Bzzlletin. Jaargang 13
(1984-1985)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
De verstandigeGesloten geest en onverschillig oog,
spreekt zelfs de geur niet tot uw dode ziel?
't Was in de wind gezaaid wat in u viel.
Bracht klank noch kleur een boodschap van omhoog?
Waar andren lachten, weenden, bleeft ge stroef,
waar schoonheid juichte moest gij strak ontkennen.
Uw zinnen stierven af; uw taak werd schennen.
't Was of uw onvruchtbaarheid zich zelf begroef.
Eens, wikkewegend tijd-verdrijf der grijsheid,
bepeinst ge 't lot, bespiegelende wijsheid,
zoekt uitleg, blokkedozend, steen na steen.
En ziet, uw dagen telden niet. Geen-één
werd door een glimlach, door een toeval blij.
Geen zon kwam dromen over uw vallei.
uit; 55 Variaties op een bekend thema
(reeks I: ‘Polyhymnia's denken en dichten’)
‘dans le vent’ | |
RuthVreugd ongeboren, weedom ongekend.
Spreek, strelens-ijlte die naar leven taalt,
geurige akkerwind die heimlijk draalt,
wichtjes en knechtjes naar mijn oor gewend...
Mijn droge mond fluistert uw namen terug:
Geluk, Bloei, Kracht, zo heb ik u gedoopt.
Als 't schrale lot tot arenlezen noopt,
mijn taak is 't niet. - Vollere oogst, kom vlug.
Gij oudsten in de poort, telt gij het erg,
blijven uw stroeve trekken onbewogen,
als ik, braak veld, van Boaz kindren verg?
Op Boaz' dorsvloer, 's nachts, rekt wild mijn tors.
Ik schrie om weelde die 'k zou willen zogen:
Bloei, Kracht, kom snel: Geluk, kom fel, kom fc
uit: 55 Variaties op een bekend thema
(reeks III: ‘Clio's verleden histories’)
‘la tâche infinie’ | |
Jheronymus BoschUw schimmen-leger, in het grauw herborenen,
zwerft kreupel door een weggebleekte wereld,
eeuwig schermutselend. Een fluitje merelt:
taalt ge naar lente, wind en geur, verlorenen?
Wanhopigen bestoken twijfelaars:
wiens heimwee kwam ooit vrij uit die gelederen -
schertst maskerade in die helle-klederen?
Iets plet den geest? Dat niets weegt centenaars.
Gedrochten morrelen angstig-kwansuis
aan huishoud-dingen, aan gloei-rood fornuis...
Van boven! Licht - is 't licht, dat schijnsel vaal?
Een sprank uit hemelhoogte weggespat?
Een koorde-danser op een zonnestraal?
De kapitein der spoken lispelt wat.
uit: 55 Variaties op een bekend thema
(reeks IV: ‘Calliope's beelden en schilderijen’)
‘dans le vent’ | |
ThrenosHet is voorbij al wat uw wezen was.
Voorbij 't begonnen sterven. Geur der dagen
een luwte heeft u reeds zó ver gedragen
dat het, te flauw, verging.
Het is voorbij. En of het reden had
of speling was, voorbij. Met schijn vergulde
taak van verganklijkheid die gij vervulde:
't lost op in de schemering.
En al het vragen dat er in u was,
zij die u nazien en 't geleide geven
vragen het ook: hun eigen streven,
wat blijft het waard - daarna?
Hoe ook betreurd, beweend - Voorbij. Gena -
't is neen en neen, het antwoord op uw vragen.
Slechts de vijf zinnen die de slippen dragen,
ze snikken zachtjes: ja.
uit: 55 Variaties op een bekend thema
(reeks IX: ‘Melpomene's muziek en zang’)
| |
[pagina 24]
| |
Viool langs de wegDe lome weg is bijna afgeschreden.
Weldra is punt van aankomst punt van uitgang.
Het hele cirkel-loopje dwaze sluit-zang -
nog één arpeggio en 't is geleden.
Ge rekt, viool, de sprekend-lange zin
vol levens-vragen, nimmer op te lossen.
Ten slotte tokkelt ge uw wijze glossen -
en wordt dan weer naïef, als bij 't begin.
Zo blijft uw liedje in ons landschap spelen,
tot er 'n snaar springt en de tocht is uit.
Wat kan de groeiende natuur het schelen,
wier eigen maatgang rust na rust beduidt?
Hoofdschuddend repeteren ze hun lessen,
een stuk of wat meewarige cypressen.
uit: Silvedene - Tien suites voor viool en woord
(suite V: ‘Berusting’)
| |
IntermezzoGrafbloem voor Leopold De orchidee, de enkeling,
de schrikse fantasie der lijnen
een opensperren - en dit kwijnen
o nauw geredde drenkeling;
een tengerheid, zacht neergelegd
door vriendenhand die wou bewaren
herinnering aan zielsgevaren -
en al het schuwe, ongezegd.
uit: Silvedene - Tien suites voor viool en woord
(suite VIII:‘Dood’)
|
|