ceton kan een echt boek en een echte schrijver al op een kilometer afstand ruiken en daarna zorgt hij ervoor dat boek of schrijver voorgoed in de vergetelheid raken. Hij is Amerika in aktie - gekant tegen kwaliteit.’
Purdy: ‘Ach, tegenwoordig is de toestand nog veel slechter. Een boek dat literaire waarde heeft wordt niet erkend of weggemoffeld. De echt goede redacteuren en lektoren bij uitgeverijen zijn uitgestorven.’
Maar u wordt nog steeds gedrukt.
Ja, maar heel veel van wat ik schreef en schrijf werd en wordt niet gedrukt. Ik ben heel laat met publiceren begonnen. Na mijn dertigste. Dat komt doordat mijn literaire werk niet aansluit bij wat commercieel is. De uitgevers willen actuele boeken, boeken met onderwerpen waar iedereen over praat en die in de krant staan. Heet van de naald. Een soort plak- en knipwerk uit de media zonder dat er sprake is van distantie of reflectie.
Weet je hoe ik begonnen ben? Zo rond mijn twintigste ging ik verhalen naar tijdschriften sturen. Sommige had ik al op de middelbare school geschreven. Die verhalen werden steevast teruggestuurd met heel negatieve en vijandige commentaren. Ze weken teveel af van wat toen in de mode was. En moreel konden ze niet door de beugel, zeiden ze. Na mijn dertigste ontmoette ik een zakenman in Chicago, Osborn Andreas, die mijn verhalen in een oplage van achthonderd privé drukte: Don't Call Me by My Right Name. Ik stuurde exemplaren naar critici en schrijvers, onder wie Dame Edith Sitwell. Later stuurde ik haar mijn langere verhaal 63: Dream Palace. Dankzij haar enthousiasme en inzet werden die twee boeken door de Engelse uitgever Victor Gollancz als één deel gepubliceerd. De Amerikaanse critici weten nog steeds niet zo goed raad met mijn werk, omdat het zeer heterogeen is. Ik schrijf over zeer uiteenlopende onderwerpen zodat ik moeilijk te etiketteren ben.
Volgens Tony Tanner, de Engelse professor die onder andere in City of Words en in New Directions grondige analyses over mijn werk heeft geschreven, ben ik een van de weinige Amerikaanse schrijvers die overtuigend over vrouwen kan schrijven. Amerikaanse critici weten niet veel meer te melden dan dat ik over freaks zou schrijven. Maar ik schrijf overal over!
Schrijven de critici niet over uw stijl, uw taalbehandeling, uw aandacht voor de verschillende Amerikaanse dialecten (sociale en geografische)?
Ach, de Newyorkse boekbesprekers kunnen zelf geen Engels spreken of schrijven. Ze zijn opgevoed met Jiddisch of Pools. Dus horen ze mijn taal niet. Ze zitten opgesloten in New York, wat niet eens een Amerikaanse stad is. Als ik de levende Amerikaanse taal gebruik, de volkstaal, denken ze dat ik die zelf verzonnen hen omdat ze die nog nooit gehoord hebben. Terwijl die taal op straat ligt als het ware. Met een klein taperecordertje ga ik wel eens kroegen in voor zeelui om hun dialogen op te nemen. Fascinerend en leerzaam. Die critici zijn allemaal geïsoleerde leraren of professoren. De Engelsman Tony Tanner kent Amerika. Hij is in alle staten geweest.
Van mijn literaire werk kan ik overiges niet leven. Daarom verzorg ik de correspondentie van een paar rijken die ongeletterd zijn. Dat betaalt zeer goed. Er bestaat een soort racisme in New York tegen wat men WASP's noemt, White Anglo-Saxon Protestants. Ik dus. Een paar critici vinden dat ik niet alleen overtuigend over vrouwen schrijf maar ook over zwarten en homoseksuelen. In het begin van mijn schrijverschap dacht men met een zwarte schrijver te maken te hebben, ook omdat mijn taalbehandeling niet ‘wit’ was. Langston Hughes, een van de eerste zwarte schrijvers, bewonderde mijn werk. Daar was ik zeer mee ingenomen. Ik ben tussen zwarten opgegroeid. Waar ik mijn jeugd doorbracht bestond gelukkig geen ‘apartheid’.
Vanaf het begin heeft u zeer openlijk over (homo)seksualiteit - en niet te vergeten seksueel geweld - geschreven. Onbewuste, onderhuidse seksuele drijfveren lijken uw personages te sturen. Men stoorde zich aan boeken als Eustace Chisholm and the Works, waarin een afschuwelijke abortus en een gewelddadige relatie tussen twee militairen wordt beschreven, en aan Narrow Rooms, een roman over de stormachtige verhouding tussen vier mannen ergens in Virginia.
Ja, mijn boeken gaan over wat mensen werkelijk doen. Ze hebben niets te maken met die clichématige romans die steevast in voorsteden zijn gesitueerd. Opvallend is dat er maar zeer weinig schrijvers zijn geweest die de menselijke aard diepgaand hebben onderzocht.
Opmerkelijk in uw romans zijn de onvoorspelbare verschuivingen in de menselijke verhoudingen. Daardoor zijn ze zo moeilijk ‘na te vertellen’ en te reduceren tot sluitende verhaaltjes. Bijna altijd is er een femme fatale aanwezig én en naïeve jongeman die seksueel wordt ingewijd. Ik noem bijvoorbeeld Mourners Below en On Glory's Course, uw meest recente romans waarin bestialiteit en sadisme een niet onaanzienlijk rol spelen.
Ik probeer me te concentreren op de complexiteit van de menselijke geest en die te begrijpen. De meeste romans gaan daaraan voorbij of maken van de seksualiteit een cliché, een stelsel van vaststaande normen. Ik geloof niet dat er zoiets bestaat als hetero- of homoseksualiteit. Amerika is het zogenaamde land van de vrijheid. Maar er is geen vrijheid op seksueel gebied. Er bestaan hier nog zeer veel taboes en de mensen reageren zo verkrampt. Ze reageren angstig op anderen, op dingen die onbekend zijn. Alles in de Verenigde Staten is gereguleerd, is een voorspelbare advertentie. Het nieuws is een reclamespot. Eerlijk gezegd heeft de tv-reclame door de betere belichting en het ruimere budget een veel betere kwaliteit, In het nieuws, gesponsord door het bedrijfsleven, bestaan Europa en Azië amper. Alles is keurig verdeeld, iedereen heeft zijn eigen rol. Maar ik denk dat de mens, die zich zo graag rationeel voordoet, in wezen gestuurd wordt door irrationele drijfveren. Rationeel is de Eerste en de Tweede Wereldoorlog niet écht te verklaren, toch?
Uw personages voelen vaak de drang van alles op schrift te stellen, gebeurtenissen vast te leggen. Of dat nu in de vorm van gedichten, romans, brieven of (auto)-biografieën is.
Dat heb ik zelf ook gemerkt. Eustace Chisholm bijvoorbeeld is een mislukte schrijver. Hij prutst jarenlang aan een gedicht maar geeft het ten slotte op. Misschien wil ik via al die schrijvende personages - of figuren die willen schrijven maar op de een of andere manier geblokkeerd worden - aantonen dat het vreselijk moeilijk is de waarheid op te schrijven. Die figuur Chisholm is gebaseerd op iemand die ik heel goed kende en die altijd aan het schrijven was. Heel fascinerend. Er kwamen echter geen publikaties uit voort. Net zoals bij mij in het begin. Maar nogmaals, waarom al die schrijvers in mijn werk? Om de worsteling, het proces dat aan het schrijven vooraf gaat te laten zien. Ik denk dat het voor de échte, oprechte schrijver, dus niet de journalist of de commerciële auteur, heel moeilijk is te schrijven wat hij of zij werkelijk wil schrijven. Je bent je eigen censor maar ook de maatschappij in al haar gedaanten keert zich tegen je. Ze willen dat je een boek schrijft dat ze al gelezen hebben, een boek over mensen die ze al kennen of denken te kennen. De schrijver heeft twee vijanden. Zichzelf, omdat het te gevaarlijk kan zijn te vertellen wat je weet en het achterste van je tong te laten zien. En de maatschappij met zijn taboes en obstakels. Misschien dat de enige creatieve Amerikaanse schrijvers Walt Whitman en Herman Melville zijn. Whitman schreef zo indringend over de menselijke aard, over seksualiteit en, daardoor, over Amerika dat hij de mensen de stuipen op het lijf moet hebben gejaagd. Melville verzweeg minstens de helft van wat hij allemaal over zeelui wist. Hij durfde wellicht niet, in tegenstelling tot Whitman die midden in het leven stond. Melville doet me overigens aan Cervantes denken, vooral aan zijn verhaal Rinconete en Cortadillo dat over twee jonge weglopers in Sevilla gaat. Ik las het in Spanje en identificeerde me sterk met die weglopers.
De ‘mooie jongens, in uw werk - Malcolm, Duane in Mourners Below, Amos in Eustace Chisholm and the Works, Fenton Riddleway in 63: Dream Palace, enz. - lijken allemaal op de drempel van de (seksuele) volwassenheid te staan. Ze worden ‘besmet’ door het geïntrigeer om hen heen maar blijven als het ware puur en onbevooroordeeld.
Om die ‘mooie jongens’ ben ik vaak bekritiseerd (Purdy lacht