John Reed
Opstandig Mexico (fragment)Ga naar eindnoot1.
We keerden terug naar de treinen en bestormden de privé-wagon van generaal Benavides in de trein van de Zaragozabrigade. De dienstdoende majoor had in de keuken van de generaal voor ons wat te eten klaar laten maken. We aten met grote gulzigheid, legden ons daarna ter ruste in de schaduw van de bomen en sliepen enkele uren. Laat in de middag gingen we weer richting front.
Honderden soldaten en boeren uit de omgeving, die lang al niets meer gegeten hadden, verzamelden zich om de wagons in de hoop iets drink- of eetbaars te pakken te krijgen. Ze waren beschaamd en deden alsof ze zomaar wat rondslenterden. Ik herinner me nog, dat we met enkele soldaten op het dak van een goederentrein zaten en dat beneden een jongen voorbijliep met een groot geweer en een patronengordel schuins over zijn borst, zijn blik strak op de grond gericht. Plotseling zag hij een oude, halfvervuilde tortilla liggen, die door vele schoenen in de modder was getrapt. Hij stortte zich op de tortilla en beet er een stuk uit. Toen keek hij op en zag ons zitten. ‘Alsof ik uitgehongerd zou zijn!’ zei hij geringschattend en slingerde de tortilla verachtingsvol weg.
Wat verder weg onder de schaduw van de populieren, aan de andere kant van de brede sloot van San Ramon, had de Canadese bevelhebber Treston met zijn machinegeweerafdeling zijn kamp opgeslagen. De machinegeweren en de zware onderstellen waren van de ruggen van de muilezels afgeladen. Terwijl de dieren in de weelderige groene weiden graasden, hurkten de mannen om het vuur of lagen ze aan de kant van de sloot. Treston hield een tortilla, die onder de as zat, in zijn hand en kauwde erop. Hij riep mij bij zich:
Hé, Reed, kom als je wilt even hier en vertaal voor me. Ik kan mijn tolken niet vinden en als we moeten aanvallen kom ik in de grootste verlegenheid. Je moet weten, ik heb geen notie van die godvergeten taal en Villa had na mijn aankomst twee tolken bevolen mij ten dienste te staan. Maar telkens maken die vogels zich uit de voeten om te vechten en laten mij in de steek.
Ik nam een hap van de mij aangeboden delikatesse en vroeg hem, of er naar zijn mening nog enige kans was, dat hij in actie moest komen.
‘Ik neem aan, dat het weer losbarst, zodra het donker wordt’, antwoordde hij. ‘Wil je meekomen met onze compagnie en tolken?’
Ik stemde toe.
Een in lompen gehulde man, die bij het vuur zat en die ik nog nooit gezien had, stond op en kwam glimlachend op ons af.
‘Toen ik jou zag, dacht ik direct bij mezelf: deze man ziet eruit, alsof hij allang geen sigaret heeft gerookt. Wil je er een met mij delen?’ Voor ik kon weigeren haalde hij een platgedrukte sigaret tevoorschijn en scheurde hem in tweeën...
De zon ging onder in luisterrijke kleuren achter doorkerfde purperbergen en een minuut lang stroomde een doorzichtige waaier van trillende lucht over de hooggewelfde ronding van de staalblauwe hemel. De vogels in de bomen werden wakker, de bladeren ruisten. Van de akkergrond steeg een zilveren waas op. Een dozijn voddige soldaten die dichtbij elkaar op de grond lagen, improviseerden de melodie en de woorden van een lied over de slag van Torreón. Een nieuwe ballade was geboren. Ook andere liedjes klonken ons in het oor in die koele avondschemering. Ik voelde, hoezeer mijn hart naar deze eenvoudige mensen, naar dit beminnelijk volk uitging...
Net toen ik terugkwam van de sloot, waar ik water gedronken had, merkte Treston terloops op:
Overigens, een van onze soldaten vond dit hier in het water. Omdat ik geen Spaans ken weet ik niet wat erop staat. Je moet weten, het water uit deze sloot komt uit de rivier in de stad en ik had zo gedacht, dat het misschien wel een mededeling van de Federalen zou kunnen zijn.
Ik nam het papiertje aan. Het was een klein gevouwen blad, nog nat en het zag eruit als een afgescheurd stukje van een pakje. In grote, zwarte letters stond ‘Arsenico’ gedrukt en in kleinere letters ‘Cuidado! Veneo!’. Dat is ‘Arsenicum. Voorzichtig! Vergif!’.
‘Hoor 'ns!’ zei ik en ging met een ruk rechtovereind zitten.
‘Zijn er vanavond toevallig enkele mensen ziek geworden?’
‘Grappig dat je zoiets vraagt’ antwoordde hij.
Veel van mijn mannen hebben vandaag over sterke maagkrampen geklaagd en ook ik voel me niet zo best. Vlak voordat jij langskwam zakte een muilezel in elkaar en stierf daar boven op die akker en een paard krepeerde bij de sloot. Vermoeienis of zonnesteek, denk ik...
Het was een geluk, dat het water in de sloot op sommige plaatsen snel stroomde, zodat het gevaar niet zo groot was. Ik vertelde hem, dat de vijand vergif in het water had gedaan.
‘Grote god!’ riep Treston. ‘Misschien was dat het dan, wat ze me probeerden duidelijk te maken. Er kwamen een man of twintig naar mij toe en ze zeiden iets van “evenenado”. Wat betekent dat dan?’
‘Precies dat. “Vergiftigd”’ antwoordde ik. ‘Waar kan ik hier een kan sterke koffie vinden?’ We vonden genoeg koffie bij het dichtstbijzijnde kampvuur en daarna voelden we ons al een stuk rustiger.
‘Ja, we wisten ervan’, zeiden de mannen daar. ‘Daarom hebben we onze paarden ook bij een andere sloot laten drinken. Ze zeggen, dat er tien paarden aan gekrepeerd zijn en dat veel mannen in kramp over de grond rollen’.
Een officier reed voorbij en riep, dat we allemaal naar El Verjel moesten terugkeren (een rancho drie kilometer achter het front, waar het merendeel van de treinen stonden. vert.) en daar naast de treinen ons kamp voor de nacht moesten opslaan. De generaal had gezegd, voegde hij eraan toe, dat iedereen, behalve de voorposten, maar goed moest uitslapen buiten de vuurlinie en dat de ziekenverzorgingstrein ingericht was en achter de Eerste Hulptrein stond. Trompetten weerklonken, de mannen stonden op, vingen de muilezels, legden hen het tuig om en onder geschreeuw, gebrul en gehinnik werden de paarden gezadeld en de machinegeweren opgeladen. Treston besteeg zijn pony en ik liep naast hem mee. Het zou dus geen aanval in de nacht hoeven te worden.
Het was inmiddels al goed donker. Aan de andere kant van de sloot sloten wij ons aan bij de schaduwachtige gestalten van