfurtse handschrift behoort tot de weinige middeleeuwse boeken met literaire teksten die zich nog steeds in particuliere handen bevinden. Het handschrift heeft toebehoord aan Everwin II van Güterswyck (1461-1530), graaf van Bentheim, en is tot op heden in het bezit gebleven van de graven van Bentheim. Everwin II is de eigenaar van meer boeken geweest. Dat blijkt uit een aantekening achterin het Burgsteinfurtse handschrift: ‘Item dit sint de boke de joncher Everwyn van Guterswick, Greve to Benthem hevet. Ten ersten dit boeck Merlijn. Item twe nye boke van Lantslotte unde eyn olt boek van Lantslotte, unde item de olde vermaelde [“van miniaturen voorziene”] Cronike, unde Josaphat unde Sunte Georgius leygende, unde dat Schachtaffels Boeck; van Sunte Christoffers passije; Item van Allexander; Item de Markijne Willem; Item Percevale.’ Uit deze opsomming blijkt dat de Arturromans ruim vertegenwoordigd waren. Drie handschriften bevatten romans over Lancelot en één boek ging over Perceval. Samen met het Merlijn-handschrift vormen zij bijna de helft van het vermelde boekenbezit. Het Burgsteinfurtse handschrift is lang voor nieuwsgierige blikken verborgen gehouden. Dat lijkt een heel verstandige opstelling te zijn geweest van de graven van Bentheim, want anders was het handschrift waarschijnlijk verloren gegaan. Toch bleef het niet ongeschonden. Uit een aantekening van graaf Alexis (1781-1866) blijkt namelijk dat pastoor Gempt uit Batenburg in 1857 twee bladen uit het handschrift heeft gescheurd. Was de pastoor het wellicht niet eens met de op die bladen, in de Historie van den Grale, vermelde theologische gegevens? Rond 1880 kreeg een Nederlandse wetenschapsman, J. van Vloten, de kans om het handschrift te bestuderen. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om een editie te vervaardigen. Helaas besloot hij om het Middelnederduits te ‘zuiveren’ tot Middelnederlands. Dat maakt zijn uitgave volstrekt onbetrouwbaar. Ter illustratie volgt opnieuw de al eerder geciteerde passage, maar nu in de versie-Van Vloten: 4298 Doe zi was komen alzoe saen (Van Vlotens uitgave kent een afwijkende verstelling omdat hij de verzen die naar zijn berekening op de twee verdwenen bladen voorkwamen heeft meegeteld.) Sinds kort is er een nieuwe editie ter beschikking gekomen. T. Sodmann heeft de Historie van den Grale en het Boek van Merline opnieuw uitgegeven. De derde roman in het handschrift, Velthems Merlijn-continuatie, wacht nog op een nieuwe uitgave. | |
BewerkingstechniekBij een Middelnederlandse roman die teruggaat op een bron uit een ander taalgebied is het vanzelfsprekend van cruciaal belang om te weten op welke wijze er vertaald is. Hoe ging de Middelnederlandse dichter te werk bij zijn vertaling/bewerking? Volgde hij getrouw zijn bron of veroorloofde hij zich afwijkingen? Als hij nogal eens afweek is het van belang naar de oorzaak te zoeken. Werd hij door de vorm (paarsgewijs rijmende verzen) tot afwijken gedwongen? Was de dichter het niet eens met zijn bron? Was hij aanhanger van een andere romanpoëtica? Al deze vragen kunnen pas beantwoord worden als men weet welk van de overgeleverde handschriften van de bron het dichtst bij de voorbeeldtekst van de Middelnederlandse dichter staat. Zolang de mogelijkheid bestaat dat men met het verkeerde handschrift vergelijkt en daardoor tot onjuiste conclusies zou komen, is een verantwoord onderzoek slechts in beperkte mate mogelijk. De bron van het Boek van Merline is een Oudfranse prozaversie van Robert de Boron's Merlin. Van deze tekst zijn bijna vijftig handschriften bewaard gebleven. Ze zijn door de Franse onderzoeker Micha in families, groepjes verwante handschriften, ingedeeld. Het ligt nu voor de hand om als eerste stap te bepalen tot welke familie Maerlants grondtekst behoorde. Dit onderzoek is in Utrecht door Frank Brandsma ter hand genomen en vrijwel volledig afgerond. Brandsma zal t.z.t. zijn resultaten publiceren en zolang het zover nog niet is kan slechts aandacht besteed worden aan één onderdeel van het Boek van Merline: het reeds besproken Satansproces. In de Oudfranse Merlin lijkt dit tekstgedeelte niet voor te komen. Dat maakt het waarschijnlijk dat Maerlant de passage, die ongeveer 900 verzen omvat, heeft ingevoegd. Waarom? Het effect van de toevoeging lijkt te zijn dat het vervolg van het verhaal, de daden van Merlijn en Artur, geplaatst wordt in het kader van de Genade Gods. Het Satansproces expliciteert dan het thema van het Boek van Merline: de verlossing van Merlijn die door Gods genade zijn in oorsprong duivelse gaven ten goede gebruiken kan. | |
Spiegel HistoriaelMeer dan 25 jaar na de vervaardiging van het Boek van Merline, omstreeks 1284, schreef Maerlant in opdracht van Floris V, graaf van Holland en Zeeland, een wereldgeschiedenis, de Spiegel Historiael. Het is een bewerking van Vincentius van Beauvais' Speculum Historiale waarin ook de geschiedenis van Arturs rijk kort behandeld wordt. Maerlants weergave van de vroege Britse geschiedenis loopt gedeeltelijk parallel met het verhaal dat hij in het Boek van Merline presenteerde. De verschillen tussen de twee versies zijn echter opmerkelijk. Dat vraagt om een verklaring. Vincentius besteedde in zijn Speculum Historiale slechts geringe aandacht aan de geschiedenis van het Britse rijk. Maerlant daarentegen breidde de tekst aanzienlijk uit. Daarbij maakte hij gebruik van een boek waarin Brutus, de kleinzoon van Aeneas, tot stichter van Brittannië wordt verklaard (de naam van het rijk zou zijn afgeleid van zijn naam: Brutus-Brittannië) en waarin Artur wordt voorgesteld als de ideale heerser. Dit boek, de Historia Regum Brittanniae werd omstreeks 1136 geschreven door Geoffrey van Monmouth. Hoewel hij zich baseerde op fantastische Welshe verhalen, presenteerde hij zijn boek toch als een op waarheid berustende geschiede- | |
[pagina 40]
| |
nis van Brittannië. Maerlant was ervan overtuigd dat hij met deze in Latijns proza (de taal van de wetenschap) geschreven kroniek een betrouwbaar geschiedwerk in handen had gekregen. Dat had allerlei gevolgen. Zo vermeldde Geoffrey een aantal ridders uit de Franse Arturromans (Lancelot, Perceval, Agravein) in het geheel niet, waaruit Maerlant kon opmaken dat die Franse bronnen volstrekt onbetrouwbaar waren. Dat gold dan ook voor de Oudfranse prozaversie van Robert de Boron's Merlin die hij had gebruikt om het Boek van Merline te schrijven. In de Spiegel Historiael verwierp Maerlant zijn vroegere werk weliswaar niet volledig, maar hij wilde de zijns inziens evidente onjuistheden wel rechtzetten. Zo kwam hij ertoe te verklaren dat er van twee broers die Uter en Pandragoen zouden heten geen sprake was geweest. Ook het verhaal waarin Artur bewijst de rechtmatige heerser over Brittannië te zijn door een zwaard uit een aambeeld te trekken, wordt door Maerlant als een verzinsel verworpen. Geoffrey vermeldt het niet en dús kan het niet waar zijn. | |
Merlijn-continuatieDe tweede Middelnederlanse Arturroman waarin Merlijn een belangrijke rol speelt, is geschreven door de Brabantse dichter Lodewijk van Velthem. Hij is voornamelijk bekend geworden als de voltooier van Maerlants nagelaten werk. Zijn beroemde voorganger was er niet in geslaagd de Spiegel Historiael af te maken. Velthem voltooide in 1315 het vierde deel, waarin de geschiedenis tot 1256 behandeld wordt. Een jaar later was het vijfde deel gereed (over de periode 1256-1316) dat hij opdroeg aan Gerard van Voorne, zoon van Alebrecht die als opdrachtgever van Maerlant had gefungeerd. Velthem wilde wel een functie bekleden aan het hof van Gerard, het leek hem heel geschikt ‘sijn pape te wesene hierna’. Of zijn sollicitatie ook gelukt is, staat niet vast. Tien jaar later voorzag Velthem een ander werk van Maerlant van een vervolg. In het Oudfrans volgde vaak op de prozaversie van Robert de Boron's Merlin een tekst die de schakel vormde tussen de kroning van Artur (Merlin) en de geboorte van Lancelot (Lancelot en prose). Deze tekst, de Suite Vulgate du Merlin, werd door Velthem in Middelnederlandse verzen omgezet. Hij begint zijn bewerking met de mededeling dat het verhaal bedoeld is als een vervolg op het Boek van Merline: 10409 God, die alle dinck vermach Als Velthem aan het slot van zijn roman is gekomen, maakt hij bekend dat hij het werk in 1326 voltooid heeft: 36213 Int jaer Ons Heren, wiens wondert, | |
InhoudDe Merlijn-continuatie begint met een verstoring van de vrede. Een aantal hoge edelen weigert om Artur, een snotneus van onbekende afkomst, als koning te erkennen. Zij komen in opstand. Het is het begin van een langgerekt relaas waarin voortdurend gestreden wordt. Artur probeert zijn opstandige leenmannen te verslaan en bestrijdt daarnaast de Saksen die telkens weer zijn land of dat van zijn bondgenoten binnenvallen. Ook de opstandige edelen zien zich verplicht om hun grondgebied tegen de Saksen te verdedigen. Uiteindelijk verzoent men zich om de gezamenlijke vijand te kunnen verslaan. Bij al deze gevechten, die veel te lang en eentonig zijn om hier te worden samengevat, speelt Merlijn een cruciale rol. Telkens is hij op het kritieke moment aanwezig om het pleit in het voordeel van Artur en zijn bondgenoten te beslissen. Tussen de gevechten door spelen zich nogal eens aardige gebeurtenissen af. Een voorbeeld is het bezoek van Merlijn aan de keizer van Rome. Hij laat de heerser zien dat zijn echtgenote, die als nymfomane wordt voorgesteld, zich laat verwennen door twaalf als haar dienstmaagden verklede mannen. Het bewijs wordt geleverd door de dienstmaagden in aanwezigheid van de keizer van hun kleren te ontdoen. De keizerin eindigt haar leven op de brandstapel, maar de keizer hoeft daarover niet te treuren. Merlijn onthult hem namelijk ook dat de trouwe hofmaarschalk Grisandolis een als man verklede vrouw is. De keizer treedt prompt met haar in het huwelijk. Een tweede verhaal dat te aardig is om hier niet te vermelden betreft een avontuur van Gawijn, zoals Walewein in de Middelnederduitse tekst genoemd wordt. Op zoek naar de verdwenen Merlijn (zie verderop) ontmoet Gawijn een jonkvrouwe die hij vergeet te groeten. Zij straft hem met de voorspelling dat hij de gedaante zal aannemen van de volgende persoon die hij tegenkomt. Helaas voor Gawijn is dat de betoverde koningszoon Evadan die als dwerg door het leven gaat. Evadan krijgt zijn oorspronkelijke gedaante terug en Gawijn verandert in een dwerg. Na een zwerftocht waarbij hij Merlijn ontmoet, keert hij terug naar Arturs hof. Onderweg stuit hij opnieuw op de jonkvrouwe die het nu doet voorkomen of zij door twee ridders dreigt te worden verkracht. De dwerg Gawijn stort zich in de strijd om haar te redden en zijn moed wordt beloond met het herkrijgen van zijn oorspronkelijke gedaante. Ten slotte is ook Merlijns verliefdheid het vermelden waard. Als hij op een keer Blasijs bezoekt, de biechtvader van zijn moeder die alle gebeurtenissen te boek stelt, ontmoet hij een jonkvrouwe, Nimiane. Hij wordt verliefd op haar en leert haar steeds meer over zijn toverkunsten. Merlijn weet dat deze liefde hem noodlottig zal worden (hij voorziet immers wat er in de toekomst zal gebeuren), maar hij kan er niets aan doen. Als Artur zijn rijk definitief gevestigd heeft, verdwijnt Merlijn uit zijn leven. Hij gaat naar Nimiane die hem de noodzakelijke toverspreuken ontfutselt om hem gevangen te zetten in een denkbeeldige toren die niemand ziet. Alleen Gawijn komt later, in de gedaante van een dwerg, langs de plaats waar Merlijn opgesloten zit en hoort dan wat er gebeurd is. De treurige afloop van Merlijns verliefdheid veroorzaakte bij Velthem een anti-feministische uitbarsting aan het slot van zijn bewerking: 36192 Van Merline vindic niet meer bescreven | |
[pagina 41]
| |
hem uiteindelijk niet bedroog’. | |
OverleveringEvenals het Boek van Merline is de Merlijn-continuatie slechts volledig overgeleverd in de hiervoor al besproken Burgsteinfurtse codex. Daarnaast zijn er fragmenten met Middelnederlandse verzen bewaard gebleven van drie andere handschriften, samen ongeveer 1650 verzen (een nieuwe uitgave wordt door Frank Brandsma en mij voorbereid). Ook hier kan het Middelnederduits naast het Middelnederlands geplaatst worden. Zo'n vergelijking heeft als resultaat opgeleverd dat het Middelnederduitse afschrift zeer betrouwbaar is. Er zijn zelfs plaatsen waar het Middelnederduits beter is omdat de Middelnederlandse kopiist een afschrijffout heeft gemaakt. Ter illustratie het volgende voorbeeld. Merlijn krijgt van koning Ban, een bondgenoot van Artur, een ring: 13167 Doe gaf hem die coninc van tfingerlijn Het één-na-laatste-woord in vs. 13167 is vanzelfsprekend onjuist (bedoeld is: Ban). Het Middelnederduits bewaart de juiste lezing: Do gaff em de koninch ban dat fingerlijn. Hier staat tegenover dat de Middelnederduitse ‘Umschreiber’ zijn bron niet altijd even goed heeft begrepen. Dat is ook het geval in de passage waar Merlijn aan Artur en zijn bondgenoten voorspelt dat zij het nog moeilijk zullen krijgen: 13087 Maer eer gi daerwaert vart, wet wel, De ‘Umschreiber’ begreep gederen in de laatste regel niet. Hij doorzag niet dat het woord een vormvariant van gaderen, ‘bijeenkomen’, was en zocht het meer in de richting van ‘kwaad doen’, ‘beletten’, ‘verhinderen’. Zo kwam hij tot het volgende vers: De em gehinderen al dat ze mogen nu. | |
BewerkingstechniekHet onderzoek naar de wijze waarop Velthem zijn Oudfranse bron omzette in Middelnederlandse verzen bevindt zich nog in het beginstadium. Er zijn ongeveer dertig Oudfranse handschriften overgeleverd, maar er is slechts één editie (door H.O. Sommer vervaardigd met behulp van een gering aantal handschriften) beschikbaar. Evenals bij het onderzoek naar de bewerkingstechniek van Maerlant in het Boek van Merline moet nu eerst bepaald worden welke groep Oudfranse handschriften het dichtst bij Velthems grondtekst staat. Daarna kan met meer zekerheid worden vastgesteld of de opmerkelijke verschillen tussen de Oudfranse tekst in de editie-Sommer en het Middelnederlands aan Velthem kunnen worden toegeschreven of niet. Heeft Velthem de verwekking van Mordret, de bastaardzoon van Artur, bewust weggelaten of ontbrak de passage ook al in zijn grondtekst? Heeft Velthem de beschrijving van de Trojaanse vluchtelingen die Brittannië gesticht hebben, bewust toegevoegd? Het zijn slechts twee van de vele vragen waarop het antwoord voorlopig nog niet gegeven kan worden. | |
Proza-LancelotDe Suite Vulgate du Merlin is geschreven met de bedoeling de prozaversie van de Merlin met een veel groter geheel te verbinden: de Proza-Lancelot De Merlin eindigt met de kroning van koning Artur. Het eerste deel van de Proza-Lancelot begint met de geboorte van Lancelot. Om de afstand in de tijd die er tussen deze twee gebeurtenissen ligt te overbruggen, moest er een beschrijving komen van de wijze waarop Artur zijn rijk vestigt. De auteur van de Suite Vulgate du Merlin ‘ketent’ zijn verhaal aan de Proza-Lancelot door vooruitwijzingen (zie verderop) en door te vertellen hoe bepaalde personages zich ontwikkeld hebben tot de hoofdfiguren die zij in de Proza-Lancelot zijn. De Proza-Lancelot bestaat uit drie delen. In het eerste deel, de Lancelot en prose, wordt het leven van Lancelot beschreven vanaf zijn geboorte tot het moment waarop zijn zoon Galahad ten tonele verschijnt. In het tweede deel, La Queste del Saint Graal, gaan de ridders van de Tafelronde op zoek naar de Graal. Het laatste deel, La Mort le Roi Artu, beschrijft de ondergang van Arturs rijk. Deze Proza-Lancelot werd een aantal malen in het Middelnederlands omgezet. Eén van de vertalingen is voor de Merlijn-continuatie van bijzonder belang. Het betreft de tekst die bewaard is gebleven in een handschrift dat dateert uit ca. 1320 en in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag wordt bewaard. Dit handschrift is eigendom geweest van niemand minder dan de auteur van de Merlijn-continuatie. Dat blijkt uit een aantekening op het laatste blad: Hier indet boec van Lancelote dat heren Lodewijcs es van Velthem. De vraag is nu: heeft Velthem geprobeerd om met zijn Merlijn-continuatie het werk van Maerlant, de Historie van den Grale en het Boek van Merline, aan de vertaling van de Proza-Lancelot te koppelen? Vroegere onderzoekers hebben getracht dit aannemelijk te maken door te laten zien dat er vooruitwijzingen in de Merlijn-continuatie voorkomen. Zo verwijzen de volgende verzen bijvoorbeeld naar de Queeste van den Grale, het tweede deel van de Proza-Lancelot: 19129 Totedat Galaat quam, die dat wan, Velthem zou deze vooruitwijzingen hebben ingevoegd om de Merlijn-continuatie aan de (volgens sommige onderzoekers: zijn) vertaling van de Proza-Lancelot te koppelen. Mevrouw Draak heeft echter laten zien dat deze gedachtengang onjuist is: de vooruitwijzingen komen al in het Oudfrans voor. Bovendien lijkt het slot van de Merlijn-continuatie niet bedoeld te zijn om er een vervolg aan vast te knopen. Velthem eindigt zijn verhaal met de hiervoor al geciteerde anti-feministische uitval. De aankondiging van de Proza-Lancelot die in de Suite Vulgate du Merlin voorkomt, ontbreekt bij hem. Of Velthem deze passage bewust heeft weggelaten kan pas met zekerheid uitgemaakt worden als we weten tot welke familie zijn Oudfranse grondtekst behoorde. | |
Historie van MerlijnHet derde verhaal waarin Merlijn een belangrijke rol speelt verscheen tussen 1534 en 1544. De Antwerpse drukker Symon Cock gaf toen een volksboek uit, de Historie van Merlijn (Afb. 3), waarvan slechts twee katernen bewaard gebleven zijn. Dit volksboek is recentelijk uitvoerig bestudeerd door Pierre Pesch. Aan zijn studie, die momenteel ter perse is, heb ik mijn gegevens met betrekking tot de Historie van Merlijn ontleend. In het fonds van Cock komt veel religieuze volksliteratuur voor. De wereldlijke literatuur daarentegen is minder goed vertegenwoordigd. Toch heeft Cock wel Een schoone historie van Margriete van Limborgh (1544) en Van Jason ende Hercules (1556) gedrukt. Ook Engelse teksten komen in zijn fonds voor. In de jaren 1531-1536 produceerde hij een aantal boeken die voor de Engelse markt bestemd waren. Verderop zal blijken dat zijn contacten met Engeland de bron van de Historie van Merlijn hebben opgeleverd. De twee katernen (B en D, samen acht bladen) van de Historie van Merlijn werden in 1926 ontdekt in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel. Zij waren meegebonden in een exemplaar van de Cronijcke van Vlaenderen int corte van 621-1532 dat in 1539 verscheen en gedrukt werd door Symon Cock. | |
InhoudIn katern B wordt Vortighertot koning gekroond. Hij slaagt er niet in Uter en Pandragoen, de broers van de door hem vermoorde voorganger, om het leven te brengen doordat een aantal edelen hen in veiligheid brengt. Na schermutselingen met koning Angis van Denemarken en een veldslag tegen opstandige edelen, huwt hij met de dochter van Angis. Daarna besluit hij een kasteel te bouwen om zich te kunnen beschermen tegen Uter en Pandragoen. Katern D begint met een succesvolle poging van Blasijs om te voorkomen dat Merlijns moeder ter dood wordt veroordeeld. Ze wordt gevangen gezet en bevalt van een zoon. Als de rechter haar wil doen verbranden, verdedigt Merlijn zijn moeder. | |
[pagina 42]
| |
Brussel, KB, Oude Druk V.H. 27526 A: Historie van Merlijn.
Hij bewijst dat de rechter zelf een onecht kind is. Merlijn groeit op en als boden van Vortigher hem vinden, gaat hij mee naar het hof. Onderweg levert hij tot drie maal toe het bewijs van zijn bovennatuurlijke krachten. | |
BronGezien de inhoud van de bewaard gebleven katernen ligt het voor de hand om te onderzoeken of het volksboek wellicht teruggaat op Maerlants Boek van Merline. Dat blijkt niet het geval te zijn. Er zijn grote verschillen aan te wijzen tussen de Oudfranse prozaversie, Merlin, en het Boek van Merline enerzijds en de Historie van Merlijn anderzijds. Ter illustratie geef ik twee voorbeelden. In het Boek van Merline vindt eerst de geboorte van Merlijn plaats en daarna wordt Vortigher tot koning gekroond. De Historie van Merlijn vermeldt deze gebeurtenissen in omgekeerde volgorde. Het tweede voorbeeld betreft de moeder van de rechter. In het Boek van Merline geeft zij toe dat haar zoon geboren is uit overspel met de pastoor van het dorp. In de Historie van Merlijn blijft zij ontkennen. De Historie van Merlijn vertoont veel meer overeenkomsten met een Engelse tekst, Of Arthour and of Merlin. Zo verhaalt de Engelse versie als enige tekst de gebeurtenissen rond de kroning van Vortigher en de geboorte van Merlijn in dezelfde volgorde als de Historie van Merlijn. Van Of Arthour and of Merlin zijn weer verschillende versies bekend. Pierre Pesch heeft onlangs aangetoond dat de Historie van Merlijn zeer waarschijnlijk teruggaat op een vroege druk die in London bij Wynkyn de Worde in 1510 is verschenen onder de titel A lytel treatyse of ye byrth and prophecye of Marlyn. Er zijn overtuigende overeenkomsten. De Engelse druk en de Historie van Merlijn vermelden bijvoorbeeld als enige teksten dat Vortigher vóór het gevecht met koning Angis van Denemarken zijn leger in drieën deelt. | |
BesluitDe persoon van Merlijn verbindt drie verhalen die men als buitenbeentjes binnen de Arturepiek kan beschouwen. In Maerlants Boek van Merline (ca. 1261), Velthems Merlijn-continuatie (1326) en de Historie van Merlijn (1534-1544) wordt de voorgeschiedenis van Arturs macht en koninkrijk beschreven. Het zijn boeiende verhalen, zowel inhoudelijk als wat betreft de onderzoeksmogelijkheden. Hopelijk kan deze publikatie ertoe bijdragen dat de teksten de aandacht krijgen die zij verdienen. | |
LiteratuuropgaveDe teksten van Maerlant en Velthem zijn door Van Vloten uitgegeven: Jacob van Maerlants Merlijn. Naar het eenig bekende Steinforter Hs. uitgeg. door J. van Vloten. Leiden, 1880. Van Maerlants gedeelte is onlangs een nieuwe editie verschenen: Jacob van Maerlant: Historie van den Grale und Boek van Merline. Nach der Steinfurter Hs. hrsg. von T. Sodmann. Köln etc., 1980. Niederdeutsche Studien 26. Voor informatie over Maerlants werk dient men kennis te nemen van W.P. Gerritsen, ‘Jacob van Maerlant and Geoffrey of Monmouth’. In: An Arthurian Tapestry. Essays in Memory of Lewis Thorpe. Ed. by K. Varty. Glasgow, 1981, p. 368-388. Gegevens over de verhouding tussen het Middelnederduits en het Middelnederlands vindt men bij B. Besamusca, ‘Velthems Merlijn-continuatie: de Munsterse fragmenten’. In: De nieuwe taalgids 76 (1983), p. 27-42. Over Velthems bedoeling met de Merlijn-continuatie leze men M. Draak, Oude en nieuwe Lancelot-problemen en de noodzakelijkheid van lezen. Amsterdam, 1976. Med. KNAW, afd. Lett., N.R., dl. 39, nr. 8, alsmede F.P. van Oostrom, ‘Maecenaat en Middelnederlandse letterkunde’. In: Hoofsheid en devotie in de middeleeuwse maatschappij. De Nederlanden van de 12e tot de 15e eeuw. Ed. J.D. Janssens. Brussel, 1982, p. 21-40. Het volksboek is uitgegeven door M.E. Kronenberg, ‘Een onbekend volksboek van Merlijn (c. 1540)’. In: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal-en Letterkunde 48 (1929), p. 18-34. Veel informatie vindt men bij P.N.G. Pesch, ‘Het Nederlandse volksboek van Merlijn: bron, drukker en datering’, in: Liber Amicorum Leon Voet. Red. Fr. de Nave. Antwerpen, 1985, p. 297-322 (ter perse). |
|