Bzzlletin. Jaargang 13(1984-1985)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Maurits Mok 4 gedichten Late winter Haast geen winter meer. Overal doorwaaide stilte. Op de morgenzee glinstert bleek vuur. Vogels spreken en zwijgen. Ook deze winter raakt bedolven onder bloeisel dat de borst beklemt. Misschien gaat ergens nog een mens de dood te lijf, zendt woorden uit, wacht op weerklank en vergeet wat hij gezegd heeft. Dorp in een dal Dorp in een dal. Een handvol huizen leunt aan het onderlichaam van de aarde. Boven knoestige bergen staat een onbeschreven uitspansel, een zwijgende zee. Er is van tijd tot tijd geritsel van dieren en daarna weer aanwezigheid die niets meer dan zichzelf kan zijn, verbijsterend gewoon. Najaarswereld Oktoberwarmte hing tegen de bergen. Er kwam goud bloot, kleurigheid die bloei in alle kieren zaaide, oude beloften nieuw maakte, het najaar deed tintelen en onze ogen vulde met duizend ongeboren dagen. In de diepte dreef rook op de aarzelende wind, maakten koeien donkere geluiden, sloeg een kerkklok een vergeten uur. Mensen klommen en daalden, hielden elkander met een woord in evenwicht en raakten bij een hoek uit het gezicht. Vreemdelingen Tegen de avond ontwaakten de dieren die geen dag verdroegen. Uit spleten kropen zij omhoog en werden plotseling vliegende lichtjes of stemmen in de ondergroei van het gebergte. Ver weg gingen de laatste toppen verloren. Men kon overal het donker betasten, met de aarde een morgenwereld tegemoet gaan of meedwalen met zijn gedachten. Er bleef niets over dan een nacht waarin geen schepsel zich herkende. Vreemdelingen zonder huis of have bewogen langs elkanders oogopslag. Vorige Volgende