schouwing, die men moet veroveren. Het laat, aldus de literairhistoricus M. Rutten (in Spiegel der Letteren 20, 1978) ‘de menselijke vrijheid niet in de biologische vrijheid (die van het anarchisme), of in de voorwaardelijke vrijheid (die van de ideologie, zowel die van links als rechts) wortelen, maar in de personalistische vrijheid (die van het redelijk denken en handelen. Immers, God is redelijk en het redelijke is uiteraard eeuwig; dit is, paradoxaal genoeg, de realistische, existentiële, verstandelijke en verstandige zijde van het spinozisme, geknipt voor niet enkel de doorsnee Nederlander, ook de calvinistische Nederlander, tot zelfs de tegenwoordige wereldburger. Dit impliceert tegelijk erkenning van stof en geest, eindigheid en oneindigheid, materialisme en idealisme, de fysieke en metafysische wereld, wat Spinoza de twee attributen van God zal noemen, nl. de uitgebreidheid en het denken.’ Het is niet nodig hier een beschouwing over Spinoza's attributenleer, noch over zijn kennisleer of zijn mathematische methode te berde te brengen. Ter begeleiding van de hierna volgende teksten kan worden volstaan met enige inhoudelijke aanduidingen, zoals men die in een behoorlijke encyclopedie ook wel kan vinden.
Nemen we Spinoza's eigen kijk op de esthetiek - ook dus het schone woord - tot uitgangspunt. Aan een van zijn correspondenten, Hugo Boxtel, antwoordt hij (Brief 54 uit 1674): ‘Schoonheid, edelachtbare heer, is niet zozeer een hoedanigheid van het waargenomen object als wel een gevolg daarvan in de waarnemer... Waarlijk, de wereld zou er fraai uitzien, als God haar naar de willekeur van onze fantasie had ingericht...’ Ziehier een voorbeeld van Spinoza's doorlopende bestrijding van antropomorfisch denken, waarbij specifiek menselijke hebbelijkheden en gevoelens op de natuur worden overgedragen. Spinoza onderzoekt al die menselijke wensen en gevoelens op een manier zoals men ook de eigenschappen van een driehoek ontleedt. Hij tracht het wezen der dingen en verschijnselen te begrijpen, onafhankelijk van hun duur en vorm, d.w.z. onder het licht der eeuwigheid.
Eeuwig is alleen de werkzaamheid van de alomvattende Natuur, of God. In deze zin is God - of de Natuur - ‘oorzaak’ van de verschijnselen in het universum (ook van de mens en zijn denken); dus in dezelfde zin als men kan zeggen dat een driehoek ‘oorzaak’ van zijn eigenschappen is.
Het is duidelijk, dat die eigenschappen in feite gegeven zijn met de definitie van een driehoek. Op dezelfde manier vloeit alles wat aanzijn heeft, voort uit de axiomatisch aangenomen substantie als het enige op zichzelf en door zichzelf bestaande, ofwel God.
Deze stelling maakt God of de Natuur volstrekt onpersoonlijk; alles geschiedt derhalve zonder streven naar een bepaald doeleinde.
Begrippen als goed en slecht, schoonheid en lelijkheid of liefde en haat worden ongerijmd wanneer men ze op de bestaande dingen toepast; ze geven alleen naam aan het nut of ongenoegen dat wij van de dingen ondervinden, niet aan iets wezenlijks. Het wezen van de substantie, die uit zichzelf ontstaat, is noodwendigheid. En wat noodwendig, ofwel wetmatig is ontstaan, kan niet anders zijn dan het is, en is op zichzelf beschouwd volmaakt. Per realitatem et perfectionem idem intelligo. De orde in de natuur is wel redelijk, maar enige doelgerichtheid of zedelijke idee is in de keten der verschijnselen niet waar te nemen.
Toch komt het begriep deugd bij Spinoza wel in een positieve betekenis voor. Want al kan geen ding ter wereld bestaan zonder zijn oorzaak in de wetmatigheid van de Natuur- of God - te vinden, toch kan de mens er wel naar streven inzicht te krijgen in deze wetmatigheid en vervolgens in overeenstemming daarmee te handelen. Daartoe moet het verstand worden gezuiverd van de inbeeldingen en valse voorstellingen die passies (bijv. voor bezit, eer, genot) in ons opwekken. De beheersing van onze passies geeft vrij uitzicht op de volle werkelijkheid. In waarheid blijkt de eerste wet in het universum, dat alles wat is, in zijn aanzijn wil volharden. Wie in overeenstemming met deze zelfbehoudswet handelt, ziet ook in, dat hij belang heeft bij samenwerking met alle andere leden der maatschappij, die, als ze redelijk zijn, hetzelfde belang erkennen. (Hierin ligt ook de zeer oorspronkelijke grondslag van Spinoza's staatsleer.) Op deze manier handelt de mens niet alleen deugdzaam, maar bereikt hij ook de persoonlijke en tegelijk collectieve vrijheid, zoals in het laatste hoofdstuk van de Ethica wordt uiteengezet. En in een veel ouder geschrift poneerde hij dezelfde idee met de woorden, dat het hoogst bereikbare geluksmoment ligt in ‘het bewustzijn van de eenheid van de ziel met de hele Natuur.’ (Vertoog over de verbetering van het verstand, ca 1662.)
Gedenksteen op de plaats achter de Nieuwe Kerk te Den Haag, waar men vermoedt dat Spinoza's gebeente ligt. Na de onthulling door dr. J.H. Carp legde de Franse gezant De Marcilly een krans neer (21 febr. 1927). Veel later, op 3 sept. 1956, werd hier een tweede gedenkteken aan toegevoegd, op initiatief van de Hagenaar H.F.K. Douglas. De steen daarvoor werd in Israël besteld en gehakt door de beeldhouwer J.G. Wertheim. Bij de plaatsing zond Ben-Goerion een sympathie-telegram.
Op de foto rechts o.m. Dr. J.H. Carp (hoed in de hand) en het Amsterdamse Gemeenteraadslid E. Boekman.
Bijna alle hier bijeengebrachte essays zijn oorspronkelijk gepresenteerd als lezingen, die op verzoek van de Vereniging Het Spinozahuis voor een besloten gezelschap werden gehouden. Alleen de bijdrage van Theun de Vries vormt een uitzondering; deze dankt zijn oorsprong aan een uitnodiging van de hoorspelafdeling van een van onze radio-omroepzuilen. Het initiatief tot e.e.a. werd in hoge mate geïnspireerd door het hiervóór genoemde werk van Roger Henrard. Maar het veld van onderzoek is met deze stukken nog lang niet afgegraasd. Wie onderzoekt bijv. eens wat Achterberg ertoe bracht zijn gedicht ‘Spinoza’ op papier te zetten? En hoe kwam de ‘kantist’ Johannes Kinker ertoe omstreeks 1800 een middag lang in Felix Meritis in rijmen over Spinoza te declameren? Wie gaat eens de sporen van spinozisme na bij Leopold, Nijhoff, August Vermeylen of Is. Querido?...
Deze vragen stellen is nog niet hen beantwoorden. Maar wel, hopen we, een prikkel daartoe.