Bzzlletin. Jaargang 11
(1982-1983)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leo den Os
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alle gegevens, alle omstandigheden, alle resultaten zijn niets anders dan marionetten die alleen bewegen op commando van de auteur. Deze zeer juiste kritiek heeft het succes van Le Roman Expérimental niet in de weg gestaan. Tussen 1868 en 1870 ontwikkelt Zola het plan om een groot werk te gaan schrijven over de lotgevallen van een familie, waarin hij zijn pas verworven inzichten over de roman wil toepassen. Het zijn de ideeën zoals we die vinden in Le Roman Expérimental. Hoewel dit werk pas in 1880 in boekvorm wordt gepubliceerd, hebben Zola's denkbeelden over de wetenschappelijke roman al vóór 1870 vaste vormen aangenomen. In twee jaar tijd verzamelt hij een massa materiaal voor zijn romancyclus, waaraan hij de volgende titel geeft: Les Rougon-Macquart. Histoire naturelle et sociale d'une famille sous le Second Empire.Ga naar eindnoot3. Zijn grote voorbeeld is Honoré de Balzac. Zola leest en herleest de vele delen van la Comédie humaine, waarmee Balzac de pretentie had een beeld van de Franse samenleving te geven. Al lezende maakt hij enkele kritische aantekeningen over bepaalde facetten in het werk van Balzac, die hij in zijn Rougon-Macquart, anders wil doen. ‘Wat zijn romans afbreuk doet, is het opblazen van de hoofdpersonen; nooit vindt hij ze groot genoeg. Zijn robuuste creatieve vermogens kunnen alleen maar reuzen scheppen.’ ‘Er is geen enkele arbeider in het werk van Balzac.’Ga naar eindnoot4. In 1871 verschijnt het eerste deel van Le Rougon-Macquart: La Fortune des Rougon. Zoals uit het voorwoord van dit boek blijkt, is Zola van mening dat de laagste bevolkingsklassen volop bezig zijn met hun strijd een hogere plaats op de sociale ladder te verwerven. Dit verschijnsel is een van de voornaamste kenmerken van de maatschappij zoals die zich onder het bewind van Napoléon III (1852-1870) ontwikkelt. Zola kiest daarom een eenvoudige familie uit het volk, wier afstammelingen hij gedurende vijf generaties zal gaan volgen. Hiermee is de band tussen de twintig delen van de romancyclus voldoende gelegd, wat niet wegneemt dat een en ander pas echt duidelijk wordt als je alle twintig delen in volgorde leest. Het laatste deel Le Docteur Pascal vervult de rol van een soort verantwoording achteraf, waarin de erfelijke wetten, die het reilen en zeilen van de familie hebben bepaald, worden vastgelegd. Zola's keuze voor de geschiedenis van mensen van zeer eenvoudige komaf, heeft zeer bijgedragen tot het overdonderend succes van zijn werk, temeer daar sommige leden van de familie er in slagen zich een belangrijke maatschappelijke positie te verwerven. Bovendien oefenen de rauwe beschrijvingen en de erotische scènes een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op vele lezers. In de pers wordt hij afgeschilderd als de opvolger van de markies de Sade, vooral naar aanleiding van Nana. De publikatie van vele delen van Les Rougon-Macquart wordt begeleid door caricaturen, tekeningen, felle artikelen in kranten en tijdschriften, zelfs door chansons. Zo werd bij het verschijnen van l'Assommoir het chanson Je suis naturaliste!!! gecomponeerd door Abel Queille op tekst van René de St. Prest. Op het titelblad van de muziek is een stoere bink afgebeeld, die ondeugend uit zijn ogen kijkt en met zijn hand een verontschuldigend gebaar maakt naar de achter hem afgebeelde scènes: een dronkaard onder een boom, de fles naast hem op de grond, het glas in de hand, een vechtend stel in een kroeg en een paartje dat vredig het glas heft op het terras van een uitspanning.Ga naar eindnoot5. Een andere afbeelding toont Zola gezeten op een gevleugeld, vet varken met het onderschrift: Emile Zola vliegt op zijn Pegasus naar de hoogste regionen van de obsceniteit.Ga naar eindnoot6. Deze plaatjes zijn typerend voor de golf van kritiek die uit het ‘gezonde burgermansfatsoen’ voortkwam. Bij het schrijven van Les Rougon-Macquart volgt Zola steeds dezelfde methode. Uitgaande van een of twee namen van de familiestamboom, kiest Zola een milieu voor ze uit en begint dan zoveel mogelijk informatie over dat betreffende milieu te verzamelen. Hij legt die documentatie vast op fiches, doet alle moeite om de leefwereld van zijn roman aan den lijve te ervaren. Zo maakt hij voor zijn La bète humaine een hele dag mee op de locomotief van een trein omdat het boek zich in spoorwegkringen afspeelt. Voorzover hij zelf niet aan de nodige documentatie kan komen, schakelt hij vrienden en bekenden in om in die behoefte te voorzien. Als het materiaal bijeen is, gaat hij schrijven en voltooit in drie à vier maanden (zelden meer) zijn boek. De twintig delen van Les Rougon-Macquart worden tussen 1871 en 1893 gepubliceerd, wat neerkomt op een titel per jaar; een hoog gemiddelde als je bedenkt dat hij tussendoor nog novellen publiceert, toneelbewerkingen maakt van sommige van zijn romans en tot 1881 voor kranten en tijdschriften journalistiek werk verricht. In 1877 koopt Emile Zola een huis in Médan, een gehucht ten oosten van Parijs. Al spoedig krijgt hij daar bezoek van een vijftal jonge, enthousiaste schrijvers, die in Zola hun meester zien. Van dit groepje-Joris-Karl Huysmans, Guy de Maupassant, Paul Alexis, Léon Hennique en Henry Céard - is Huymans de enige die al iets heeft gepubliceerd. Zij duiden zichzelf graag aan als naturalist, in het trotse besef, dat zij de avant-garde vormen van de Franse literatuur. De groep zet zich vooral af tegen succesvolle tijdgenoten als George Ohnet (1848-1918) en Octave Feuillet (1821-1899), die de romantische traditie proberen voort te zetten. Aanvankelijk wekte de groep van Médan de indruk dat niets hen van de meester kon scheiden. Zij publiceren gezamenlijk een verhalenbundel, Les soirées de Médan (1880), met een tamelijk agressief voorwoord, waarin afgerekend wordt met de romantische literatuur. Al vrij spoedig openbaren zich de eerste meningsverschillen, eerst binnenskamers, later openlijk. In feite komt het er op neer, dat evenzovele meningen over het naturalisme worden geponeerd als de groep leden telt. Ik beperk mij tot de twee belangrijkste vertegenwoordigers (nà Zola, natuurlijk): Huysmans en de Maupassant. Al in 1884 kwam Huysmans tot de volgende uitspraak: ‘Ik ben naturalist ... dat wil zeggen: ik ga uit van documenten en schrijf zo goed als ik kan.’Ga naar eindnoot7. Grondige kritiek op het naturalisme uit Huysmans in zijn roman Là-bas (1891), waarin hij twee vrienden, des Hermies en Durtal, laat discussiëren over het naturalisme. Des Hermies verwoordt de kritiek, Durtal stelt zich wat terughoudender op en brengt de positieve kanten van het naturalisme naar voren. Ja, mijn beste, (zegt Des Hermies tegen Durtal) wat je ook aanvoert, deze theorie blijft een hersenloos scharminkel, het blijft een armzalig en benauwd systeem! Het wil niet verder zien dan de spoelingbakken van de menselijke driften, het wil de droom loochenen en het bovenzinnelijke verwerpen, het is niet eens in staat te begrijpen dat de kunst pas een vlucht neemt waar de zintuigen het laten afweten! Je haalt je schouders op, maar komaan, wat heeft dat naturalisme vanjou in al die verontrustende mysteries die ons omringen aan het licht gebracht? Niets. Voor het verklaren van de hartstochten, voor het peilen van de wonden of zelfs maar het reinigen van de kleinste puistjes van de ziel, heeft het alles op rekening gegooid van de aandriften en de instincten. Bronst en hersenstoringen zijn de enige disposities die het erkent. Het heeft kortom alleen het gebied onder de gordel doorvorst en pleegt uit te pakken als de onderbuik in het geding komt; het is niets anders dan een breukband voor de gevoelens, een korset voor de ziel!Ga naar eindnoot8. Guy de Maupassant omzeilt in een interessant betoog dat de inleiding vormt van zijn boek Pierre et Jean (1888) het verschil | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tussen realisme en naturalisme. Hij vraagt de critici de uitgangspunten van elke nieuwe stroming te accepteren en op grond daarvan te beoordelen of een boek goed geschreven is of niet. De Maupassant onderscheidt twee hoofdstromingen in de roman. De traditionele roman vormt de lelijke, nare werkelijkheid om tot een boeiend en aantrekkelijk verhaal, waarbij de schrijver zijn best doet de gebeurtenissen zó te rangschikken, dat zij de lezer behagen. Over de waarschijnlijkheid van het verhaal hoeft hij zich niet zo drukt te maken. Bij de nieuwe roman gaat het erom, de lezer een zo precies mogelijk beeld van het leven te geven. Het doel is nu niet de lezer te behagen, te amuseren of te ontroeren, maar hem aan het denken te zetten en hem de diepere zin van de gebeurtenissen te laten begrijpen. Dan formuleert hij zijn eigen visie op de roman, waarbij hij duidelijk afstand neemt van het naturalisme à la Emile Zola. Hij wil vooral de wetenschappelijke bagage kwijt en de uitgebreide verhandelingen over de oorzaken en gevolgen van de handelingen van de romanpersonages. Deze vorm van roman duidt hij aan met de term ‘objectieve roman’. In plaats van een langdurige verhandeling over de geestesgesteldheid van een personage, zoeken de objectieve schrijvers naar de daad die deze figuur met die bepaalde geestesgesteldheid noodzakelijkerwijs moet uitvoeren in een gegeven situatie. En zij laten hem zich, van het begin van het boek tot het einde, zodanig gedragen, dat al zijn handelingen en bewegingen de spiegeling zijn van zijn binnenste, zijn gedachten, zijn wil en zijn aarzelingen. Zij verbergen dus de psychologie in plaats van die te etaleren; zij maken er het geraamte van voor hun werk zoals de onzichtbare botten het geraamte vormen van het menselijk lichaam. De schilder, die ons portret maakt, schildert niet ons skelet.Ga naar eindnoot9. Huysmans en de Maupassant volgen Zola dus niet in zijn pseudo-wetenschappelijke pretenties. Verwantschap met het werk van Zola blijkt wel uit de invloed, die ook zij toekennen aan de erfelijkheid, het milieu en de tijd op het lot van een mens. Net als Zola, verzamelen zij gegevens en documenten voor hun boeken. De vaak sombere decors, de overstelpende hoeveelheid ellende die Zola over de hoofden van zijn romanpersonages uitstort, zijn gebrek aan vertrouwen in godsdienst en maatschappij, de vele boosaardige, egoistische, primitieve of geestelijk gestoorde romanfiguren, getuigen van het pessimisme, waarmee Zola de wereld bekijkt. Ook op dit punt treffen Zola, Huysmans en de Maupassant elkaar. In A vau-l'eau (1882) - in het Nederlands vertaald door Wim Raven: Op drift, Athenaeum Polak en van Gennep - toont Huysmans ons de zwartgallige vrijgezel Folantin, een eenvoudig ambtenaar, wiens leven uit niets anders bestaat dan uit bittere eenzaamheid en maaltijden in restaurants waar vrijgezellen zoals hij, systematisch vergiftigd worden. Des Esseintes, het enige personage van A Rebours (1884) - vertaald door Jan Siebelink: Tegen de keer Athenaeum Polak en van Gennep - heeft zich walgend van de mensen en de wereld teruggetrokken in een hermetisch van de buitenwereld afgesloten landhuis. Marthe (1876) is het verhaal van de totale verloedering van een meisje, dat vanaf haar 15e jaar haar eigen boontjes heeft moeten doppen. Het werk van Guy de Maupassant is ook niet bepaald vrolijk te noemen. René Dumesnil heeft in 1934 een onderzoek verricht naar de thematiek in de bijna 300 verhalen en romans van de Maupassant. De lijst spreekt voor zich zelf: het kind, misdaad, gewelddadige dood, verkrachting, sexuele perversie, erotiek, waanzin, angst, hallucinaties, hoeren, erfeniskwesties enz.Ga naar eindnoot10. Samenvattend moeten wij nu wel vaststellen, dat de term ‘naturalistische roman’ een grote verscheidenheid van kunstuitingen dekt en geenszins uitsluitend gebaseerd is op de theoretische uitgangspunten van Emile Zola. Ton Anbeek heeft in zijn pas verschenen boek De naturalistische roman in Nederland (uitgegeven door de Arbeiderspers in de serie Synthese) een aantal kenmerken opgesomd van de Nederlandse naturalistische roman. Ik wil wagen zijn voorbeeld te volgen door een dergelijke lijst te maken voor de Franse naturalistische roman. Net zoals Anbeek waarschuwt, dat de kemerken lang niet altijd en bloc aanwezig zijn, geldt dezelfde waarschuwing voor de Franse naturalistische roman. Aansluitend op het gedeelte van dit artikel dat over het naturalisme in Nederland handelt, zal ik de lijst van Anbeek kort weergeven; op die plaats zal ik tevens de verschillen tussen de twee lijsten aanduiden. Tenslotte zij vermeld, dat ik bij het samenstellen van deze lijst niet meer dan schematisch te werk kan gaan; een uitvoerige verantwoording is binnen het kader van dit artikel niet mogelijk.
Meestal weerspiegelt het ingebedde verhaal het hoofdverhaal (geheel of gedeeltelijk). Deze rol kan bijvoorbeeld worden vervuld door een kort verhaal, een legende, een gedicht, een droom, een toneelfragment of een beschrijving van een toneelopvoering, een schilderij, een beeldhouwwerk enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II Het naturalisme in NederlandHet moet omstreeks 1875 geweest zijn, dat de nieuwe richting in de literatuur, die in Frankrijk zoveel stof deed opwaaien, tot Nederland doordrong. Dit valt af te leiden uit de artikelen die dan in de literaire tijdschriften verschijnen. Het waren vooral de kunstkritikus van Santen Kolff en de neerlandicus ten Brink die de spits afbeten. Jacques van Santen Kolff was een zeer groot bewonderaar van Emile Zola; hij publiceerde vele artikelen over Zola, voornamelijk in Duitstalige tijdchriften | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(hij vertrok in 1882 naar Duitsland) en legde een verzameling aan van alle manuscripten, brieven en documenten die hij van de meester kon bemachtigen. Vanaf 1880 tot 1895 onderhield hij een briefwisseling met Zola. Hij bezocht Zola te Parijs en probeerde ook banden aan te knopen met andere Franse naturalisten, zoals Huysmans. Huysmans was niet zo ingenomen met deze belangstelling. Hij liet zich enkele keren overhalen met het echtpaar Kolff te dineren, maar dreef in zijn brieven aan Arij Prins de spot met het tweetal, die, zo schreef hij, ‘devoot door de armetierige straatjes wandelen waarin Zola zijn romanpersonages heeft neergeplant.’Ga naar eindnoot20. Voordat hij naar Duitsland vertrok, publiceerde Kolff in Nederland vooral artikelen over de Haagse school. Hij zag in het werk van schilders als Israëls en de gebroeders Maris, een renaissance van de 17e eeuwse Nederlandse schilderkunst, die naar zijn mening, een bij uitstek realistische kunst was. Het is de verdienste van Kolff, dat hij in zijn vele artikelen steeds maar weer aandacht bleef vragen voor de ontluikende realistische en naturalistische kunst en dat in een land dat nog zo verknocht was aan de romantiek en het idealisme. Jan ten Brink, leraar Nederlands aan een H.B.S. te Den Haag en vanaf 1884 hoogleraar in de Nederlandse letterkunde aan de universiteit van Leiden, was rond 1870 nog een overtuigd aanhanger van de idealistische literatuur, getuige een artikel in de Nederlandsche Spectator. Hierin schreef hij, naar aanleiding van zijn lectuur van Flaubert's Education Sentimentale: De realisten vergaten nu welhaast het doel van alle kunst: de Schoonheid en kozen zich tot ideaal: kopie van iets werkelijks. Maar de Schoonheid werd schitterend gewroken, toen hare afvallige priesters zich met hun kopieëren der werkelijkheid opwierpen tot dienaren van het lelijke, afzichtelijke, walgelijke.Ga naar eindnoot21. Nadat hij het werk van Emile Zola onder ogen had gekregen, had hij vooral bewondering voor diens poging om wetenschap en literatuur met elkaar te verbinden. Het kostte hem evenwel grote moeite de rauwe beschrijvingen, zoals die in de Franse naturalistische roman voorkwamen, te accepteren. Ondanks deze tegenstrijdigheid, heeft ten Brink er veel toe bijgedragen, het naturalisme hier te lande bekendheid te geven, met name door zijn in 1879 verschenen werk Emile Zola. Letterkundige Studie. In het rijtje van wegbereiders van het naturalisme verdient Marcellus Emants stellig een plaats. Niet alleen, omdat hij al in het begin van zijn schrijversloopbaan artikelen over literatuur publiceerde waarin de nieuwe denkbeelden al aanwezig zijn, maar ook omdat hij de eerste Nederlandse literator is die zich naturalist noemt.Ga naar eindnoot22. In 1872 verscheen in het door Emants en Smit Kleine opgerichte tijdschrift Spar en Hulst een artikel waarin Emants pleitte voor een samengaan van kunst en wetenschap. Na aanvankelijk - net als ten Brink - bezwaren te hebben geuit tegen de ‘platheid en onzedelijkheid’ van het realisme, kwam hij in 1879, onder indruk van Zola's werk, tot een andere visie. De onderzoeker - aldus Emants - die in verrottende stoffen zijn studielust bevredigt, zal, op het oogenblik dat hij een belangrijke ontdekking doet, geen gevoel van walging bespeuren, al wordt hem dat een paar seconden zoo machtig dat hij het vertrek ruimen moet. De kunstvriend, die een machtig werk als l'Assommoir weet te waardeeren, zal, op het oogenblik dat hij er de volle grootheid van beseft, niet in zijn genot gehinderd worden door het bekende en zeer noodzakelijke tooneel van Coupeau's dronkenschap ...Ga naar eindnoot23. Een jaar later toonde hij zijn bewondering voor de Russische schrijver Toergenjev in een lang essay, gepubliceerd in het tijdschrift Nederland (1880). Emants meende in Toergenjev een met het naturalisme verwant schrijver te herkennen. In die mening staat hij niet alleen: ook de Franse naturalisten hadden een grote bewondering voor Toergenjev en rekenden hem tot één der hunnen. Toergenjev woonde vanaf 1870 in Parijs en was bevriend met o.a. Zola en de Maupassant. Ton Anbeek heeft in zijn studie over het Nederlandse naturalisme gewezen op het grote belang van Toergenjev's werk voor het oeuvre van Emants. Emants schildert Toergenjev als een objectief schrijver, die zijn romanpersonages een ontgoochelend proces van bewustwording laat doormaken doordat zij langzaam maar zeker leren inzien dat het doel waarin zij geloven, onbereikbaar is. In zijn essay wijst Emants op het pessimisme van Toergenjev. Pessimisme wordt meestal op een dwaze manier uitgelegd, vindt Emants. Pessimist zijn betekent helemaal niet bij de pakken neerzitten omdat het toch wel weer mis zal lopen. Het pessimisme is geen gevoels- maar een verstandszaak, uit waarneming ontsproten en door redenering gesteund. Het beweert, dat in de wereld het leed het genot overheerst en zal blijven overheersen, dat het leven een doel heeft hetwelk slechts door het lijden te bereiken is en dat ieder, die leeft, op zijn gebied, tot de ontwikkeling van het mensdom medewerken moet.Ga naar eindnoot24. Kennelijk had Emants een grote behoefte, om zijn visie op het pessimisme tamelijk uitgebreid te behandelen. Van zijn opstel is ongeveer een derde aan dit thema gewijd. In zijn romans behandelt hij vooral de relatie man-vrouw vanuit zijn pessimistische visie, waarbij dan ook de theorie van Hippolyte Taine een aanzienlijke rol speelt. Negen jaar later verscheen van zijn hand een artikel onder de titel Pro Domo (1889). Het eerste gedeelte van dit artikel is een aanklacht tegen het gebrek aan belangstelling van de Nederlandse lezer voor de roman van eigen bodem. De Nederlandse lezer is wel bereid om buitenlandse literatuur te kopen, maar te beroerd om een stuiver uit te geven aan een boek van een Nederlandse auteur. Als belangrijkste oorzaak voert Emants aan, dat het Nederlandse publiek nog te vast zit aan de oude tradities om de romans van de nieuwe generatie schrijvers te kunnen appreciëren. De literaire kritiek speelt hierbij een belangrijke rol; veelal wordt een nieuwe roman afgekeurd, omdat men de normen van de traditionele roman erop toepast. In het tweede gedeelte van dit artikel staat een pleidooi voor de naturalistische roman, waarin Emants de belangrijkste uitgangspunten naar voren brengt, met name de ideeën van Taine over de inwerking van erfelijkheid, tijd en milieu op de mens. Beschrijft hij een zenuwzwak gestel, dan zal hij de omgeving niet als decoratief behandelen, dat op het spel van de acteur weinig invloed uitoefent; maar integendeel doen gevoelen, hoe kleine veranderingen in de atmosfeer, onbeduidende opmerkingen van sym- of antipathieke personen, nauwelijks waarneembare geuren en niets betekenende wijzigingen in een dagelijks wederkerende loop van zaken, reacties in het leven roepen, die verbazend hevig zijn, in verhouding tot de wijze, waarop de normale mens door dezelfde prikkels wordt aangedaan. Het pleidooi dat Emants hier in dit artikel houdt voor het accepteren en het waarderen van de naturalistische roman, komt op het moment dat in Frankrijk het naturalisme zijn prestige al bijna helemaal verloren heeft. Rond 1885 wordt de vlag van het naturalisme ook gehesen door Lodewijk van Deyssel. In talrijke artikelen blijkt, dat hij de ontwikkelingen in Frankrijk èn in Nederland op de voet volgt. Tot 1890 zijn de besprekingen van het werk van Zola vol lof en ontzag. Die bijna onvoorwaardelijke bewondering is bij het verschijnen van de laatste drie delen van Les Rougon-Macquart - l'Argent, La Débacle, Le Docteur Pascal - praktisch verdwenen. Als voornaamste argument voor deze ommezwaai noemt van Deyssel dat hij zèlf veranderd is en dat Zola teveel doorgaat met het uitwerken van reeds behandelde thema's. Vooral dat laatste weegt zwaar op van Deyssel's | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
literaire balans. Eline Vere van Couperus oogst de allerhoogste lof, omdat het een naturalistische roman is, maar toch heel anders dan wat de Franse naturalisten produceren. Eline Vere is nieuw, en hollandsch, het is hoUandsch, het zou geen fransch kunnen zijn en het is nieuw, nieuw, nieuw, nieuw van visie en schrift, nieuw van sentiment en kompositie (...)Ga naar eindnoot26. Dit citaat geeft duidelijk aan, wat van Deyssel van de Nederlandse literatoren verwacht: het opnemen van de vernieuwende impuls die van het Franse naturalisme uitgaat maar tegelijkertijd het zoeken naar een eigen, Nederlandse uitwerking. In dit licht moeten ook de vele opdoffers gezien worden, die hij aan Frans Netscher uitdeelt in zijn artikel Over LiteratuurGa naar eindnoot27.. Van Deyssel verwijt Netscher zijn slaafse trouw aan Emile Zola, zijn fantasieloze napraterij en zijn onvermogen om de Franse voorbeelden tot iets eigens, tot iets echt hollands om te werken. Tusschenbeide gevoel ik een literaire tederheid voor de Heer Netscher. Ik denk dan aan hem als aan een jonger broertje van mij-zelf in de literatuur. Enkele jaren eerder dan hij ben ik begonnen zo'n beetje in 't publiek aan letterkunde te doen, en après tout hebben wij toch dezelfde sympathieën en strijden wij voor dezelfde zaak. Maar als ik dan weêr eens goed naar mijn broertje kijk, dan zie ik dat hij er mottig en bewrat uitziet van vernuftloosheid en onoorspronkelijkheid en dan denk ik bij me-zelf, dat ik bedank voor zo'n broêrtjen, ik, die wel nooit iets zeer goeds zal produceren misschien, maar die een haat heb aan al wat naar plagiaat zweemt en die mijn stijl en mijn denkbeelden liever voor altijd weg zoû gooyen dan ze op de straat der publiciteit te leiden, met door Zola beschilderde wangen en met tanden afkomstig van Camille Lemonnier.Ga naar eindnoot28. In het al eerder genoemde werk van Ton Anbeek is m.i. een zeer geslaagde poging gedaan om het naturalisme in de Nederlandse roman te beschrijven. Het boek vult een groot gat; bij mijn weten is sinds het proefschrift van J. de Graaf: Le réveil littéraire en Hollande et le naturalisme français (Parijs 1938) geen poging meer gedaan om deze complexe materie in zijn geheel aan de orde te stellen. In het belangrijke derde hoofdstuk van zijn studie, heeft Anbeek een lijst van kenmerken van de Nederlandse naturalistische roman genoemd.Ga naar eindnoot29. Deze lijst heeft, ik vermeldde het reeds, model gestaan voor het opstellen van een reeks kenmerken voor de Franse naturalistische roman. Omdat ik dit artikel wil besluiten met een aanduiding (niet meer dan dat) van de voornaamste verschillen en overeenkomsten, geef ik Anbeek's lijst in het kort weer:
Bovengenoemde kenmerken zijn ook aanwezig in de Franse naturalistische roman, met dien verstande, dat er verschil bestaat in de schildering van de personages. Het ‘nerveuse gestel’ komt stellig vaak voor, maar daarnaast vinden we nog twee andere typen. Veel aandacht is er voor het beschrijven van pathologische gevallen, niet alleen bij Zola, maar ook bij Huysmans (Des Esseintes in A Rebours) en Edmond de Goncourt (Elisa in La fille Elisa). En niet alleen in de roman! Het Parijse publiek wordt in kranten en in de geïllustreerde bladen regelmatig onthaald op beschrijvingen van patiënten die onder behandeling staan van de zenuwarts Jean Charcot.Ga naar eindnoot30. Een derde type van personage-schildering is het benadrukken van een (meestal negatieve) karaktertrek, die het personage geheel in zijn ban houdt. Voor de Franse naturalistische roman noemde ik ook nog: - de documentatiewoede van de naturalistische auteur; - de veelvuldige verwijzingen naar gebeurtenissen uit de contemporaine (19e eeuwse) geschiedenis; - de grote frequentie van het thema ‘geld’; - het verdwijnen van het idealistische beeld van de vrouw; - de grote frequentie van spiegelende tekstgedeelten. Of deze kenmerken alléén voor de Franse naturalistische roman gelden, zal nader onderzoek moeten uitwijzen.Ga naar voetnoot19. |
|