vervolg van pag. 37
Soms krijg ik de indruk dat je het schrijven van kritieken wat beu bent. Springer en Alberts neem je in één stuk samen, La place de la Bastille van Leon de Winter kreeg ook niet twee volle pagina's.
Jammer dat je die indruk krijgt. Ik ben mij er niet van bewust deze te geven en hoor nog vaak dat er opgewekt en levendig geschreven wordt. Tegenover die vermelding van jou staat concreet dat ik meerdere malen het laatste jaar uitvoerig heb geschreven over de prozastroming van vroeger die mij op het ogenblik het meeste bezighoudt: die van het naturalisme en realisme. Hier, Coenen, vijf Tijd-pagina's, Aletrino, vier, Anbeek en Anten liefst vijf bladzijden. Kossmann, Siebelink, De Laaf, 't Hart, De Zanger, Pauka, Knuvelders dood, allemaal van de laatste tijd, allemaal twee pagina's, Bordewijks kritieken zelfs drie pagina's. Er zijn ook wel wat twee- en drietallen bij, maar mij lijkt toch dat je aan dìt gegegeven moeilijk de gedachte kunt vastknopen dat ik het kritiseren beu zou zijn. Vergeet niet dat ik over de auteurs die jij noemt al heel gedetailleerd had geschreven in een vroegere recensie, en dan is het niet eenvoudig om een jaar later weer breed uit te pakken, ja, zelfs niet functioneel. Ik geef toe dat bijvoorbeeld Alberts wat meer ruimte had mogen krijgen, daar was nog heel wat meer over te zeggen geweest.
Zou ik het beu zijn? Is er treurigheid of matheid in mijn stijl gekropen? Ik heb zelf de indruk dat ik sinds Wilt U mij maar volgen? verscheen nog bewuster met de stijl bezig ben en zeker persoonlijker schrijf. De moed om ik te zeggen, die Aad Nuis mij wilde inpompen, intensifying his own personality, zoals Carel Peeters mij in het spoor van Wilde aanbeval, hebben mij juist deze jaren enorm beziggehouden. Van die opmerkingen vooral heb ik wat geleerd, niet van het gekanker van Goedegebuure, terwijl daar natuurlijk best wat waars in zit. Maar een criticus moet ook nog zo formuleren dat een ander bereid is te aanvaarden wat hij zegt. Nu ja, ieder zijn stijl. Ik vind dat mensen die meer door het leven zijn geknepen dan ik recht hebben op rancune. Misschien komt dat nog bij mij. En dan past de stijl zich vanzelf aan. Zul je zien.