Het Tristanverhaal in de middeleeuwen
Buiten de Nederlanden
Het verhaal van Tristan en Isolde moet al lang voor de 12e eeuw bekend zijn geweest, maar van de inhoud ervan weten we jammer genoeg niets.
Van een aantal Tristanverhalen uit de tweede helft van de 12e eeuw weten we wel iets en dat komt omdat gedeelten van de handschriften waarin die verhalen werden opgeschreven, bewaard zijn gebleven. Eén van de verhalen die we op die manier kennen, is dat van de Franse dichter Thomas. Van zijn verhaal - dat tussen 1150 en 1190 werd geschreven - is alleen het laatste gedeelte bewaard (vanaf Tristans huwelijk met Isolde-met-de-Witte-Handen).
Een andere Franse dichter - Béroul - schreef zijn Tristanverhaal omstreeks 1170. Van dit verhaal hebben we ook het laatste deel over, nl. dat vanaf de geheime ontmoeting van de geliefden in de boomgaard. In beide verhalen volgen de auteurs de hoofdlijnen van het verhaal, hoewel ze dat beide op hun eigen manier doen.
Uit dezelfde tijd stamt nog een aantal korte Tristanverhalen, die maar één episode uit het langere verhaal behandelen. Het bekendste hiervan is het lai Chèvrefeuille van de dichteres Marie de France. Aan het eind van de twaalfde eeuw was het Tristanverhaal ook al in het westen van Duitsland bekend. Dat weten we omdat we ±1000 versregels over hebben van het Tristanverhaal van de dichter Eilhart von Oberge, die woonde en werkte in de Rijnstreek ten noorden van Straatsburg.
Uit de 13e eeuw zijn meer handschriften met Tristanverhalen overgebleven, niet alleen uit Frankrijk en Duitsland, maar ook uit Engeland, Noorwegen, Nederland en Italië.
Zo schreef de Duitse dichter Gottfried von Strassburg rond 1210 één van de mooiste Tristanverhalen, in Engeland werd Sir Tristrem geschreven en in Noorwegen Tristrams Saga ok Isöndar.
Rond 1225 ontstaat in Frankrijk naast de losse avonturen van individuele ridders van Arthurs hof ook een grote kroniekachtige roman, de Lancelot en prose, die de opkomst en ondergang van het gehele hof van koning Arthur beschrijft. Deze roman is in proza geschreven, dit in tegenstelling tot de losse avonturen, die op rijm waren geschreven. Rond 1250 ontstaat naast de verschillende Tristanverhalen op rijm die hierboven zijn beschreven, ook de Tristan en prose: een zeer lange roman over Tristan.
De hoofdlijnen van het Tristanverhaal op rijm komen in deze prozaroman nog wel voor, maar ze worden bijna overschaduwd door alle avonturen en verhalen die eraan zijn toegevoegd.
Die toevoegingen komen voor het grootste gedeelte uit de wereld van koning Arthur en zijn Tafelronde. In de Tristan op rijm worden koning Arthur en zijn ridders af en toe wel eens genoemd, in de proza-Tristan is Tristan een zeer belangrijk ridder aan Arthurs hof, hij beleeft samen met de andere ridders van de Tafelronde talloze avonturen. Het Tristanverhaal is hier dus niet langer een korte tragische liefdesgeschiedenis, het is een uitgebreide biografie van Tristan geworden. Dit prozaverhaal moet in Frankrijk zeer populair geweest zijn, dat blijkt alleen al uit het feit, dat er 78 handschriften en delen van handschriften van bewaard zijn gebleven. (Ter vergelijking: het verhaal van Thomas is in vijf verschillende handschriftfragmenten overgeleverd, dat van Béroul in maar één fragment). Het verhaal is ook vele malen gedrukt en herdrukt.
Ook dit prozaverhaal heeft zijn weg gevonden vanuit Frankrijk naar verschillende andere landen in Europa (zoals Italië, Spanje en Engeland).
De ontwikkeling van het Tristanverhaal, die we via de bewaard gebleven handschriften kunnen volgen, laat zien dat het verhaal in de middeleeuwen eeuwenlang over ongeveer heel Europa bekend en gewaardeerd is geweest.
Die populariteit zal zeker te maken hebben met het feit dat het verhaal een probleem behandelt dat van alle mensen en van alle tijden is: het probleem van de driehoeksverhouding.
Opvallend is, dat het verhaal zich in de loop van de tijd steeds meer uitbreidt. De Tristanverhalen die in versregels zijn geschreven, hebben meest de hoofdlijnen van het verhaal gemeen. De verschillende dichters hebben het verhaal in de loop van de tijd echter steeds meer uitgebreid. Ze voegden er verhalen en elementen uit alle windstreken en uit alle tijden aan toe. Maar niet alleen dat: ze pasten het verhaal ook aan aan de tijd waarin ze leefden en aan het publiek waarvoor ze schreven.
De Tristanverhalen die in proza zijn geschreven laten iets dergelijks zien: ook hiervan zijn korte en lange versies bekend, ook dit verhaal heeft zich ontwikkeld al naar gelang de eisen van de tijd en van het publiek dat de verhalen las.
Over dit publiek is nog maar weinig gezegd. Wie kende dit verhaal in de middeleeuwen, bij wie was dit verhaal nu zo populair?
Als in de middeleeuwen verhalen werden opgeschreven, dan gebeurde dat in de meeste gevallen in opdracht. Een opdrachtgever moest iemand zijn met veel geld: het perkament waarop werd geschreven was duur, net als de inkt en de verfstoffen die voor de versieringen en de illustraties nodig waren. Het is daarom logisch om het publiek van het Tristanverhaal in eerste instantie te zoeken bij de hoge adel, want die was in staat om een luxe-voorwerp als een handgeschreven boek te bekostigen. Als in later eeuwen ook de burgerij in de steden opkomt, wordt het publiek ook tot die kringen uitgebreid.
Soms vertellen de handschriften-zelf iets over de persoon van de opdrachtgever, bijvoorbeeld als de dichter zijn naam in de tekst vermeldt, of als zijn wapen erin is afgebeeld. Maar veel vaker staat er niets in de handschriften dat ons op weg kan helpen en moeten we dus maar raden wie de opdrachtgever kan zijn geweest.
Of dit alles nu ook betekent, dat het dus alleen de rijken waren die het Tristanverhaal kenden en waardeerden, is niet zeker. Misschien was het verhaal ook bij ‘gewone’, minder rijke mensen bekend, bijvoorbeeld omdat ze het verhaal hoorden van een rondreizende verteller. Maar dat zal nooit bewezen kunnen worden.
De waardering die het Tristanverhaal ondervond in de Middeleeuwen, komt voornamelijk tot uiting in de verspreiding van het verhaal over heel Europa, in de hoeveelheid bewaarde handschriften en in de zeer kostbare uitvoering van sommige van die handschriften.
Maar er zijn ook nog andere tekenen van populariteit. In de 12e eeuw begon men - zoals vermeld - in Frankrijk al kinderen te vernoemen naar Tristan en Isolde. Dat is men ook blijven doen, ook toen het verhaal-zelf niet meer zo bekend was, niet alleen in Frankrijk, maar ook in de andere landen waar het verhaal bekend was.
De gebeurtenissen in het verhaal zijn ook eeuwenlang een dankbaar onderwerp voor kunstenaars geweekt. Keer op keer werden die gebeurtenissen afgebeeld in handschriften, vooral in die van de prozaverhalen. Maar de afbeeldingen komen ook elders voor: op wandkleden, in muurschilderingen, op vloertegels en vooral op gebruiksvoorwerpen als ivoren kistjes, spiegels, kammen e.d. (vgl. de afbeeldingen 3 t/m 6).