dat ze uiteindelijk een dauwachtig stalen vorm vonden, een vorm die zowel hard als zacht was. Maar ik heb me altijd al voor details geïnteresseerd. Toen ik klein was, ging ik vaak in het gras liggen en zag dan een klein spoortje, van een mier of zo, en daar lag ik dan naar te kijken. Er gebeurde vaak niks maar ik lag te wachten tot er een insekt langskwam. Als dat na een tijdje inderdaad gebeurde, was ik gelukkig.
Is het schrijven voor jou dan het scheppen en vasthouden van geluksmomenten?
Nee, schrijven is het scheppen van een veelvoud aan mogelijkheden, met inbegrip van de dood. In Revenge of the Lawn staat ergens dat er altijd iemand dood gaat aan het eind van de woorden. Nee, ik houd niets vast. Alles is in beweging. Schrijven is een energiek proces, een manier van leven.
Marc Chénetier signaleert ook de tegenstelling hard-zacht waar je het zojuist over had. Het marmer, de standbeelden en de grafstenen die in bijna al je boeken voorkomen staan voor onbeweeglijkheid en het eeuwig vastgelegde. Daartegenover bevindt zich het zachte, het vloeibare, de beweging, de watervallen, het leven.
Ja, ik ben geobsedeerd door de dood. Net zo erg als Ernest Hemingway. Jij hebt dat gemerkt en Tony Tanner schreef het al in zijn studie over de hedendaagse Amerikaanse literatuur City of Words. Mijn filosofie heb ik op eclectische wijze ontleend aan het boeddhisme, de metafysica (dood en verlangen) en het existentialisme.
In The Tokyo-Montana Express beweegt alles snel, al zijn er onderweg vele stations. In dat boek verbind ik fragmenten van plaatsen in Japan en Amerika met elkaar. Het gaat over die stations waar kort gestopt wordt. Sommige stations doen vertrouwd aan, andere stations hebben nog geen identiteit. In feite draait The Tokyo-Montana Express om het beweeglijke ego dat al die stations stem geeft. Een van de fragmenten heet ‘Kyoto, Montana’. Ik beschrijf daarin een bezoek aan de mostuin in Kyoto. Daar is iets moois dat de waterval zonder water heet. Als je daar naar kijkt zie je verschillende soorten mos, schaduwen en licht. Ik lees het je voor: ‘In Kyoto is een boeddhistisch heiligdom dat de Mostuin heet, waar mos in duizend kleuren en samenstellingen groeit en iedere variëteit van het mos is een vorm van muziek, zo zuiver van detail dat het als een groen licht schittert waar de ziel in opgaat. De Mostuin is meer dan zes eeuwen oud, dus dat betekent heel veel muziek en gebeden die zich als een nevel van het mos verheffen. Hier in Montana is een kleine vallei die zich tot een rotsige kloof met een woud van populieren versmalt. In de herfst zien ze eruit als een gele waterval die uit het niets lijkt te komen en in het niets verdwijnt.’
Het besef iets kwijt te zijn, zou Tony Tanner zeggen.
Of gevonden te hebben! Cute huh?
Ergens schrijf je dat iets vinden meteen inhoudt dat je iets anders verliest.
Dat schreef ik in mijn poëziebundel Loading Mercury with a Pitchfork (1976). Iets dergelijks staat in The Tokyo-Montana Express: Alles is hier aanwezig behalve dat wat vermist wordt. Uit de stroom van opkomende en verdwijnende beelden waaruit de realiteit bestaat probeer ik saillante details te kiezen. Maar selecteren betekent ook uitsluiten. Er zijn veel variaties en mogelijke situaties denkbaar en ik ben maar een mens die in de twintigste eeuw probeert te leven. Ik zit niet in een onbeweeglijke, bevroren toestand. Ik wil gewoon weten wat er aan de hand is, ik kan me aanpassen, stapjes terug doen, er nog eens over nadenken. Reizen is daarvoor heel geschikt. Zul jij ook wel gemerkt hebben.
Een boek als Trout Fishing in America zit niet alleen vol doodssymbolen, ook de woorden veranderen voortdurend van betekenis. Het vissen op forel bestaat uit pogingen van de schrijver goeie visstekjes te vinden. Die stekjes nemen de vorm aan van de natuur, een hotel, een boek, de auteur of de gouden punt van een pen. En de Verenigde Staten is niet zozeer een vaststaand gegeven maar een veranderbare plek in de geest.
Ja, je kunt zeggen dat het een kwikzilverachtig boek is. Heb je wel eens kwik in je handen gehad? Ongelooflijk. Als je probeert kwik door te geven moet je ervoor zorgen dat het niet op de grond valt. Want dan kun je het niet meer oprapen. Kwik neemt de vorm van de omgeving aan. Mijn literaire taal hopelijk ook. Trout Fishing in America is een idylle, satire, nostalgie, zoektocht, spelletje, jammerklacht over Amerika én grap. Het gaat over de verschillende gedaanten die de Verenigde Staten kunnen aannemen, de goeie en de slechte kanten, de hele shit. De oorspronkelijke werkelijkheid van Amerika is al lang vervangen door kunstmatige dromen waarvan de Hollywoodfilm het beste voorbeeld is.
Vooral in je boeken na The Abortion: A Historical Romance (1971) vermeng je genres met elkaar. The Hawkline Monster uit 1974 noem je een gotische western. Twee cowboys krijgen als beroepsmoordenaars opdracht een chemische substantie die lichaam en geest kan manipuleren te ‘vermoorden’. Die moord vindt plaats in een afgelegen, spookachtig huis ergens in Oregon. Willard and His Bowling Trophies (1974) heeft als subtitel ‘een pervers mysterie’. Je mengt een verhaal over amateuristisch seksueel sadisme met een zoektocht van aan bowling verslaafde broers naar hun verdwenen bowlingprijzen. In de detectiveroman Dreaming of Babylon (1977) wordt het verhaal van een arme, zeer onhandige detective die een lijk van een mooie vrouw uit een vrieskast van een mortuarium moet halen onderbroken door zijn utopische, vage dromen over Babyion. De armzalige realiteit botst met de rijke fantasie. Die boeken zijn trouwens allemaal doordrenkt met de dood. Ze zitten vol transformaties, persoonsverwisselingen, fragmentaties en mutaties. Alles is in beweging, maar vooral de identiteit. Mare Chénetier heeft die genrevermenging de oorlog tussen de genres genoemd, een poging de grenzen van het traditionele vertellen te overschrijden. Het is een inspannend schrijfavontuur voor me. Ik vind het leuk parallelle plots uit verschillende genres te creëren.
The Abortion is een boek dat ik verpest heb. Het zijn eigenlijk twee boeken geworden. Misschien doe ik het nog wel eens over. Wie weet. Het eerste deel speelt zich in een bibliotheek af waar mensen hun manuscripten kunnen inleveren. Het is een soort begraafplaats voor geschriften die buiten de bibliotheek niet bestaan, een dumpplaats van dode woorden in een taal. In die verzamelplaats van vroeger geschreven teksten ontstaat een romance die ertoe leidt dat de totaal geïsoleerde bibliothecaris een meisje zwanger maakt. In het tweede deel reizen ze naar Mexico om het kind te laten aborteren. Maar ik heb het boek verknoeid door dat abortusgedoe te beschrijven. Ze hadden in die bibliotheek moeten blijven.
In Revenge of the Lawn, dat ik nog steeds een zeer geslaagde verhalenbundel vind, heb ik het over een andere dumpplaats, de ‘papieren schaduwen van Amerika’. En in In Watermelon Sugar plaats ik de hele Amerikaanse historische en literaire pretext of schijn in de wereld van de ‘vergeten werken’. Trouwens, het was al niet toevallig dat ik in mijn prozadebuut A Confederate General from Big Sur (1964) een reeks schrijvers noem of citeer die bijna allemaal al dood waren. Hemingway dus, hè, toen drie jaar dood.
Die Chénetier schrijft terecht dat ik de beelden die uit het Amerikaanse verleden tot ons komen aan satire onderwerp. Zijn analyse is het antwoord op al die maffe critici die mij in de jaren zeventig afgekraakt en uitgescholden hebben. Chénetier zal ze wel zenuwachtig gemaakt hebben. Mijn boeken lijken oppervlakkig en onderhoudend, maar hij heeft aangetoond dat er onder de oppervlakte een diepzee aan betekenissen schuilgaat.
Er zijn twee boeken die hij niet behandelt: Dreaming of Babylon en So the Wind Won't Blow It All Away. Zullen wij erover praten?
Door ruimtegebrek gaat hij niet op Dreaming of Babylon in. Je zei, dat die detective onhandig was, nou, zeg maar gerust een fuck up, een Jan Lul die niet eens kogels voor zijn revolver kan krijgen. Hij heeft geen flauw benul van wat er echt aan de hand is. Niemand trouwens. Al dat gesol met die lijken in dat lijkenhuis, de verwisselingen. Ik heb die detective C. Card genoemd en ik laat hem op 25 december jarig zijn. Hysterically funny huh?
Een leuke kerstkaart. Die C. Card is een tamelijk geïsoleerde