vervolg van pag. 99
omdat die gewoon zijn gang gaat als altijd en ik niet goed verzinnen kan ik wat ik daar voor bijzonders over zou kunnen melden. In Frankrijk wordt dat soort kritiek overwegend verzorgd door personen die achter hun naam kunnen zetten ‘de l'Académie Française’ of ‘de l'Académie Goncourt’. Hun stukken zijn vaak leuk en informatief en onderscheiden zich niet heel opvallend van die van hun Nederlandse collega's. Net als deze mogen zij graag gul zijn met hun fluimpjes en zuinig met de pluimpjes. Voor wie het interesseert valt er een soort sociogram te maken dat zichtbaar maakt hoe het circuit van de wederzijdse vriendelijkheden en afkeren verloopt. Op dit punt ben ik ondeskundig en weet ik niets te vertellen. Hoe het werkt valt te lezen in het navrante boekje dat Romain Gary vóór zijn zelfmoord schreef, Vie et mort d'Emile Ajar, en waarin hij vertelt hoe de Parijse kritiek overwegend weigerde te aanvaarden dat hij het was die in staat was geweest om die goede boeken van Ajar te hebben geschreven. Hij memoreert een criticus die zijn roman Europa had geprezen maar de volgende had afgekraakt. Waarom? Omdat, zoals de criticus zonder blikken of blozen toegaf, Gary had nagelaten om hem te bedanken.
Geen verschillen met Nederland, in de dagbladkritiek? Toch wel. Het opvallendst is misschien dat de korte journalistieke kritieken in het algemeen meer dan in Nederland geschreven zijn met een zichbare (soms irritant zichtbare) bedoeling om briljant te zijn en eigen eruditie te tonen. Dat mag in Frankrijk ook. Omdat, zoals gezegd, het woord er au sérieux wordt genomen. Of zou ik moeten zeggen: omdat het woord er een lustobject is? Le plaisir du texte noemde Barthes in 1972 een boek. Het genot van het woord.
Hoezeer Frankrijk voor literatuurminnaars nog steeds een bevoorrecht land is, merk je aan een tv-programma als Apostrophes, geleid door Bernard Pivot, wiens nomen echt een omen is, want hij is een spil, waar elke uitzending om draait. Als literair programma is het werkelijk voorbeeldig. Pivot heeft een ijzersterke formule. Hij kiest een goed, interessant, actueel onderwerp en laat betrokkenen of deskundigen discussiëren. Het lijkt zo eenvoudig, maar het luistert heel nauw en alles hangt af van de dirigeerkunst van de gespreksleider. Pivot doet het perfect. Zelf zegt hij niet veel, maar hij blijft er bij en let goed op. Zonodig geeft hij een duwtje aan het gesprek. Omdat hij echt geïnteresseerd is en bovendien een aardige kerel, is hij in staat om een sfeer te scheppen waarin ook langdurig gepraat blijft boeien, omdat het geen gekissebis, gebekvecht of gemiereneuk wordt, als bij ons op de buis. Nederlandse literaire tv-programma's, als amusant opgezet, schrikken potentiële lezers af. Van Pivot's Apostrophes gaat een wervende werking uit, door de inzet van makers en deelnemers van wie niet gezegd kan worden ‘Ces gens-là ne savent pas la conséquence d'un mot’.