[Vervolg F. Schmidt Degener]
vervolg van pagina 22
ken, het veelvuldig gebruik van de trits verleden-heden-toe-komst, het tuinmotief, het met een hoofdletter of cursief schrijven van onder andere ‘Onzichtbaarheid’ om het verhevene aan te geven, maar vooral het soms nadrukkelijke immanente karakter van zijn gedichten.
Het meest expliciet manifesteert Schmidt Degener zich als symbolist in de slotstrofe van zijn dertigste ‘variatie’ waarin woord en idee één zijn:
Woord, lege plek en onvertroebeldheid
hoe duid'lijk toont zich uw Onzichtbaarheid.
De eenheid die Schmidt Degener ziet in woord en werkelijkheid heeft hij op schrift gesteld in een dichterlijke notitie, die zich bevindt tussen de verzen voor Nonceniente.
Wat is die waargenomen werkelijkheid,
die niet bestaat dan uitgedrukt in Woorden?
Woorden zijn symbolen, zijn parallellismen,
maar tenslotte bestaat niets zonder Woord.
Het scheppende Woord is de enige werkelijkheid.
Het Woord is tevens scheppende beperking.
Kleur van Woord, gang van het rythme.
Het Woord roept de Gedachte op.
De Gedachte roept niet het Woord te voorschijn.
De zinnen schiepen het Woord als parallel van het ding.
De ware werkelijkheid ligt in het Woord -