Bzzlletin. Jaargang 13
(1984-1985)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
August Hans den Boef
| |
The Wind in the WillowsThe Wind in the Willows hinkt op twee gedachten. Enerzijds beschrijft het op een subtiele manier het Victoriaanse plattelandsleven, vol comfort, plezier en natuurschoon. De natuur neemt zelfs mythologische vormen aan wanneer Rat en Mol tijdens een nachtelijke boottocht de god Pan aanschouwen. Daarnaast spelen de avonturen van Pad, een rijke parvenu die aan autorijden verslaafd raakt. Deze opschepper veroorzaakt niet alleen een groot aantal ongelukken, hij belandt ten slotte achter de tralies. Aanvankelijk is het verhaal rond Mol geconcentreerd. Het dier krijgt genoeg van zijn voorjaarsschoonmaak en huppelt naar de rivier waar hij Rat ontmoet. Een vrolijk baasje dat liedjes en gedichten maakt en al snel Mol weet over te halen bij hem te blijven logeren. Rat wijdt zijn vriend in; Mol krijgt van alles te horen over de rivier en de oeverbewoners, en over het Wilde Woud, waar onbetrouwbare hermelijnen, wezels en fretten huizen. Ten slotte is er Meneer Das, een voortreffelijke figuur, ruwe bolster, blanke pit. Mol raakt spoedig met hem bevriend. Gaandeweg krijgt de humor in The Wind in the Willows de overhand. Pad is in de gevangenis terechtgekomen en hij boft. De cipiersdochter heeft medelijden met hem en zij helpt hem ontsnappen door Pad uit te dossen als wasvrouw. Na allerlei verwikkelingen komt Pad thuis, om te constateren dat de wrede bewoners van het Wilde Woud bezit hebben genomen van zijn ‘Toad Hall’. Gelukkig helpen Das, Mol en Rat hem zijn kasteeltje terug te veroveren en ze weten hem er ook met veel moeite van te weerhouden om zijn glorieuze ‘thuiskomstfeest’ met zelfgemaakte liederen, speeches en wat dies meer zij op te luisteren. Pad wilde natuurlijk weer het stralende en opschepperige middelpunt zijn, maar tot zijn verrassing merkt hij dat hij nog meer indruk maakt door de hem opgedrongen, bescheiden rol, die hij perfect speelt.
Illustratie: Carolyn Beresford.
Dit is in het kort het verhaal; wat buiten beschouwing bleef zijn de soms ontroerende passages waarin de liefde en vriendschap worden beschreven die de dieren elkaar toedragen (of die waarin Rat zich bijna door een zwerver laat overhalen om naar het magische Zuiden te vertrekken) en de lucide natuurbeschrijvingen. Toch blijft The Wind in the Willows een metafoor van het ideale landleven waaraan de gegoede milieus, even buiten Oxford, niet zo ver van de Thames, zich overgaven. Grahame had iets dergelijks al in oudere boeken gedaan. In 1896 en 1898 verschenen respectievelijk The Golden Age en Dream Days, boeken waarin Grahame door meer of minder met elkaar samenhangende verhaaltjes een beeld geeft van zijn jeugd. Hij vertelt over de onbezorgde jaren van een groepje kinderen dat in de boomgaard en rond de vijver indiaan- | |
[pagina 38]
| |
tje of piraatje speelt. Ook spelen ze wapenfeiten uit de Engelse en de Klassieke geschiedenis, want de kinderen zijn niet van de straat. Daarnaast bespreken ze het gedrag van de onbegrijpelijke volwassenen om hen heen, de boeken die ze lezen en verder fantaseren ze heel wat af. In het tweede boek, Dream Days, is de wereld meegegroeid met de kinderen en wordt die fantasie belangrijker. Eén van de kleinen, Harold, gelooft dat konijnen kunnen praten, maar dieren komen in dit boek nog niet voor, op één verhaal na: ‘The Reluctant Dragon’.Ga naar eindnoot2. Inmiddels was Grahame een hoge piet geworden bij de Bank of England en had hij geen tijd meer voor werk van wat langere adem. Pas toen hij zijn zoontje Alastair zelfverzonnen verhaaltjes over een mol en een rat, en vooral over een pad, vertelde, kreeg hij weer zin in het schrijven. Toen Mouse, zoals Alastair door zijn vader werd genoemd, met vakantie ging, stuurde Grahame de jongen brieven waarin de avonturen van Pad werden uitgesponnen en zo is The Wind in the Willows gegroeid. Ondanks het feit dat Grahame's twee vorige boeken erg geliefd waren, aan beide zijden van de oceaan, ging het met The Wind in the Willows niet zo goed. Zowel de uitgevers die het manuscript terugstuurden als de critici die het boek in 1908 toen een uitgever zo gek was om het uit te brengen, kraakten, vonden The Golden Age en Dream Days veel beter. Het is pas gaan lopen, zo verzekeren ons de biografen, nadat de Amerikaanse president Teddy Roosevelt en A.A. Milne (de man van die andere teddybeer) openlijk de loftrompet voor The Wind in the Willows staken. Ik denk dat het na een tijdje ook geholpen heeft dat Grahame's boeken werden herdrukt met tekeningen van E.H. Shepard, die niet onderdeden voor het niveau dat deze met Winnie-the-Pooh had bereikt en tegelijkertijd van een weer heel andere aanpak getuigden. | |
VoorstudiesDe bloemlezing die Peter Haining van Grahame's verspreide stukken heeft gemaakt, kan inderdaad worden opgevat als een voorstudie voor The Wind in the Willows. Een groot deel ervan zou men echter evengoed als een reflectie op de twee eerdere boeken kunnen beschouwen. Veel van Grahame's ideeën over de kindertijd, over de natuur en over de klassieke voorbeelden waar hij van uitging, worden voor het eerst toegankelijk gemaakt. Daarom is het extra jammer dat Haining niet alleen in de titel (Paths to the River Bank) maar ook in een tendentieuze rubricering van Grahame's artikelen (verzameltitels ontleend aan het grote werk) een geforceerd verband met The Wind in the Willows probeert aan te brengen.
Illustratie: Ernest H. Shepard.
Aardig is wel dat hij ‘The Mole's Char-Mouse’ heeft opgenomen. Toen de één of andere professor een keer opperde wie er dan wel voor Mols huisje zorgde, antwoordde Grahame hierop in een brief dat het dier uiteraard tweemaal in de week een werkster had, net als Rat een butler en een kokkin en dat Pads kasteeltje barstte van de bedienden, maar dat hij nooit over deze personages heeft gerept vanwege het economisch gebruik van karakters dat hij nastreefde. Onbegrijpelijk is dat Haining één zeer belangrijke publikatie over het hoofd heeft gezien. Grahame's echtgenote stelde namelijk in 1944 een boekje samen onder de titel First Whisper of ‘The Wind in the Willows’, een must voor Grahame-vorsers. Hierin staat bijvoorbeeld het verhaal ‘Bertie's Escapade’. Het gaat over een varkentje dat met zijn twee konijnenvriendjes wil gaan zingen bij ene Mr. Stone. Getergd door het lawaai laat deze zijn honden op hen los. Eind goed, al goed, met gestolen lekkernijen richten de beestjes een feestmaal aan dat tot diep in de nacht duurt. Aan de dis zit ook een mol. Nog veel belangrijker in dit veertig jaar oude boekje zijn de brieven over de avonturen van Pad die de kleine Alastair van zijn vader ontving. Het is leuk om ze met de definitieve versie te vergelijken. De stijl is wat verzorgder geworden, er is het een en ander aan toegevoegd en de vaderlijke vermaningen zijn grotendeels uit het boek weggelaten. Deze brieven leren ons in ieder geval dat één observatie van Grahame's biografen, waaronder Haining, onjuist is. Zij stellen dat Grahame pas aan het maken van een boekje dacht toen hij het hele pakket brieven weer eens onder ogen kreeg. Inderdaad beginnen de eerste brieven met zinnetjes als ‘Herinner je je nog hoe de pad...’ Doch naarmate de correspondentie vordert laat Grahame deze plichtplegingen vallen en begint hij direct met het verhaal, daar waar hij de vorige keer is opgehouden. Het laatste deel heeft in de definitieve bewerking dan ook de minste wijzigingen ondergaan. We hebben bij deze brieven dus gewoon te maken met stukjes uit een manuscript. Het was kennelijk niet alleen vaderliefde die Grahame dreef.
Illustratie: Ernest H. Shepard.
| |
KindEén van de redenen dat ik The Wind in the Willows hoger schat dan Winnie-the-Pooh is dat Grahame, in tegenstelling tot Milne, zijn zoontje buiten het boek heeft gehouden. Wat jammer dat het nu juist Milne moest zijn die, na het succes van zijn Pooh-boekjes The Wind in the Willows tot een toneelstuk mocht omwerken. Toad of Toad Hall noemde Milne het resultaat van zijn geflans en Grahame heeft het nog moeten meemaken, want het kwam in 1929 uit, drie jaar voor zijn dood. Milne's nieuwe titel geeft al aan dat het hem vooral om de humoristische kant van The Wind in the Willows ging en hij heeft er dan ook heel wat ‘grappigs’ bijverzonnen. Liedjes, natuurlijk, want daar was Milne gek op. Zijn toneelstuk eindigt niet zoals het hoort, met Pad die stilletjes zijn triomflied zingt en later onder de gasten alle denkbare bescheidenheid tentoonspreidt. Nee, Milne heeft een grote finale bedacht waarin werkelijk alle personages, niet alleen Rat, Mol, Das, de overwonnen wezels, maar ook de rechter die Pad veroordeelde, de politieman die hem achternazat en de dochter van de cipier, meezingen. Die cipiersdochter heeft opeens een naam: Phoebe. Omdat het nog niet lollig genoeg was heeft Milne er een droogstoppelachtig paard bij verzonnen dat ook een naam heeft: Alfred. Het ergste is dat er ook een kind bijgekomen is, Marigold, dat het hele verhaal droomt. | |
[pagina 39]
| |
VervolgDixon Scott, die vorig jaar een vervolg op The Wind in the Willows publiceerde, is heel wat zorgvuldiger te werk gegaan. Het schema is vergelijkbaar met het origineel van Grahame: Mol verveelt zich, zelfs dat varen gaat tegenstaan, maar het is Pad die veel leven in de brouwerij brengt. Pad provoceert de Wilde Wouders, krijgt de vliegmanie en steelt uiteindelijk een vliegtuig en is daarmee naar eigen zeggen de eerste Kanaalvlieger. Het tweede deel van Scotts boekje gaat over een grote overstroming die Rat voorvoelt, hij weet zijn mededieren met moeite van de dreiging te overtuigen en zij worden gered. Toch is het Pad die met de eer gaat strijken. Deze watersnood is een duidelijke verwijzing naar de berenboekjes van Milne, maar voor het overige sluit Scott in stijl en sfeer uitstekend bij die van Grahame's origineel aan.
Illustratie: Ernest H. Shepard.
Grappig is ook dat Dixon Scott de vaagheid over de afmetingen van de dieren heeft overgenomen. Pad is bijvoorbeeld een stuk kleiner dan de vervaarlijke Das, maar toch weer groot genoeg om een auto te besturen en voor wasvrouw te kunnen doorgaan.Ga naar eindnoot3. | |
Winnie de GoeroeIs A Fresh Wind in the Willows een waardig vervolg, The Tao of Pooh is een uiterst flauw en overbodig werkje. Benjamin Hoff had al een boekje over het Taoïsme gepubliceerd en blijkbaar had hij zo de smaak van het evangeliseren te pakken gekregen dat hij de kleine beer tot Taoïst bombardeerde om een massapubliek te kunnen bereiken. Nu had hij het niet moeilijk, Pooh is zo dom en naïef dat diens onschuld gemakkelijk voor kosmische wijsheid kan doorgaan. Op deze manier kunnen heel wat kinderboekenhelden voor Tao-meesters doorgaan. Toevallig las ik in deze tijd L. Frank Baums The Wizard of Oz. In dit boekje komt een tot leven gewekte vogelverschrikker voor die slechts zaagsel in zijn hoofd heeft. Van de tovenaar in Oz hoopt hij echte hersenen te krijgen en alle verwijzingen die hij naar het bezitten en ontbreken van de grijze cellen maakt, krijgen dezelfde lading van wijsheden als die van Pooh. Vervelend is Hoff ook in de cliché's die hij gebruikt, zoals de Chinese Steenhouwer, en in de dialogen die hijzelf Pooh in de mond legt. Dan nog liever het origineel van Milne. Als ik een Taoïst was zou ik Hoff aanklagen, want didactisch deugt de manier waarop hij Pooh's uitspraken van een inleiding en een commentaar voorziet en de lezer enige basiskennis over het Taoïsme verschaft, van geen kant.Ga naar eindnoot4. De eclectische manier waarop Hoff met het werk van Milne omspringt doet trouwens sterk denken aan de bundel The Pooh Perplex van Frederic C. Crews. In dit boekje, dat in 1964 voor het eerst verscheen, staan parodieën op diverse literatuurwetenschappelijke benaderingen en opvattingen, geïllustreerd aan de hand van Pooh. Crews' pseudo-kritieken zien de beer respectievelijk als een marxistische, existentialistische, christelijke of humanistische held, al naar gelang hun eigen opvattingen.
Illustratie: Jonathan Coudrille.
De Engelstalige kinderboekenindustrie, dat leert niet alleen het voorbeeld van Benjamin Hoff, probeert werkelijk alles uit te melken wat met de boeken van Grahame en Milne te maken heeft. Een waarschuwing in dit kader voor Christopher Robin die onder de naam Christopher Milne - still alive and well - boekjes schrijft. Niets hebben ze met Winnie-the-Pooh te maken al ging zijn eerste pennevrucht over de ‘betoverde plaatsen’ waar de jongen en zijn beer eeuwig dansen en vrolijk zijn, beschreven aan het eind van The House at Pooh Corner zoals de afficionado weet. Langdradige en oninteressante natuurfilosofietjes zijn het, anders niet. Kenneth Grahame heeft daarentegen zijn Mouse overleefd: op zijn twintigste raakte Alastair in Oxford onder een trein. |
|