Bzzlletin. Jaargang 11
(1982-1983)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Een voordracht geschreven door Anna Blaman
|
1. | Jan Prins: ‘elk geeft hier iets van 't oude Rotterdam’ |
2. | C. Kuiper-de Jongh: Diergaarde-mijmeringen |
3. | F. Schmidt Degener: Herinnering aan Leopold (fragment) |
4. | R. Jacobsen: De stad van mijn jeugd (kermis in Rotterdam) |
5. | J.H. Speenhoff: Raad van een vader aan zijn dochter Brief van een weduwe De eerste klant |
6. | W.A. Wagener: Voorlopige balans (fragment) |
7. | M.J. Brusse: Lentedag |
8. | Ben Stroman: Zwerftocht door de stad pauze |
9. | Ellen Warmond: Een reisverhaal |
10. | J.M. van Walsum-Quispel: Bloeiend puin |
11. | Alfred Kossmann: De dood van de giraffen |
12. | Anna Blaman: Lena |
13. | Jan Willem de Boer: De Maas, 'n mannenrivier |
14. | a) Jan Rubinstein: De jeugd in de randstad Holland b) Sacha Nieboer en Riekus Waskowsky: Tweemaal Rotterdam |
15. | Charles Cocheret: Ot en Sien zijn ver-huisd Epiloog.Ga naar eindnoot5. |
Willem van der Loos en Riek Sprong leerden Anna Blaman (en overigens ook elkaar) kennen op één van de literaire bijeenkomsten die elke zaterdagavond in 1941 in het huis van de arts Jaap Kijzer, aan de 's-Gravendijkwal nummer 17 te Rotterdam gehouden werden.Ga naar eindnoot6. Mevrouw E. Kijzer-Velt, de vrouw van Jaap Kijzer, en de Rotterdamse dichter Max Kijzer die bij zijn broer en schoonzus inwoonde, vormden de bezielende figuren van deze kring van kunstenaars en kunstminnenden. Alfred Kossmann geeft in ‘Rotterdam als levensvorm’, het eerste hoofdstuk van De smaak van groene kaas (Amsterdam, 1966), een typering van Max Kijzer:
[...] Max Kijzer, displaced person overal en zeker hier, een zware, bijna belachelijk - Joodse man, met leeuwenmanen en ziektes en een zonderling-hooggestemde, sentimentele conversatie (p. 18).
En:
Zo had ook Rotterdam zijn poète maudit. Hij legde, zetelend in een ouderwets hoge kamer, aan gymnasiasten uit hoe zij gedichten moesten schrijven en Nietzsche lezen en hij stierf in Westerbork, en als men met iemand praat die hem gekend heeft wordt er vertederd gelachen (p. 20).Ga naar eindnoot7.
De bijeenkomsten aan de 's-Gravendijkwal gaven de aanwezigen de nodige afleiding en gezelligheid in een tijd waarin de officiële culturele instellingen geariseerd waren. Deze bijeenkomsten werden naast de reeds eerder genoemden bezocht door met name: de kunstschilder Kees van Ameyde, Cees Buddingh', P.A. Begeer, L.Th. Lehmann, Freek van Leeuwen, Bertus Meijer, de broers Fred en Ernst Kossmann en Ton Kloppers. Men sprak over literatuur, politiek, las voor uit eigen werk, luisterde naar voordrachten (Willem van der Loos droeg
Hamletfragmenten voor) en naar muziek; er is zelfs een stuk van Ibsen opgevoerd.Ga naar eindnoot8. In een brief aan mevrouw E. Kijzer-Velt (‘Ep’) van 19 augustus 1945 schrijft Anna Blaman: ‘Ik zie met verlangen uit naar de tijd dat we weer eens verzameld zullen zijn en in de traditie van onzen onvergetelijken Max litteratuur zullen bespreken en bewonderen’.Ga naar eindnoot9. Max Kijzer (18931942?) schreef een (nooit gepubliceerde) ‘studie’ over Anna Blaman, ‘Het proza van Anna Blaman’ getiteld, die hoogstwaarschijnlijk als tekst voor een door hem gehouden lezing diende. Slechts een gedeelte van deze studie (14 bladen) dat in het bezit is van mevrouw E. Kijzer-Velt, is bewaard gebleven. Max Kijzer baseert zich bij zijn wijdlopige en niet altijd ter zake doende opmerkingen vooral op de verhalen ‘Singeldrama’ en ‘Romance’ en verder op ‘De rode duivel’ en ‘Trocadero’. Terloops verwijst hij naar de roman Vrouw en vriend. Bij de beoordeling van ‘Romance’ merkt hij op:
Hier heeft zonder een enkele sentimenteele noot - een groote en steeds weer treffende verdienste van deze novelliste - de deernis voor de verminkten en daardoor vernederden, de vorm gekregen die zij van nature noodig heeft, om tot onvergankelijke literatuur te geraken. Een directe onomwonden meedeeling, waar het beeldend vermogen zich wist te vereenzelvigen met de ontledende saamvatting van het menschelijk binnenwezen in zijn diepste verwording.
Willem van der Loos en Riek Sprong hielden contact met Anna Blaman. Van der Loos was de regisseur van de door Blaman geschreven wagenspelen die ter gelegenheid van koninginnedag in Rotterdam opgevoerd werden.Ga naar eindnoot10.
Anna Blaman schreef Lena speciaal voor Riek Sprong als onderdeel van het voordrachtsprogramma ‘Rotterdam, vroeger en nu’. Het Rotterdamse kunstenaarsechtpaar zat bij de samenstelling van dit programma verlegen om eigentijds literair werk dat betrekking had op de Maasstad. Om haar vrienden ter wille te zijn schreef Anna Blaman Lena, waarvan het thema, emigratie, zeker voor Rotterdam in de vijftiger jaren actueel was.
Doordat deze voordracht geschreven is in een direkte spreekstijl vangen veel zinnen aan met ‘En...’ en ‘En toen...’, hetgeen bij lezing stoort. De voordracht heeft de beperkingen die Blamans gelegenheidswerk eigen is.
De hieronder afgedrukte tekst is identiek aan het door Anna Blaman gesigneerde typoscript dat in het bezit is van Riek Sprong. Slechts de alineaverdeling is ingrijpend gewijzigd. Ook hebben we aanhalingstekens geplaatst om de direkte rede te markeren en zijn evidente fouten verbeterd.Ga naar eindnoot11.
Lena
Hoe vaak gingen we niet, vroeger, toen de jongens nog klein waren, langs de Maas wandelen. En dan wees ik ze op de schoonheid van 't water.
‘Kijk’, zei ik bijvoorbeeld, ‘lijkt het niet van puur zilver onder de zon?’
Of: ‘Kijk, het lijkt wel grauw van woede met die storm’.
De jongens keken dan wel, maar zeiden niets. En dan dacht ik, ze zijn nog te jong om natuurschoon te zien. Wat hen wel boeide, dat waren de grote zeeschepen die de geur hadden van verre landen en van avontuur. En ze waren niet van de kade weg te slaan als er emigranten vertrokken. Ze wilden ze aan boord zien gaan en zien wegvaren onder de klanken van het Wilhelmus.
‘Kijk, daar gaan ze, voorgoed, een groot levensavontuur tegemoet, ver weg, in een nieuwe onbekende wereld!’
Dat vond ik een hartverscheurend moment, maar zij niet. Dat de achterblijvenden op de kade hen met brandende tranen in de ogen nawuifden zagen ze niet, wel dat ze wuifden en ze wuifden vrolijk mee ... Het zou beter geweest zijn als ze die indrukken nooit hadden opgedaan. Want toen ze volwassen werden, mijn twee jongens, merkte ik het steeds meer: hun eigen wereldje vonden ze te klein, ze wilden meer, en ze wilden weg. Je zou haast kunnen zeggen, het waren geboren emigranten, en hoe hou je die tegen? Bovendien, vroeger waren dat doodarme mensen die hier geen oplossing meer zagen, maar tegenwoordig is dat niet meer zo ... tegenwoordig is het om vooruit te komen, om meer te bereiken dan hier ooit mogelijk zou zijn. En al moet je ze dan missen, mag je ze dat beletten? Eerst ging de oudste, Pieter, maar niet alleen, getrouwd, en dat moet ik zeggen, hij heeft het bijzonder goed gekregen. Ze hebben al twee kinderen, ze wonen in een groot huis en hebben een auto, en in huis alles, alles, een ijskast, een televisie, noem maar op! Ik heb daarvan niets met eigen ogen kunnen zien, en ik zal dat ook nooit zien, maar ik heb foto's en brieven. De foto's van hen beiden, van de kinderen, van het huis, van het interieur, van de auto, van letterlijk alles, die foto's heb ik op de schoorsteenmantel gezet en aan de muur geprikt. De brieven liggen bij de hand op een stapeltje, ik lees ze vaak. En komt er iemand bij me op bezoek, dan doe ik gretig, vol trots, het verhaal van mijn zoon Pieter, die het zover gebracht heeft.
Is het een wonder dat mijn jongste zoon Jan tenslotte ook wegwilde? En nu heb ik hem dan ook weggebracht. Maar hij ging alleen, en dat maakte het nog erger. Ik heb me natuurlijk zo goed mogelijk beheerst, want ik wou het hem niet moeilijk maken. Maar toen ik van boord ging en stond te wuiven met de anderen, kon ik hem niet eens meer zien, zo werd ik verblind door m'n brandende tranen. En wat had ik hem gezegd in de laatste minuten aan boord?
‘Jongen, zit maar nergens over in. Het gaat om jouw leven. Je gaat iets van je leven maken, dat is je recht, dat is zelfs je plicht’. Het waren woorden, zo dood als een pier. Ze kwamen niet uit m'n hart. In m'n hart voelde ik alleen maar dat ik nu ook m'n tweede kind verloren had ... Ik liep naar huis ... en toen kwam ik Lena tegen. Daarom vertel ik eigenlijk die hele geschiedenis. Lena was zijn meisje, dat niet meewou, dat niet alle banden die ze hier had meteen en voorgoed kon doorsnijden. Hij nam het haar kwalijk. Hij zei dat ze dan niet genoeg van hem hield. En zij op haar beurt zei dat ook, dat hij niet genoeg van haar hield, omdat hij haar niet verkoos boven het andere land. Wat kon ik daarin zeggen? Ze hadden beiden gelijk en ongelijk, maar ze gaven elkaar niks toe en zo raakte het uit. En daar stond ze dus, Lena. Ik begreep dat ze het afscheid op een afstand had staan aanzien. Gehuild had ze niet, maar ze zag er diep ongelukkig uit.
‘Lena’, zei ik en meer kon ik niet uitbrengen, zo nerveus was ik. Ze liep met me mee, wat ik niet verwacht had, maar niet toegewijd of lief, maar stroef en zwijgend, en dat kon ik wel begrijpen. En thuisgekomen geloofde ik ook nog steeds dat ze mee was gegaan in een behoefte aan toenadering, omdat we toch beiden verdriet hadden. Ik zei dan ook: ‘Ga zitten, dan maak ik voor ons samen een kop koffie’. Waarop zij onmiddellijk naar de keuken liep, zo thuis was ze wel bij me, om water op te zetten. Ik bleef staan voor de schoorsteenmantel en keek naar de foto's van mijn oudste. Het zou niet lang duren of ik kreeg er nog veel meer bij, en dan zou het zijn alsof ik twee zoons had die gestorven, gesneuveld waren. Want ik ben oud, ik zal ze wel nooit meer terugzien, nooit meer horen praten, nooit meer kunnen omhelzen.
Ondertussen was Lena de kamer weer ingekomen. Ze ging niet zitten, ze bleef bij de tafel staan en plotseling begreep ik dat er van toenadering geen sprake was. Ik keerde me naar haar toe en zei: ‘Wat is er? Zeg het maar’.
Geladen begon ze: ‘Nou, ik zou weleens willen weten ... hebt u eigenlijk wel begrepen waarom ik niet ben meegegaan?’
‘Kind’, zei ik, ‘moeten we 't daarover hebben? Nou, goed. Om je ouders, om je broers en zusters. Of niet soms?’
‘Neen’, zei ze hartstochtelijk, ‘dat was de hoofdzaak niet’.
Toen deed ze een stap naderbij en wees op de foto's.
‘Daarom!’
En dat schreeuwde ze bijna uit.
‘Weet u waar dat op lijkt? Op een altaar, opgericht voor de succesvolle zoon, de zoon die het zover gebracht heeft!’
En toen deed ze honend mijn stem na: ‘Mijn zoon heeft daar een groot huis, en dan moet je zien wat een interieur ... en dan heeft-ie natuurlijk ook een auto, moet je zien wat een slee!’
Toen keek ze me fel en haatdragend aan en kwam de beschuldiging: ‘U hebt hem voortdurend zijn broer tot voorbeeld gesteld, u hebt hem ontevreden gemaakt ... Wat hij hier had kon het niet halen bij wat hij daar zou kunnen hebben. Wat hij hier had ging hij minachten, en dat heeft ook onze liefde kapotgemaakt. Hij was nooit meer gewoon gelukkig met me, met de gewone dingen die gewone mensen samen gelukkig maken omdat ze van elkaar houden ... zoals bijvoorbeeld een eenvoudig leven samen opbouwen van dag tot dag, met eenvoudige mooie dingen samen ... al was 't maar een fietstocht, of een wandeling langs 't water ... juist die gewone dingen...’
Haar stem brak, maar ze beheerste zich onmiddellijk en zei met dezelfde genadeloze stem: ‘En dat wou ik zeggen, al is het hard, dat hebt ù verknoeid, dat is ùw schuld ... met je altaar voor het succes! Nou, er komt een tweede altaar bij, wees daar zeker van ... en wees er gelukkig mee!’
Ze keerde zich van me af en wilde vertrekken.
Het duizelde me. Het was of ze gelijk had, maar ze deed me onrecht, dat wist ik zeker. Dus ik liep haar na de gang in en ik riep: ‘Lena! ... Je bent te streng! Luister! ... Het is anders. Het is altijd anders geweest! Luister! ... Wat zei je daar nou? Een wandeling langs 't water! Maar dat heb ik toch zo vaak met ze gedaan! Maar ze zien het niet. Ze hebben het nooit gezien!’
Ze stond stil en keek me aan: ‘Wat zien ze niet?’
Ik voelde me zo duizelig, zo ellendig, dat ik tegen de gangmuur leunde en praatte als in ijlende verbijstering.
‘Hoe moet ik het zeggen? De dingen die vlakbij zijn, de gewone mooie dingen, die zien ze niet ... Het mooie bij zonneschijn en het mooie op stormachtige dagen, ze zien het niet ... en de brandende tranen van de achterblijvenden, ze zien het niet...’
Ik sloot m'n ogen, ik stond duizelend in mijn eigen duisternis en zei wenend: ‘Ik heb altijd verwacht dat ze zouden weggaan ... ik heb het altijd gevreesd en altijd verwacht ... ze zijn nooit werkelijk hier gewèèst...’
Dat moet haar geraakt hebben, want plotseling voelde ik dat ze een arm om me heen sloeg. En haar stem beefde toen ze zei: ‘Mens, mens, daar staan we nou ... kom maar mee ... ik zou toch koffie zetten?’
- eindnoot1.
- Een exemplaar van deze uitnodiging bevindt zich in het persoonlijk archief van Willem van der Loos.
- eindnoot2.
- Mededeling Willem van der Loos en Riek Sprong.
- eindnoot3.
- Zie De Schakel, programma-, mededelingen- en discussieorgaan van het Cultuur- en Ontspanningscentrum, 1959, afl. 59, 6. Voor data en getallen in dit artikel hebben we tevens gebruik gemaakt van de uitgebreide overzichten van opvoeringen die Willem van der Loos gedurende zijn carrière als regisseur en voordrachtskunstenaar tot 1974 maakte.
- eindnoot4.
- Recensies van ‘Rotterdam, vroeger en nu’ zijn onder meer te vinden in het Rotterdamsch Nieuwsblad en De Rotterdammer van 11 november 1959 en in de Bilthovensche Courant van 29 maart 1960.
- eindnoot5.
- Een exemplaar van het programma ‘Rotterdam, vroeger en nu. Werk van een aantal Rotterdamse auteurs voorgedragen door Willem van der Loos en Riek Sprong’, bevindt zich in het persoonlijk archief van Van der Loos.
- eindnoot6.
- Gebaseerd op mededelingen van Willem van der Loos, Riek Sprong en mevrouw E. Kijzer-Velt.
- eindnoot7.
- Salvador Hertog heeft in De kleinkornelkes (Amsterdam, 1968, 77-83) van zijn ‘oudere vriend’, daarmee doelend op Max Kijzer, een boeiend portret geschreven.
- eindnoot8.
- Mededeling mevrouw E. Kijzer-Velt. Zie ook: De deur op een kier. Levensherinneringen van Freek van Leeuwen. Bewerking en nawoord Martin Mooij. 's-Gravenhage, 1981, 159 e.v.
- eindnoot9.
- Brief in het bezit van mevrouw E. Kijzer-Velt.
- eindnoot10.
- Dit najaar verschijnt bij Meulenhoff een door ons verzorgde en ingeleide tekstuitgave van Anna Blamans wagenspelen.
- eindnoot11.
- Lena werd voor het eerst gepubliceerd in het inmiddels opgeheven, marginale literaire tijdschrift Druk 3 (1982-83), afl. 1/2, 5-6.