Bzzlletin. Jaargang 13
(1984-1985)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
Rosita Steenbeek
| |
De UranusmytheCarla wordt drie keer met een Furie vergeleken (p. 78, 154, 240). Verder wordt ze nog vijf maal als ‘razend’ gekwalificeerd (p. 104, 105, 125, 151, 152). En ‘razend’ levert in het Latijn ‘furia’ op. Furiën of Erinyen waren wraakgodinnen in het oude Hellas die bij o.a. moord op verwanten uit de onderwereld opstegen en de misdadiger achtervolgden. (Had de misdadiger zich van schuld gezuiverd dan werden ze Eumeniden.)Ga naar eindnoot3. De Furiën zijn de dochters van de nacht. Carla draagt een zwarte onyx. Deze lijkt sprekend op de vruchten van de wolfskers (p. 108) atropa bella donna, the deadly nightshade die ‘silence’ symboliseert. De vergetelheid, de stilte des doods. Ze draagt een violette nachtpon, de kleur van de bloemetjes van de wolfskers. De Furiën werden geboren uit de bloeddruppels van Uranus. Uranus vormde als personificatie van het bevruchtende uitspansel, de hemel, met Gaea het oudste godenpaar. Hij werd ontmand en onttroond door zijn zoon Cronos.Ga naar eindnoot4. (De Furiën werden dus geboren uit de bloeddruppels die opspatten bij de castratie.) Ongeveer op het moment dat de vader overlijdt botst Carla met haar auto tegen Paul op. Want als Paul vlak na het ongeluk naar huis belt, vertelt zijn broer Karel hem dat hij zich niet hoeft te haasten omdat hun vader net overleden is (p. 33). Ook het doodshoofdvlindermotief verbindt de vader met Carla. De vader wordt expliciet met een doodshoofdvlinder vergeleken maar ook Carla heeft er veel van weg met haar maskertje van gips ‘dat met een paar vleugeltjes boven haar wenkbrauwen tot halverwege haar voorhoofd liep’ en de donkerpaarse bloeduitstortingen om haar ogen.
Uitgeverij: De Bezige Bij.
In het licht van de Uranusmythe kunnen we het witte mesje dat Paul op achttienjarige leeftijd - dus als hij man wordt - van zijn vader meesteelt een diepere betekenis geven. Het kan gezien worden als fallisch symbool, symbool voor castratie. In de dromen van Paul is deze castratie ondubbelzinnig aan de orde. Hij droomt dat hij in de keuken Jenny iets klefs in een pan hoort kledderen en die op het gas zetten. ‘Met schrik besefte hij dat hij dat geluid kende. Hij durfde de slaapkamer niet meer in. Hij wist dat zijn vader daar lag, ontbloot, met afgesneden geslacht. Hij zag een geplooide lendendoek waar bloed in trok dat zich met vurige bloembladen in het weefsel uitbreidde (p. 12). In een andere droom legt Paul het lijk van zijn vader op de zuurkool. Een man in slagersjas reikt hem een uitbeenmes aan. Het is weliswaar Jenny die de daad verricht maar dit kan het werk zijn van de droomcensuur. Paul laat haar doen wat hij zelf had willen doen. (Het willen castreren van de vader komt vaak voort uit eigen castratieangst. Castratieangst kan het gevolg zijn van de angst dat de vader de incestueuze neigingen van de zoon wil straffen. Paul houdt zich in ten opzichte van zijn zusje vanwege ‘de ogen van zijn vader die overal door het hout heen leken te branden’.) De vader neemt dus de gedaante aan van Uranus, de grote oervader, en Paul van Cronus. (Vgl. in dit verband wat op blz. 122 opgemerkt wordt over Pauls vermogen exact de tijd te schatten.) Carla's ingedrukte neus kan ook als castratiesymbool worden opgevat. Dit verbindt haar dan nogmaals met de vader. De Furiën zijn ook de wreeksters van moord op verwanten. Het witte mesje kan behalve als castratiesymbool ook worden opgevat als symbool voor moord. Paul heeft zijn vader doodgewenst en dat valt voor hem samen met moord. Dat Paul het zo interpreteert blijkt uit de ernstige schuldgevoelens waar hij door geteisterd wordt. (Hij vergelijkt zichzelf met Judas.) Ook de Hamletcitaten wijzen in die richting. Freud verklaart Hamlets aarzelingen om zijn vader te wreken uit het feit dat hij zelf zijn vader had willen vermoorden.Ga naar eindnoot5. Door met haar auto tegen hem op te botsen ‘wreekt’ Carla (de furie) de vader. Ze is er weliswaar erger aan toe dan Paul, maar vanaf dat moment heeft hij wel telkens een vreemde pijn in zijn nek. ‘Misschien is er toch iets ontwricht.’ Bovendien kan hij hierdoor zijn vader niet meer in leven zien. (Misschien is Carla ook Atropos, de onafwendbare, één van de | |
[pagina 45]
| |
drie schikgodinnen, degene die de levensdraad doorknipt. Onafwendbaar kwam ze met haar auto op hem af. Op de foto vindt Paul haar lijken op een noodlotsgodin (p. 169). Op haar bontjas staat het merk SALOME. Salome eiste het hoofd van Johannes de doper.) Paul wil zich graag van schuld bevrijden. Misschien kan dat door deze ‘straf’, die werkt als een soort boetedoening, net als het niet eten en niet vrijen. Uit de bloedspatten van Uranus ontstonden de Furiën maar uit het schuim rond de in zee gevallen genitaliën werd Aphrodite geboren. Ook die gedaante neemt Carla aan want op de foto lijkt haar afgestroopte lichte spijkerbroek rimpelend schuim waaruit ze oprijst (p. 171). | |
De Vegetatiemythe in haar verschillende versiesPaul moet denken aan een rijmpje dat hij bij Frazer in The Golden Bough gelezen heeft (p. 68). Het gedicht ‘The Waste Land’ waaruit een van de motto's van De doodshoofdvlinder stamt, is zoals Eliot in een noot meedeelt o.a. geïnspireerd op The Golden Bough. In dit beroemde antropologische werk wordt de evolutie beschreven die het menselijk denken heeft doorgemaakt vanaf een primitief magisch geloof over een religieuze beschouwing tot een wetenschappelijk inzicht. Frazer toont aan de hand van concrete voorbeelden aan hoe vele religies in wezen teruggaan op vruchtbaarheidsriten die in vegetatiemythen metafysisch gestalte kregen. De grote veranderingen in de natuur hebben op de mensen door de tijden heen diepe indruk gemaakt. Op een bepaald moment dacht men dat deze voor een groot deel in hun eigen handen lagen. Dat men invloed kon uitoefenen, de loop der seizoenen kon versnellen of vertragen door magische praktijken. Men voerde ceremonies op en sprak toverformules uit om het te laten regenen, de zon te laten schijnen, het vee te doen baren en de gewassen te laten groeien. Op een bepaald moment dacht men dat de veranderingen van zomer en winter, herfst en lente niet gevolgen waren van hun eigen magische riten, maar dat het groeien en aftakelen van de natuur, de geboorte en dood van levende wezens gevolgen waren van de groeiende en verminderende kracht van goden en godinnen. De magische theorie van de seizoenen werd aangevuld door een religieuze. Want hoewel men de jaarlijkse natuurcyclus nu vooral toeschreef aan overeenkomstige veranderingen in hun goden, dachten de mensen nog steeds dat ze door bepaalde magische riten op te voeren, de god, die het levensbeginsel was konden helpen in zijn strijd tegen de dood. Zij dachten dat zij zijn verminderende kracht konden aansterken en hem zelfs tot leven wekken. De ceremonies die hiertoe dienden waren in wezen dramatische voorstellingen van de natuurlijke processen die ze wilden vergemakkelijken. Dit noemt Frazer Imitatieve magie. De verhalen over de Egyptische god Osiris, de Frygische Attis en de Griekse Adonis, de zogenaamde ‘stervende en herrijzende goden’, interpreteert Frazer als antropomorfe uitbeeldingen van de jaarlijkse natuurcyclus. Deze goden sterven en verrijzen na een tijdlang bij de moedergodin in de onderwereld te hebben doorgebracht. De god staat voor, is de - bezielde gedachte - groeikracht van het gewas (vaak in het bijzonder van het koren), die sterft in de herfst of op het ogenblik van de oogst. (Het maaien, dorsen en malen van het koren wordt vaak voorgesteld als het wrede vellen van de vegetatiegod) De volksverbeelding zag het onderaards leven van het nieuwgezaaide gewas, als het verblijf van de oude/nieuwe god bij ‘Moeder Aarde’. Het ontkiemen van het gezaaide is dan gelijk te stellen met een nieuwe geboorte, en de verrijzenis van de god. De ingewijden in de mysteriecultussen zouden door de dood en wedergeboorte van hun voorbeeld deel kunnen hebben aan zijn eeuwig leven. Typerend is dat deze vegetatiegoden telkens verbonden zijn met een godin die nu eens als hun moeder dan weer als hun geliefde wordt voorgesteld. Zo wordt Osiris verbonden met Isis, Adonis met Aphrodite en Attis met Cybele. Dit is te verklaren uit het primitieve cyclische denken: zoals de zoon de reïncarnatie is van de vader, zo is de dochter het van de moeder. De vrouwelijke pendant in deze godenparen moet gelijkgesteld worden met de Grote Moeder, die in het nabije oosten onder ontelbare namen vereerd is. Asjtarte bij de Semieten, Anat en Asjera bij de Kanaänieten en Feniciërs, Atargatis bij de Syriërs, Ma in Frygië. Zij had oorspronkelijk een dubbel karakter: Als moeder- en aardgodin is zij zowel levengeefster als levensvernietigster, godin van het vruchtbare leven en van de dood.Ga naar eindnoot6. De vegetatiesymboliek is vaak psychoanalytisch benaderd. De archetypische figuren worden in het Engels The Sacred King en The Great Goddess genoemd. Omdat The Sacred King de personificatie van de vruchtbaarheid was, moest hij tijdens de oogstfeesten al dan niet symbolisch sterven. Dit sterven werd als een hellevaart voorgesteld, die door een verrijzenis gevolgd werd. Soms kon de regeneratie van de oude koning slechts plaatsvinden nadat zijn plaatsvervanger een queeste had volvoerd. The Great Goddess, de Moedergodin, was in de matriarchale maatschappij waarin zij geacht werd te leven, veel machtiger dan haar gemaal. Soms werd zij zelfs als een hermafrodiet wezen voorgesteld. Zij fungeerde als moeder, zuster en aflegster van de koning. Verbonden was zij met de aarde, maan en onderwereld. Zij beheerste geboorte, vruchtbaarheid, liefde en dood. Een derde archetype is dat van de hellevaart. Het wordt vaak als een bijslaap of als een terugkeer naar de moederschoot geïnterpreteerd. Beschouwd als een terugkeer naar de moederlijke invloeden die de psychische persoonlijkheid hebben gevormd kan deze hellevaart tot een bijna psychoanalytische bewustwording voeren en een geestelijke wedergeboorte mogelijk maken.Ga naar eindnoot7. | |
De Frygische versie van de vegetatiemythe'In vele opzichten doet Carla aan Cybele denken, de Frygische naam voor de grote moedergodin. Ze was de beschermster van de aarde, de vruchtbaarheid en de bergen. Ze was ook de meesteres van de dieren. Leeuwen en panters behoorden tot haar attributen. Carla's dierlijkheid springt zeer in het oog. Paul ziet haar ‘wild om zich heen slaan en sissend krabben als een roofdier dat in het nauw zit’ (p. 78) Haar ademhaling is kort en stotend ‘als van een kat die het warm heeft’ (p. 102) Haar buurvrouw in het ziekenhuis zegt het ook: ‘Het was net een wilde kat.’ (p. 10m) Ze heeft ‘een dierendorst’ en de aardbeien ‘verslindt ze’ (p. 105) ‘Laat me in godsnaam met rust, siste Carla.’ (p. 104) Als Paul rondsnuffelt in haar kamer ziet hij een boek van Zola liggen met de titel Het dierlijke in de mens (p. 116) De caissière in de supermarkt vindt Paul op Carla lijken maar ‘als haar verbleekte en getemde tweelingzuster.’ (p. 167) Onyx, het sieraad waar ze naar vraagt, is het griekse woord voor klauw. En ten slotte lijkt het mij niet toevallig dat haar sigaretten van het merk Tigra zijn. Het symbool van Cybele was een kleine zwarte steen. Ook de onyx die Carla draagt is een kleine zwarte steen. Haar eredienst had een extatisch karakter die de deelnemers soms tot zelfcastratie brachten. Denk aan de vriendin van Carla, die zichzelf in haar kut sneed. De priesters van Cybele waren eunuchen, naar het voorbeeld van hun mythische voorganger Attis, een jonge herder die in de ban van de godin kwam en zichzelf, na door haar met waanzin geslagen te zijn, onder een pijnboom ontmande. Viooltjes ontsproten aan zijn bloed. Carla draagt een violette nachtpon. De moeder van Attis zou zwanger van hem geworden zijn door een amandel in haar boezem te stoppen. (Misschien is de amandellucht in de eerste droom (p. 7) al een subtiele verwijzing.) Na zijn dood zou Attis in een pijnboom veranderd zijn. In feite was hij een boom- en korengod wiens dood en herrijzenis het sterven en weer tot leven komen van de natuur symboliseerde. Een van zijn bijnamen was ‘de zeer vruchtbare’. Hij werd toegesproken met ‘de geoogste groen of gele korenaar’. Zijn seksuele onthouding en castratie waren een garantie voor vruchtbaarheid. In de eredienst van Cybele castreerden de priesters zich om Attis tot leven te wekken en de algehele opstanding van de natuur te versnellen. Tijdens de rouwperiode om de dood van de god vastten de ingewijden. Na de vasten- en klaagtijd werden zij door een doopsel met het bloed van een gedode stier van smet bevrijd en tot het evenbeeld van Attis gemaakt. De hogepriester van Cybele droeg vaak de naam Attis. De vader kunnen we zien als deze gecastreerde en gestorven god. Paul ziet zijn vader voor zich met ‘zijn fiets afgeladen met zakken tarwe die hij voor het beddegoed gevuld had’ (p. 201). | |
[pagina 46]
| |
In de rouwperiode om de vader kan Paul geen hap door zijn keel krijgen. De grofden kunnen we zien als symbool voor de vader. Het willen omhakken als voorafschaduwing van zijn sterven. Er komen rookkleurige slierten hars uit de bast van de boom (p. 13). Dit roept het beeld op van de kettingrokende vader. De grofden en de pijnboom vertonen duidelijke trekken van overeenkomst, de grofden neemt de plaats van Attis' pijnboom in, omdat hier in Nederland nu eenmaal geen pijnbomen groeien. Cybele werd de Grote Godenmoeder van de Ida genoemd. Ze was de beschermster van de bergen en daar werd ze ook vereerd. Het is misschien niet toevallig dat Paul een trap op moet naar Carla's kamer. In het trappehuis ruikt het naar gebakken schol (p. 66). De vis, als symbool van leven, is gewijd aan de moedergodin.Ga naar eindnoot9. In haar kamer vindt Paul de kleine zwarte steen, de onyx, waar Carla om gevraagd had. Carla's kamer is het heiligdom van Cybele, het heiligdom van de moedergodin, moeder aarde zelf. Aan het hoofdeinde van haar bed ligt het boek De goede aarde van Pearl Buck. Bovendien een leeg pakje Tigra sigaretten dat ons nogmaals herinnert aan de roofdieren die met Cybele verbonden zijn. Haar sloop ruikt naar koekjes en fruit. Op de Intensive Deo Roller leest Paul ‘Milde pure frisheid als van de ontwakende natuur’. Een OB tampon doet hem denken aan de cocon van de zijderups. (De cocon waaruit het nieuwe leven geboren wordt.) | |
De christelijke versie van de vegetatiemytheOver de vader wordt gesproken in bewoordingen die over het algemeen gebruikt worden voor God en Jezus. Als Paul de deur open ziet staan van zijn ouderlijk huis denkt hij bij zichzelf: ‘het huis mijns vaders heeft vele woningen’ (Joh. 14:2) (p. 41). In zijn incestueuze neigingen t.o.v. zijn zusje wordt hij geremd, niet uit angst voor Jenny's reactie maar door ‘de ogen van zijn vader die overal door de houten wanden van die zolder leken te branden. Een substituut voor de ogen van God, die vervloekte alziende zedenmeester’ (p. 37). Wanneer Paul er aan denkt hoe ze met zijn vader gezeuld moesten hebben om hem in de kist te krijgen vraagt hij zich af: ‘Had iemand zijn hand onder dat ijskoude hoofd gehouden of hadden ze het zomaar naar beneden laten bungelen als bij een kruisafname’ (p. 149). Wanneer hij ziet dat de zwarte katoenen doeken waren meegenomen door de begrafenisonderneming, denkt hij: ‘misschien hadden ze er wel om gedobbeld’ (p. 223). Als Paul voor het laatst naar zijn vader kijkt, gaat door hem heen: ‘het voorhangsel van de tempel scheurt en ergens moet een Romeins legeraanvoerder zeggen: ‘Waarlijk, deze was Gods zoon’ (Matth. 27:54) (p. 216). Paul droomt dat Jenny zijn vader castreert: ‘Hij zag een geplooide lendendoek waar bloed introk dat zich met vurige bloembladen in het weefsel uitbreidde. Toen zag hij door het bloed heen de afdruk van het gezicht van zijn vader met een gehavende huid alsof hij met doornetakken was gegeseld’ (p. 120). Aan de ene kant is zijn vader de oudtestamentische wraakzuchtige vernietigende God de vader, aan de andere kant de kwetsbare liefderijke goddelijke zoon Jezus. Ook de schuldgevoelens van Paul t.o.v. zijn vader worden in een bijbelse vorm gegoten: De Schipholtunnel die hij binnenrijdt vergelijkt hij met een walvis (p. 30). Dit herinnert aan Jona die niet luisterde naar Gods bevel en voor straf werd opgeslokt door een walvis. Paul kust zijn vader op zijn voorhoofd om zijn moeder te laten zien hoeveel hij van hem hield. Tegelijkertijd voelt hij een pijn in zijn nek schieten alsof hij een klap kreeg. Telkens zal die pijn terugkomen. Hij heeft het gevoel dat hij na die kus op het voorhoofd van zijn vader van alles in het huis vies geworden is. ‘Judas verraadt gij mij met een kus’ (Lucas 22:48) (p. 54) denkt hij bij zichzelf. Later poetst Paul niet alleen zijn tanden maar ook zijn lippen met een tandenborstel en hij houdt telkens zijn mond onder de kraan. Hij houdt gedachteloos een brandende lucifer voor zijn lippen. Om de kou van zijn vaders voorhoofd te verjagen of om ze schoon te branden van verraad. Als hij door de tuin wandelt breekt hij een Judasoor af en bewaart het in een kopje. Je kunt je afvragen of het afbreken van het Judasoor door Paul alleen bedoeld is als herinnering aan Judas of als straf, verwijzend naar het oor van Malchus, de knecht van Judas, dat Petrus afhakte. Hier straft Paul zichzelf dus. Komt de pijn in zijn nek misschien ook door het touw waarmee Judas zich verhing? Een van de stoutmoedigste hypothesen van Frazer is dat het centrale thema van het christendom, de dood en de verrijzenis van de zoon van God, de mythe van de stervende en verrijzende God weer opneemt.
Jan Wolkers. Foto: Steye Raviez.
Net als de andere vegetatiegoden sterft Jezus, daalt hij af in de aarde, waarna hij weer verrijst. Zoals het in de geloofsbelijdenis staat die Paul meemompelt bij het graf: ‘nedergedaald ter helle’, ‘wederom opgestaan van de doden’ (p. 233). Ook voor de kern van het christelijk ritueel, het heilig avondmaal, haalt Frazer analogieën uit velerlei godsdiensten aan. Terwijl Paul op een stuk brood kauwt moet hij denken aan de woorden: ‘Een aards en zienlijk brood hetwelk een sacrament is van zijn lichaam’ (p. 171). Ook bij andere godsdiensten vinden we het eten van de gestorven god, waardoor de gelovigen de opstanding deelachtig worden, de ‘wederopstanding des vlezes’, ‘Een eeuwig leven’ (p. 233). Het Christendom heeft ingespeeld op primitieve agrarische gebruiken en zo heel wat heidense feesten gekerstend (Kerstmis, Pasen, Carnaval). Kerstmis bijvoorbeeld zou van Perzische en Egyptische origine zijn. Op 25 december werd oorspronkelijk de geboorte van de zon, de bron van alle leven, gevierd. Sinds de eerste eeuw v. Chr. werd deze datum ook de feestdag van de Perzische lichtgod MithrasGa naar voetnoot* die toen in het Romeinse rijk met de Sol Invictus ging samenvallen. Bij de Egyptenaren werd de nieuwgeboren zon als baby voorgesteld die door een maagd ter wereld was gebracht. De christelijke kerk zou de vijfentwintigste gekozen hebben als geboortedag voor haar Heiland, om het heidense geloof in de zon, hetwelk zeer populair was, over te brengen op Hem. Hetzelfde gebeurde met het Paasfeest. De opstanding van Christus werd te Rome gevierd op vijfentwintig maart. Op dezelfde dag als de | |
[pagina 47]
| |
opstanding van Attis, die ook God de vader en God de zoon belichaamde. Dit viel niet toevallig samen met het begin van de lente, wanneer de natuur weer ingrijpend van gezicht veranderde.Ga naar eindnoot10. | |
De Griekse versie van de vegetatiemytheGa naar eindnoot12.De Griekse pendanten van de vegetatiegod en de grote moedergodin zijn Adonis en Afrodite. Adonis was de geliefde van Afrodite. Toen hij een baby was verborg ze hem in een kist en gaf die aan Persephone, de godin van de onderwereld, in bewaking. Deze weigerde hem terug te geven omdat hij zo mooi was. Zeus besliste dat Adonis de ene helft van het jaar bij Persephone in de onderwereld zou zijn, en de andere helft bij Afrodite op aarde. Ten slotte werd de schone jongeling gedood tijdens het jagen, door een wilde beer, of door de jaloerse Ares, ook een minaar van Afrodite, die zich in een beer veranderd had. Op de foto die Paul vn Carla vindt lijkt ze uit het schuim naar voren te komen. Een duidelijke allusie op de geboorte van Afrodite. Ook Laura is misschien een afsplitsing van Afrodite vanwege haar band met de zee. ‘Ze zat de hele dag naar de golven te staren’ (p. 126). En misschien zijn er nog meer Afrodites te bespeuren. Op sommige plaatsen waren de vrouwen in de eredienst van Afrodite verplicht zich voor hun huwelijk aan te bieden aan een vreemdeling in het heiligdom van de grote godin. Dit werd niet gezien als een orgie van lust, maar als een heilige religieuze plicht. In Paphos, een centrum van de Afroditeverering speelden de koningen de rol van goddelijke bruidegom. Op bepaalde festivals moesten zij zich verenigen met een of meer van de heilige prostituées van de tempel. Samen waren ze Adonis en Afrodite. De vruchten van hun vereniging zouden zonen en dochters van de goden zijn en te zijner tijd vaders en moeders van goden en godinnen. Misschien moeten we nu ook Liz als afsplitsing van Afrodite interpreteren. En ook Jenny heeft veel weg van een ‘heilige hoer’: ‘Met die gouden broekspijpen onder die bontjas vandaan en die witte laarzen leek het wel of ze hier ook op klanten liep’ (p. 197). Bij de begrafenis speelt ze op het orgel in de kerk. Paul ‘kon zich niet voorstellen dat die klanken de ruimte in werden gestrooid door dezelfde vrouw die gisteravond niet weg te slaan was in de sexhal bij The horny dog’ (p. 230). Ook de naam van de nachtclub waar ze werkt wijst in deze richting: Heli's Paradise. Treffend is de parallellie tussen de volgende twee fragmenten waarin Paul respectievelijk de hoer Liz en zijn zus Jenny een vuurtje geeft: ‘Hij drukte de sigarenaansteker in, wachtte met zijn vingers op de knop tot hij omhoogveerde en hield die roodgloeiende cent in dat metalen kokertje voor haar op. Ze pakte even met haar lange rode nagels zijn hand vast’ (p. 156). ‘Toen hij de sigarenaansteker voor haar ophield en ze met haar lange roze nagels zijn hand even vastpakte.’ (p. 201).
De rode roos is ontsproten aan het bloed van Adonis of erdoor gekleurd. Dit herinnert aan de rode roos op het lichaam van de vader. De verbondenheid van Adonis met de vegetatie blijkt al meteen uit het verhaal over zijn geboorte. Hij zou geboren zijn uit een mirreboom. En het verblijf van Adonis de ene helft van het jaar in de onderwereld bij Persephone en de andere helft op aarde bij Afrodite harmonieerde natuurlijk met de dode en weer tot leven gekomen gewassen. Ieder jaar leek Adonis dood te bloeden met de rode herfstbladeren en weer tot leven te komen met het frisse groen van de lente. Adonis was ook de god van het koren. Er werd gerouwd omdat hij zo wreed was geveld en zijn beenderen waren gemalen in de molen, waarna het maalsel was uitgestrooid in de wind. In de rouwperiode mocht er dan ook niets gegeten worden dat in een molen gemalen was, maar moest het voedsel beperkt blijven tot geweekte tarwe, zoete vijgen, dadels, rozijnen en dergelijke. (Dit deed me even denken aan het macrobiotische voer dat Paul inslaat). Soms werd de korengeest uitgebeeld door menselijke slachtoffers die werden doodgeslagen op het korenveld. Zodoende vermengde de verering van de korengeest zich met de dodencultus. Want men dacht dat de geesten van deze slachtoffers weer tot leven kwamen in de aren die ze gevoed hadden met hun bloed, en dat ze een tweede dood stierven met het oogsten van het koren. Ook in De doodshoofdvlinder lijken er geesten uit de aarde op te staan: ‘Door de mist leek het of die schimmen uit de aarde omhoogkwamen. De opstanding’ (p. 38). ‘Het leek wel of daar geesten door de mist krijsten’ (p. 118). ‘Waren mannen schimmig in de weer’ (p. 84). | |
Egyptische versie van de vegetatiemythe Verwijzingen naar Egypte:Er zijn erg veel verwijzingen naar Egypte. Het begint al meteen bij het motto uit The Long Goodbye van Raymond Chandler. ‘You've got yourself in another jam, I see, he said cheerfully. Why don't you try some quiet business like embalming?’ Paul ziet in zijn vader ‘een kersverse mummie die de eeuwigheid gaat trotseren’ (p. 94). Het stukje aluin herinnert hem aan wat hij eens gelezen heeft ‘dat je huid ervan gelooid werd. Onvergankelijk leer. Over tweeduizend jaar. Het aluinmasker van de man van smarten’Ga naar voetnoot* (p. 149). Dolf zegt tegen Jenny over hun vader: ‘In Amerika zouden ze hem balsemen’ (p. 181). De vader ziet er nog goed uit ‘alsof er zich daarbinnen toch nog een soort geestelijk leven afspeelde. Gemummificeerd geloof’ (p. 206). En ‘In het oude Egypte zouden ze hem zijn klompen en laarzen en zijn hengels en visgerei hebben meegegeven. En een paar gemummificeerde vissen in doeken gewonden’Ga naar voetnoot** (p. 223). In de tuin van zijn vader staat de bloeiaar van de naald van Cleopatra te glinsteren als een scepter (p. 216). Zijn moeder zit er onverzettelijk en onmenselijk bij ‘als een kolos van Memnon’ (p. 109). Het kapsel van Liz doet Paul Egyptisch aan, ‘De Nefertete van de aftrekkerij’ (p. 158). De incestueus getinte verhouding tussen Paul en zijn zuster Jenny kan ook eventueel aan Egypte doen denken. Osiris en Isis waren immers broer en zus en ook de Farao's trouwden vaak met hun zuster. Paul ziet zijn vader dansen met een zwartgelakt hondenmasker op (p. 148). Hier herinnert hij aan Anoebis. De Egyptische god in de gedaante - of met de kop - van een jakhals. Anoebis was de beschermer der doden. Bij het dodengericht stond hij bij de weegschaal, waarop het hart van de dode gewogen werd. Als Heer van de reinigingplaats voltrok hij de balseming van de mummies. Een priester met Anoebismasker fungeerde in het begrafenisritueel. Anoebis werd in heel Egypte maar vooral in Cynopolis (stad van de hond) vereerd.Ga naar eindnoot13. De vader kunnen we zien als doodsgod (ik wees al op zijn doodskanten) vanwege al die moorden die hij pleegde op de dieren en het schuurtje waar hij maden kweekte en waar het rook naar rottend vlees. Al die andere honden in De doodshoofdvlinder kunnen ook verschijningen van Anoebis zijn. (Overigens misschien ook van de hellehond Cerberus). | |
DierenHet zal Wolkers zeer hebben aangesproken dat er niet alleen mensen maar ook dieren werden gemummificeerd. Bovendien blonk de Egyptische beeldhouwer uit in de kunst mensen dier in één sculptuur te verenigen, in de vorm van een leeuw met koningskop, en godenbeelden met menselijk lichaam en dierekop. In De doodshoofdvlinder duiken veel heilige dieren op. De kikker en de scarabee, allebei symbolen van de opstanding.Ga naar eindnoot14. (Paul gaat met zijn schep dwars door een kluwen kikkers (p. 12). Met dit opstandingssymbool wordt dus korte metten gemaakt.) De krokodil, ‘Boomstronken vol elfenbankjes als oude krokodillen die aan het afschilferen zijn’ (p. 189). En ‘Eat a crocodile, I'll do it’ (p. 232). Hij werd door de oude Egyptenaren met de overstroming van de Nijl in verband gebracht en zo gunstig opgevat als schenker van vruchtbaarheid. Door heel Egypte zijn krokodilmummies gevonden. De krokodil was echter ook een gevreesd dier. Hij werd een van de gestalten van Seth, de broer en vijand van Osiris.Ga naar eindnoot15. Ook de koe is een heilig dier en daar grazen er heel wat van rond bij Pauls huis. Als Paul naar de onderste bruine bladeren van de Dracaena kijkt denkt hij bij zichzelf: ‘de apenladder’. Ook de aap is een heilig dier, een van de verschijningsvormen van de god Thot. En dan hebben we natuurlijk nog de kat Carla. Bij de oude Egyptenaren was de kat de gestalte van de godin Bastet.Ga naar eindnoot16. Kat- | |
[pagina 48]
| |
ten werden als huisgoden beschouwd. Hol gegoten bronzen kattebeelden dienden als doodskist voor kattemummies. Katachtige roofdieren vereerde men om hun kracht. Ik wees al op de katachtige roofdiereigenschappen van Carla. Daar kan nog aan toegevoegd worden dat de shock die ze heeft een ziekte is die veel voorkomt bij katten die aangereden zijn.Ga naar eindnoot17. (De kat heeft dan een korte snelle ademhaling, net als Carla). Ook de heilige stier ontbreekt niet, al heeft hij zich vermomd in de gedaante van Sitting Buil, de leider van de Hunkpapa Indianen circa 1835-1890, van wie Charley een foto aan de muur heeft. De heilige stier is een verschijningsvorm van Osiris. | |
De vegetatiemytheGa naar eindnoot18.Waarschijnlijk neemt de vader naast de gedaante van de christelijke god, van Attis en Adonis, ook de gedaante aan van hun Egyptische tegenhanger Osiris. De mythe vertelt dat Seth, de jaloerse broer van Osiris, een feest organiseerde waarbij hij een verrassing beloofde aan degene die precies in een doodskist zou passen. De kist was van tevoren voor Osiris op maat gemaakt. Toen Osiris in de kist was gaan liggen smeet Seth het deksel dicht en liet de kist de Nijl afdrijven. Isis gaat op zoek naar haar broer en echtgenoot. Uiteindelijk vindt ze de kist en neemt hem mee terug naar Egypte. Maar Seth doodt Osiris opnieuw en snijdt zijn lichaam in veertien stukken. (Vgl. het lichaam van de vader dat als spare ribs in de zuurkool wordt meegekookt). Hij verspreidt deze stukken over het hele land. Isis vindt alle ledematen weer bij elkaar, behalve zijn penis, die is door de vissen opgegeten. Osiris wordt weer tot leven gewekt. Wolkers zal getroffen zijn door de overeenkomst tussen het dichtspijkeren van de kist van Osiris door Seth in de maand oktober en het overlijden van de vader in diezelfde maand. Ook Osiris werd in verband gebracht met bomen (de pijnboom en de acacia) net als Attis en Adonis. Verder was hij de god van het water (de Nijl was essentieel voor de vruchtbaarheid van het land) en het koren. Het verhaal dat zijn ledematen op verschillende plaatsen door het hele land verspreid begraven werden, kan een mythische uitdrukking zijn van het zaaien of ziften van het koren. Het was een wijdverspreid gebruik het lichaam van een koning of magiër in stukken te snijden en de ledematen op verschillende plaatsen in het land te begraven. Zo dacht men de vruchtbaarheid van de aarde te bevorderen en tevens die van mens en dier. Ook gewone mensen werden op deze wijze geofferd en dan bij voorkeur roodharigen. Omdat zij het geschiktst waren om het rossige graan te personifiëren. Dit doet even denken aan de figuur van Liz (p. 156) ‘met haar opgestoken roodblonde haar als een mijter van vlas’. Ook het vlas herinnert aan de vegetatie. Osiris was ook de heerser over en rechter van de doden. Met het in het graf leggen van de doden vertrouwde men hen toe aan hem die hen tot het eeuwige leven kon wekken, zoals hij het zaak weer kon doen ontkiemen. De mythe vertelt, dat de wereld ontstond doordat er uit het oerwater een heuvel opdook. De zonnegod beklom deze heuvel, bedwong de chaosmachten en werd koning van het heelal.Ga naar eindnoot19. Tempels en piramiden zijn vaak in een soort trapvorm gebouwd. Want de trapvorm is in de godsdienstige symboliek de imitatie van de oerheuvel en daarom het teken van het verrijzende leven.Ga naar eindnoot20. Misschien moeten we ook de trap die Paul op moet naar Carla's kamer op deze wijze opvatten. Paul verdwijnt in Carla's kamer, de oerheuvel, moeder aarde, en herrijst herboren. | |
Ka en baDe oude Egyptenaren geloofden dat de mens meerdere zielen had, waarvan de ka en de ba de belangrijkste waren. De ka was de levenskracht van mens en god; opgevat als een tweede persoonlijkheid, een geestelijke dubbelganger, tegelijk met de mens geschapen. De ka fungeerde als genius, beschermgeest. Bij de dood werd iemand tijdelijk van zijn ka gescheiden, om er zich later weer mee te verenigen. (De ka was ook de levenskracht in de spijzen. Bij het offer ging de levenskracht van de gaven op die van de dode of van de god over en versterkte deze.Ga naar eindnoot21. Misschien kunnen we Carla zien als de ka van de overleden vader. (Ik wees al op de verbindingslijnen tussen deze twee.) Carla botst tegen Paul op ongeveer op het moment dat zijn vader overlijdt, waarna hij telkens last heeft van zijn nek. Haar naam spreekt ze uit ‘als een medium’ (p. 31). Een medium is iemand of iets door wie berichten uit het dodenrijk tot ons kunnen komen. In de naam Middelheim zit natuurlijk ook de notie medium. De ba is de Oudegyptische voorstelling van de ziel van de mens na diens dood in de vorm van een vogel van de familie Ooievaars. Terwijl de mummie aan het graf gebonden is, kan de ba vrij op aarde rondvliegen en daar de leveningrediënten voor de dode halen. De ba was tevens de macht waarover de mens tijdens zijn leven beschikte.Ga naar eindnoot22. Misschien moeten we de reiger die telkens naast de visser staat te wachten zien als een transpositie van de ooievaar, die hier nu eenmaal niet meer zo veel rondvliegt, en dus als de ba van de vader. Paul ziet in gedachten de visser die voor aan de vaart zit beethebben en een ondermaats visje ophalen. Als hij het van de haak haalt ziet Paul dat het het witte mesje van zijn vader is. De reiger komt met fladderende vleugels dansend als een kraanvogel in de paringstijd op hem af en spert schreeuwend zijn bek open, waarna de visser het mesje erin laat vallen (p. 209). Het vermiste lichaamsdeel van Osiris is dus toch niet door de vissen opgegeten. Misschien moet de reiger ook gezien worden als Thot. De god van de maan en de schrijfkunst die de doden moet rechtvaardigen voor het dodengericht en hen het eeuwig leven geven. Hij wordt vaak voorgesteld als Ibis. Deze vogel komt hier niet voor. Maar de ibis is de Egyptische ooievaar en de latijnse naam van de koereiger is bubucus ibis.Ga naar eindnoot23. Thot neemt hier de schuld weg. | |
De vegetatiemythe in The Waste LandOok een van de twee motto's brengt ons bij de vegetatiemythe. Het motto is uit ‘The Waste Land’ van T.S. Eliot: I think we are in rats' alley De titel en veel van de symboliek van dit gedicht is volgens een noot van de schrijver ontleend aan het boek van Jessie Weston over de graallegende From Ritual to Romance. | |
De VisserkoningIn het hoofdstuk over de Visserkoning (in From Ritual to Romance)Ga naar eindnoot25. betoogt Jessie Weston dat de graallegenden in wezen teruggaan op een vruchtbaarheidsritueel. Het bewijs moet geleverd worden door de centrale figuur van de Visserkoning (die in allerlei varianten in de legenden optreedt). De persoon van de Visserkoning, zijn ziekte en het effect daarvan op zijn volk en land komt frappant overeen met de innige relatie die er eens bestond tussen de heerser en zijn land; een relatie die voornamelijk steunde op de identificatie van de koning met het goddelijk principe van leven en vruchtbaarheid. In de eerste vorm van de Graallegende was de centrale figuur van de Visserkoning dood, en de taak van de held die de queeste volvoerde was, hem tot leven te wekken. Oorspronkelijk werd het graalverhaal werkelijk opgevoerd. Het spel was een ceremoniële voorstelling van wat in wezen een magische of religieuze rite was, die het tot leven wekken van een dode of gedode natuurgod voorstelde. Later ging het niet meer om het tot leven wekken maar om de vervanging. De plaats van de dode koning, gespeeld door een oude man, werd op een bepaald moment in het ritueel ingenomen door de jonge man die de rol van de Queester speelde. De Visserkoning zou in wezen teruggaan op deze centrale figuur van het vruchtbaarheidsritueel. | |
De vis als symboolGa naar eindnoot26.Jessie Weston gaat ook in op de naam van de koning. Waarom werd hij Visserkoning genoemd? Het werd wel eens toegeschreven aan zijn passie voor het vissen. De naam werd ook in verband gebracht met de vis als christelijk symbool. Maar de christenen namen alleen een symbool over dat al uit veel vroeger tijden stamt. De vis is een levenssymbool van onachterhaalbare ouderdom en de titel van visser is, vanaf de oudste tijden geassocieerd met godheden die verbonden waren met de oorsprong en de instandhouding van het leven. De schrijfster | |
[pagina 49]
| |
draagt voorbeelden aan uit vele landen en godsdiensten. De christelijke vissymboliek komt rechtstreeks voort uit de joodse godsdienst, welke het weer overgenomen heeft van de Syriërs. De kern van de joodse vissymboliek is de overlevering dat aan het eind der tijden de Messias de grote vis Leviathan zal vangen, en zijn vlees zal verdelen onder de gelovigen. Als voorafschaduwing van dit Messiaanse feest aten de joden vis op de sabbath, later op vrijdag, zoals nu nog, althans tot voor kort, de Rooms-Katholieken. Vis speelde ook een belangrijke rol als heilig voedsel in de mysteriecultussen. Er is een steen gevonden die gewijd was aan de Frygische Mater Magna Cybele met daarop de afbeelding van een vis en een beker. De vis is ook gewijd aan de andere moedergodin Afrodite. Op bepaalde mystieke banketten aten priesters en ingewijden van dit anders verboden voedsel, in het geloof dat ze op deze wijze deelhadden aan het vlees van de godin. Sommige geleerden, zo zegt Jessie Weston, zijn van mening dat het de vertrouwdheid met dit ritueel was, dat door de joden werd overgenomen, dat leidde tot het vismaal op vrijdag. Vrijdag, de dag gewijd aan Afrodite en later aan haar equivalent Venus. De vis is verbonden met leven en vruchtbaarheid en daarom is de naam van de kernfiguur van de Graallegende dus niet toevallig. Bij de regel die als motto dient staat een noot die verwijst naar een andere passage in het gedicht: While I was fishing in the dull canal r. 189
On a winterevening round behind the gashouse
Musing upon the king my brother's wreck
And on the king my father's death before him.
White bodies naked on the low damp ground
And bones cast in a little low garret
Rattled by the rat's foot only, year to year.
Ook Paul bepeinst de dood van zijn vader en de dood van zijn broer. De vader is de visserkoning in De doodshoofdvlinder. Constant wordt hij als visser opgevoerd: ‘Het kanaal waaraan hij altijd zat te vissen.’ (p.38). Ook in de geciteerde passage uit ‘The Waste Land’ wordt er gevist in een kanaal. ‘Op de brug over het kanaal moest hij weer denken aan al die naar lucht happende karpers, brasems en rietvoorns die zijn vader uit het groezelige water gesleept had.’ (p. 84). ‘Die leefnetten vol vis. Gebogen in de ronding van het net. (...) In het visseizoen zaten er altijd dofglinsterende doorzichtige schilfers op de mouwen van zijn viskleding.’ (p. 130). ‘Heeft hij daar wel eens aan gedacht als hij daar zat te vissen, dat hij achter zijn rug begraven zou worden, dacht hij.’ (p. 203). Er wordt duidelijk gerefereerd aan de christelijke vissymboliek: Ik zal u tot vissers van mensen maken, dacht hij. Als vader dat uit de Bijbel voorlas zag ik hem altijd die domme koppen van mijn broertjes en zusjes met een haakje door hun bovenlip uit het water sleuren. De een na de ander. In een razend tempo. De wonderbare visvangst. (p. 77). ‘Een wonderbare visvangst met geduld’ (p. 84) (Lukas 5:9). ‘Werpt uw net uit aan de rechterzijde’ (p.61) (Joh. 21:6). Zoals de vissen werden gemarteld en gedood, zo werden de kinderen verpletterd onder het juk van de christelijke opvoeding vol schuld- en zondebesef. Het vissymbool krijgt een wijdere betekenis doordat het ook bij Carla naar vis ruikt. ‘In het trapportaal rook het naar het bakken van schol.’ (p.66). ‘De gebakken vislucht had er zich verzameld tot een dikke walm.’ (p.66). ‘Zou het daar nog naar die gebakken schollen ruiken.’ (p. 240). De vis is als levenssymbool verbonden met de grote moedergodin. Paul wordt gezien als de opvolger van de visserkoning: De moeder wil hem de hengels geven van zijn vader. (p. 99) Ten slotte hapt Paul weer in het leven in de vorm van een vis. ‘Ik ga een lekkere gebakken tong eten met een fles Sancerre erbij’ (p. 239). Het is vrijdag, de dag dat zowel de volgelingen van Christus als de volgelingen van Afrodite een vismaal plachten te genieten. Het zal wel een heidens visje zijn dat Paul gaat verorberen. | |
Verdere overeenkomsten tussen The Waste Land en De doodshoofdvlinderDit gedicht is vaak het belangrijkste en invloedrijkste in de Engelse literatuur van de eerste helft van de twintigste eeuw genoemd. Het is de uitdrukking van een chaotisch geworden wereld, waarin de mensheid na de verbijstering van de eerste wereldoorlog in de woestenij der volledige illusieloosheid en het verval van alle idealen en waarden leeft. Het gedicht bestaat uit vijf delen, - net als De doodshoofdvlinder -, die thematisch en door symboliek met elkaar verbonden zijn. Ze zijn variaties op een dubbelthema. Aan de ene kant de angstverwekkende zinloosheid en steriliteit van de moderne, volledig geseculariseerde wereld, en aan de andere kant de noodzakelijkheid deze wereld te duiden en in haar een zin, waar mogelijk een eenheid te vinden. Paul worstelt met dezelfde problematiek. Hij is het geloof waar hij in opgevoed is kwijtgeraakt, ervaart het leven als zinloos, maar probeert een nieuwe zin te vinden. De methodische uitwerking van het thema gebeurt door het tegenover elkaar stellen van schijnbaar kontrasterende ideeën (ook een kenmerkend trekje van Wolkers) hier het idee van de dood en van het leven, die ook zelf weer tegenstellingen in zich bergen. Want een leven zonder betekenis is als een dood, daarentegen kan een dood, een offer, (waardoor het oude, onvruchtbare en verlammende afsterft) loutering tot leven zijn. Ook in De doodshoofdvlinder gaat het om de tweeëenheid dood-leven. Paul is tijdelijk dood omdat hij het leven als zinloos ervaart. Maar door gedeeltelijk af te sterven, niet te eten en niet te vrijen, maakt hij een louteringsproces door. Het doodgelijke leven heeft iets aantrekkelijks. Het is moeilijk en pijnlijk om uit dit doodse leven, dat de moderne mens in het dorre land leidt, gewekt te worden en een zinvol leven te leiden. ‘Now I fear disturbance of the quiet seasons.’ April, de maand der wedergeboorte, is niet de meest vreugdevolle maar de wreedste maand. Op bladzij 200 van De doodshoofdvlinder wordt Eliot letterlijk geciteerd: ‘April is the cruellest month, breeding, Lilacs out of the dead land, mixing, Memory and desire, stirring, Dull roots with spring rain.’ Ook voor Paul is het een pijnlijk proces. De mens is verlamd door angst, angst voor al het nieuwe, voor de onzekerheid van het eigen bestaan, de onbestendigheid van de liefde, voor de onbekende toekomst en ten slotte voor de onwerkelijkheid van het leven in het dorre land. In het gedicht wordt onderscheid gemaakt tussen de dood waaruit geen en de dood waaruit wel leven voortkomt. Het beeld van de god dat in het water werd gegooid en opgevist (vruchtbaarheidsritueel) en het lichaam van de god dat in de tuin werd geplant (dit deed me denken aan de grofden, als symbool voor de vader, die dieper ingegraven moet worden) wordt geplaatst tegenover de steriele en onvruchtbare dood in rats' alley, where the dead men lost their bones. (De beenderen ‘rattled by rats foot only’) Dit is het motto van De doodshoofdvlinder. Wil Wolkers daarmee zeggen dat hij niet gelooft in een individuele opstanding? Eliots gedicht is zeer religieus getint. Voor hem is het dorre land niet alleen de verlaten, godloze, in elkaar stortende wereld waarin wij leven maar ook de woestijn die wij geduldig moeten doorlopen om tot heil te komen. ‘The Waste Land’ staat vol met literaire allusies en ontleningen net als De doodshoofdvlinder. Er staat een verwijzing in naar prediker 12, waaruit ook Wolkers citeert. Het beschrijft hetzelfde soort dorre land. In beide werken staan verwijzingen naar Shakespeare. In ‘The Waste Land’ naar The Tempest, in De doodshoofdvlinder naar Hamlet. Ook in The Waste Land verschijnt een Belladonna (r. 49). Eliot betrekt, net als Wolkers, allerlei religieuze en mythische tradities in zijn werk. Ook de personen zijn een versmelting van meerdere personen. Christus wordt verbnonden met andere gehangen goden. Het effect is een soort eenheid van ervaring, eenheid van alle perioden, en hiermee geeft hij het idee dat het algemene thema van het werk waar is. Het thema is er niet ingelegd, maar onthuld. vervolg op pagina 76 |
|