Bzzlletin. Jaargang 11
(1982-1983)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
Kees Joosse
| |
[pagina 104]
| |
gerealiseerd. Zij schreef in 1892 in het orgaan van deze bond, het Maandblad voor Ziekenverpleging, het volgende: Voor iedere, eenigszins talrijke corporatie is het aangenaam, zich tot een gesloten geheel te vormen; zoo is er een ‘Ned. Onderwijzers Genootschap’ een dergelijk voor leeraren aan Gymnasia, in één woord, menschen, die zich op verschillende plaatsen aan éénzelfde werk wijden, hebben de behoefte van met elkander in aanraking te blijven, want - kan het anders? - dit is bevorderlijk voor den vooruitgang van het vak, waaraan zij hunne beste krachten geven, dit is nuttig, opwekkend, aangenaam. Dit uiterst voorzichtige idee komt nooit van de grond. Wel biedt de Nederlandsche Bond voor Ziekenverpleging enige tijd later de gelegenheid aan verpleegsters om lid te worden van de bond. Zij hebben zich binnen de Nederlandsche Bond voor Ziekenverpleging echter nooit op hun gemak gevoeld. Het bleef een bond van geneeskundigen, directeuren en directrices van ziekenhuizen, bestuursleden van ziekenhuizen en personen die zich op de een of andere manier verdienstelijk gemaakt hebben voor de verpleging. Aletrino typeert de positie van de verpleegkundigen binnen de bond in een artikel ter gelegenheid van het eerste lustrum van de VereenigingGa naar eindnoot4. als volgt: ‘als maeghden en knegten’ zitten zij ‘aan den disch des Meesters.’Ga naar eindnoot5. Nederland loopt met de oprichting van de Vereeniging bepaald niet voorop in de rij van landen die een vakvereniging voor verpleegkundigen kennen. Engeland, Frankrijk en Denemarken gingen Nederland voor. De voorzitter van de Vereeniging, Dr. C.F. Schreve, formuleerde het tijdens zijn speech op 23 september 1900 zo: ‘Helaas in Nederland, gij weet het, moest vader Rijn nog heel wat wateren door zijne aderen laten stroomen, voordat eene Nederlandsche Vereeniging van verpleegsters en verpleegers tot stand kwam.’ In november 1900 verschijnt de eerste aflevering van Nosokómos. Het schutblad laat een stoet van medewerkers uit binnen- en buitenland zien. Onder de binnenlandse medewerkers treffen we ook dr. F.W. van Eeden uit Bussum aan. Een actieve rol heeft Van Eeden nooit gespeeld binnen het tijdschrift. In de eerste jaargang treffen we zijn naam op het kaft aan en daar blijft het bij. Nosokómos stelt zich ten doel om de verpleegkundigen te informeren, onderwijzen op het vlak van de verpleegkunde. Daarnaast wil het tijdschrift een morele steun zijn voor verpleegkundigen die in omstandigheden verkeren waarin ze niet in staat zijn zich te verdedigen. In derde instantie wil Nosokómos een tijdschrift zijn dat de algemene ontwikkeling van de verpleegkundigen vergroot; in vierde instantie wil het een tijdschrift van en voor verpleegkundigen zijn. De eerste twee punten komen duidelijk uit de verf. Punt drie is ver te zoeken in het tijdschrift. Dat ligt niet aan de hoofdredacteur. In de eerste jaargang doet hij verslag van het vijfde Congres voor Crimineele Anthropologie; in de tweede jaargang lezen we tot twee maal toe een aankondiging voor een lezing over het scheppingsproces van de roman die Aletrino voor de afdelingen Amsterdam en Den Haag van de Vereeniging zal houden. Op verzoek van velen verschijnt de lezing ook in druk, echter niet in Nosokómos, maar in De XXe Eeuw, onder de titel ‘Hoe een roman wordt geschreven’. Het vierde punt krijgt pas in de loop der jaren gestalte. Nosokómos wordt echter nooit een blad dat geheel door verpleegkundigen wordt volgeschreven. In het tijdschrift komt een keur van onderwerpen ter sprake. Er wordt geschreven over de besmettelijkheid van tuberculoze, over de beroepsopleiding van verpleegsters, over het examen ziekenverpleging, over kleding van zuigelingen, over massage en heilgymnastiek, over het sluitlaken en het buikverband, over vegetarisme, over zuigelingenvoeding, over de besmettelijkheid van buiktyfus, over buitenlandse ziekenhuizen, over de verpleging van borstlijders, over zusterhuizen, over de Zwitsers verpleegstersschool, over hydrotherapie, over het spanlaken, over verpleegsters in militaire hospitalen, over de bestrijding van pokken, over ... enzovoorts, enzovoorts. Naast deze voorlichtende artikelen zijn er een aantal vaste rubrieken: Nederland en de Koloniën, Buitenland, de ingezonden brieven en de lijst van particuliere verpleegsters die lid zijn van de Vereeniging. De lijst van particuliere verpleegsters hebben een zakelijke bedoeling. Particulieren die een verpleegster nodig hebben, kunnen op deze manier aan het adres van een verpleegkundige komen. Zij kunnen overigens ook gebruik maken van het centraal adresbureau van de Vereeniging. Dit bureau bemiddelt tussen verpleegkundigen die bij de Vereeniging zijn aangesloten en patiënten c.q. familieleden van patiënten. De rubriek Buitenland staat de eerste twee jaargangen in het teken van de Boerenoorlog. In de periode 1899-1902 proberen de Engelsen vanuit de Kaapkolonie delen van Transvaal en Oranje Vrijstaat te veroveren. Het Nederlands Rode Kruis biedt de strijdende partijen geneeskundige hulp aan. Alleen Transvaal aanvaardt de Nederlandse hulp echter. Dr. Aletta Jacobs biedt aan om met een aantal verpleegsters naar Zuid-Afrika te gaan om daar hulp te verlenen aan vrouwen en kinderen in kampen. Het centrale comité van het Rode Kruis in Berlijn slaat het aanbod echter af. Men wenst een man aan het hoofd van een dergelijk team. Broeder Siestrop doet in de kolommen van Nosokómos verslag van zijn ervaringen op het Zuidafrikaanse slagveld. Als ziekenbroeder bij de ‘Russisch-Hollandsche Ambulance’ moet hij ervaren dat de reglementen van de Genèver Conventie niet die bescherming bieden die men zich wel zou wensen. Terwijl de ambulanceploeg gewonden van het slagveld haalt, vliegen de | |
[pagina 105]
| |
kogels en granaatscherven de broeders om de oren. In de eerste jaargang kondigt Aletrino zijn lezing: ‘Het leven der verpleegster’ aan. Op 17 november stromen de verpleegsters naar het Amsterdamse lokaal Eensgezindheid, om te horen hoe Aletrino hun arbeid kwalificeert. Kalm, maar zeker, somtijds droef-ironisch, dan weder vol ingehouden toorn, zette hij [Aletrino] het ontleedmes diep in de wonde, die daar pestbuilt aan onze ziekenhuizen. Iedere uitgesproken zin is een bevestiging van Mara's brochure.Ga naar eindnoot6. De wonde waar Aletrino op doelt is de uitbuiting van de verpleegsters. Zij worden met een schamel loon naar hun gebrekkige onderkomen onder de hanebalken gestuurd omdat verpleging nu eenmaal een roeping is. Zij werken elf tot veertien uur per dag omdat werken nu eenmaal de plicht van de verpleegster is. Over haar rechten spreekt men helaas zelden. Aletrino geeft in zijn lezing aan hoe de emancipatie van de vrouw een toeloop van ontwikkelde meisjes naar de ziekenhuizen veroorzaakte. Deze ontwikkeling werd nog versterkt door de vaag romantische ideeën die men in dergelijke milieu's had over de verpleging. In zijn roman Zuster Bertha schetst Aletrino een beeld van een jonge vrouw die onder andere door dergelijke vage, romantische ideeën gestimuleerd wordt om de verpleging in te gaan. Van lieverlee kregen deze ontwikkelde meisjes echter ook toegang tot andere beroepen, bovendien nam de toeloop van dit soort meisjes mede onder invloed van de slechte omstandigheden waaronder ze hun werk moesten doen af. Aletrino vreest dat de verpleging weer in handen zal komen van ‘half-blanke juffertjes’ en ‘dienstmeiden’. Deze tendens moet een halt toegeroepen worden en dat kan. Allereerst zouden de verpleegsters beter opgevangen moeten worden als ze de eerste schreden op het pad van de verpleging zetten. Zij moeten nu veelal alleen de desillusie van de eerste weken verwerken. Verplegen blijkt namelijk niet de reddende, opofferende engel spelen, maar boenen, schrobben en lappen te zijn. De werkdagen moeten korter worden; de voeding en huisvesting moeten verbeterd worden. De opleiding van de verpleegsters moet meer op de praktijk gericht worden. De verpleegsters zullen niet langer als kostschoolkinderen door de ziekenhuisdirecties betutteld moeten worden. Symptomatisch in deze is het ‘gedragboekje’ dat in sommige ziekenhuizen gehanteerd wordt. Diverse kranten maken melding van Aletrino's lezing. De Telegraaf, Algemeen Handelsblad en Echo geven een vrij uitvoerig verslag van Aletrino's betoog, ze onthouden zich echter van commentaar. Het Volk doet ook verslag van de lezing, maar deze krant beperkt zich tot de schrijnende dieptepunten uit het leven van de verpleegster. Het socialistische dagblad brengt de weergave van Aletrino's lezing onder de rubriek ‘Uit het arbeidersleven’!Ga naar eindnoot7. Het al eerder geciteerde Evolutie toont zich eveneens zeer strijdvaardig. Naar aanleiding van Aletrino's lezing analyseert ze de positie van de verpleegster als volgt. Door in de verpleging te gaan, kan de vrouw zich bevrijden van haar afhankelijke positie. Ze hoeft haar hand niet langer op te houden en daarom zal zij zich hoog verheven voelen boven ‘die rijen en rijen van mondaines, wier kleedij, van haarspeld tot schoenhak, is verdiend en, gegeven door vader of door echtgenoot.’ De vrouw moet echter op haar hoede blijven, want er dreigt een nieuw gevaar, een nieuwe keten: de keten van de roeping. Onder de leus: ‘der vrouwen werk is liefde-dienen’, probeert men de vrouw te expoiteren. De vrouw is echter geen eterisch wezen dat van lucht, liefde en maneschijn leeft, ook zij moet voor haar brood werken. Dat is een eer, ‘meer eer dan te wezen pop, zinnelust des mans’. Evolutie waarschuwt de Vereeniging voor de ‘tactiek der orthodoxen in den lande’ die gemobiliseerd wordt door een op handen zijnde verbetering van de sociaal-economische positie van de verpleegster. Men zal gaan betogen dat verpleging geen vrouwenwerk is, alhoewel eeuwen het tegendeel beweerd is. De man zal proberen de vrouw in de verpleging te verdringen. Zoo is geweest immer en immer het historisch verloop; men denke slechts aan de zoogenaamde toverheksen, aan de vroedvrouwen, beiden verdrongen door de geneesheeren. Of dit echter had kunnen geschieden zoo die vrouwen zich hadden vereenigd tot één machtigen phalanx, valt te betwijfelen.Ga naar eindnoot8. Belang en Recht, orgaan van de Vereeniging tot Verbetering van den Maatschappelijken en den Rechtstoestand der Vrouw in Nederland, tevens orgaan van de Vrouwenbond te Groningen en Thugatêr in Amsterdam, beperkt zich in de weergave van de lezing tot de kern van Aletrino's betoog: de verpleegster wordt voortdurend op haar plichten gewezen, over haar rechten zwijgt men. Het blad is erg voorzichtig in haar oordeel en in de zinsnede: ‘En mag hij misschien hier en daar er de verf wat dik hebben opgelegd, waar hij het leven der verpleegster binnen en buiten het ziekenhuis schilderde (...)’, proeven we een andere ideologische opstelling dan in Het Volk, de fraaie ondertitel van Belang en Recht ten spijt.Ga naar eindnoot9. Op 13 en 14 december 1900 ageert een aantal verpleegsters respectievelijk in Het Nieuws van den Dag en het Algemeen Handelsblad tegen de onrechtvaardige manier waarop ‘Dr. A’ de directies aangevallen heeft. Aletrino begon zijn lezing weliswaar met de opmerking dat hij noch bepaalde personen noch bepaalde instellingen op het oog had, dat hij slechts het verpleegsterschap op de goede weg wilde brengen. De goede bedoelingen van Aletrino ten spijt vinden de dames toch dat hij een verkeerd beeld van de verpleegster heeft opgeroepen. De salarissen van de verpleegsters mogen over het algemeen slecht zijn, de pensionering op niet te hoge leeftijd mag een ‘dringende eisch’ zijn, dat alles rechtvaardigt nog geen beeld dat bij velen een ‘gevoel van diep medelijden’ oproept. De laatste vijftien jaar is er te veel veranderd om een dergelijk beeld te rechtvaardigen. De inrichting van de ziekenhuizen is verbeterd, de werkzaamheden worden beter verdeeld, de cursussen die opleiden voor het beroep van verpleegster zijn verbeterd. De dames, die voor hun ingezonden stuk in de beide dagbladen een compliment kregen van hun directeur, besluiten hun artikel met de opmerking dat het merendeel van de ziekenhuisdirecties te hoog staat om te handelen op de wijze die Aletrino geschetst heeft in zijn lezing. De lezing wordt bij de uitgeverij Tierie & KruytGa naar eindnoot10. uitgegeven en houdt de gemoederen nog enige tijd in beroering. In Het Nieuws van den Dag van 24 december 1900 reageert. ‘Eene Verpleegster’ op de negatieve reactie van haar collegae in de editie van 13 december. Ze vraagt zich af of de dames misschien een wit voetje wilden halen bij hun directeur. De situatie die Aletrino in zijn lezing beschreef, was namelijk in geen enkel opzicht naast de waarheid. De anonieme schrijfster besluit haar artikel met de volgende zinnen: Ik verheug mij er dan zeer in en velen met mij dat er eene vereeniging als ‘Nosokómos’ in 't leven is geroepen en ben dr. Aletrino zeer dankbaar voor de vele moeite die hij zich voor ons geeft en hoop dat de weinige dank en de vele tegenkantingen die hij tot nog toe ondervonden heeft, geen beletsel zullen zijn om door te gaan op den ingeslagen weg. Zuster Van Obbes laat zich in een ingezonden brief in hetzelfde dagblad in dezelfde geest uit.Ga naar eindnoot11. In Nosokómos wordt de kolom ‘Ingezonden brieven’ enige maanden gevuld met reacties op Aletrino's lezing, brochure. Over het algemeen stemt men in met de teneur van zijn betoog. De verpleegsters vinden dat zijn woorden de situatie van de verpleegsters treffend weergegeven hebben. Ze voelen dat Aletrino solidair met hen is en hen hoog acht. Ook in Nosokómos gaan echter afkeurende stemmen op. Zuster Sandt van Nooten kwalificeert Aletrino's lezing als opruiende taal die de verpleegsters belemmert in hun werk. Zij die door een dergelijke geest van verzet worden beroerd, kunnen hun patiënten niet optimaal verplegen. Zuster Sandt van Nooten ondertekent haar reactie in het nummer van 10 december 1900 met haar | |
[pagina 106]
| |
eigen naam en de toevoeging: ‘gediplomeerd verpleegster’! Toegang tot 't Binnengasthuis. Uit: Historische topografische atlas gemeentelijke archiefdienst Amsterdam.
Een zekere Veritas denkt in dezelfde richting. In Het Vaderland van 11 januari 1901 schrijft deze dame dat degenen die zichzelf in de woorden van Aletrino herkennen nooit in de verpleging hadden moeten gaan. Zij missen de juiste instelling! Veritas pleit overigens wel voor verbeteringen: ‘Wil verder gemeentebesturen, doctoren en directies (vooral van particuliere inrichtingen) ernstig onder het oog brengen welke verbeteringen volgens uw inzicht en overtuiging hoog noodig en mogelijk zijn’ De oprichting van een vakvereniging voor verpleegkundigen is en blijft echter een doorn in haar oog: ‘Laat verpleegsters en verplegers niet zelf in vereeniging strijden; de verstandigen doen niet mede; zij die wel meedoen, zijn de teleurgestelden en handelen veeltijds ook nu ondoordacht en werken dus niets waarlijk goeds uit.’ Binnenplaats tussen de mannen- en vrouwenafdeling (1887). Uit: Historische topografische atlas gemeentelijke archiefdienst Amsterdam.
Er waart een spook door Europa en dat spook heet vakvereniging. Moge iedereen die het tegenkomt, het direct verjagen, opdat wij gevrijwaard blijven van dergelijke plebejische instellingen. Dat zijn de woorden die men in het artikel van Veritas en anderen, tegenstanders van de lezing, brochure van Aletrino, proeft.
Uit het eerste jaarverslag van de Vereeniging blijkt al dat ze nogal wat tegenwerking ondervindt van de Nederlandsche Bond voor Ziekenverpleging. In het maandblad van deze BondGa naar eindnoot12. schrijft men dat de verpleegsters die ingeschreven staan bij het centraal adresbureau van de Vereeniging te weinig ervaring hebben. Bovendien weigert het Maandblad voor de Ziekenverpleging advertenties te plaatsen die aangeboden worden door de uitgever van Nosokómos. De Bond grijpt alle gelegenheid aan om verpleegsters duidelijk te maken dat ze geen lid moeten worden van de Vereeniging. Een vreemde zaak, want de doelstellingen van de Vereeniging zijn gericht op de verpleegsters en verplegers, terwijl de doelstellingen van de Bond vaag en algemeen zijn. De Vereeniging streeft naar verbetering van de opleiding en saliëring van verpleegkundigen, ze probeert een pensioen- en ziekenfonds te stichten, ze leidt een centraal adresbureau ten behoeve van de particuliere verpleegsters, ze streeft naar kortere arbeidsdagen, ze wil coöperatieve woningen stichten voor verpleegsters en ze stelt zich ten doel de algemene ontwikkeling van de verpleegkundigen te vergroten. De Vereeniging blijkt ook daadwerkelijk op de bres te springen voor de verpleegster. Het volgende geval moge dat illustreren. De Rotterdamse verpleegster Haye kreeg ontslag omdat haar toon, haar houding en haar optreden de ziekenhuisdirecteur, dr. Schreve, niet bevielen. Op haar werk had hij echter niets aan te merken. Zuster Haye wendt zich tot de Bond om zich over haar ontslag te beklagen. Ze krijgt te horen dat de directeur van het Rotterdamse ziekenhuis gelijk heeft, omdat hij de zaak met haar besproken heeft. Alsof dat een onjuist argument juist maakt! De advocaat mr. J.A. Levy toont in ‘Rechtsgelijkheid’, een artikel in NosokómosGa naar eindnoot13., aan dat het | |
[pagina 107]
| |
ontslag onrechtmatig is. De Vereeniging wendt zich vervolgens tot dr. Schreve, nota bene een oud-bestuurslid, en de Bond om de zaak met hen te bespreken. Aletrino besteedt in Nosokómos veel aandacht aan de opleiding van verpleegsters. De Bond doet deze bemoeienissen tijdens haar tiende jaarvergadering in 1902 af met de opmerking dat vele ondeskundigen zich mengen in de discussies rond deze opleiding. Een opmerking die typerend is voor de Bond: ze wil graag over de opleiding voor verpleegsters praten, maar dan zonder de Vereeniging. Deze anti-Vereeniging houding laat zijn sporen achter in het rapport over de opleiding van verpleegkundigen dat in 1903 verschijnt. In dit rapport staat de volgende zin: Wanneer, om een voorbeeld te noemen, de leerling zich in een omgeving bevindt, waar steeds de vakbelangen op den voorgrond worden gesteld, eene afbrekende critiek wordt uitgeoefend en een geest van ontevredenheid heerscht, daar zal de vorming der leerlinge voor haar taak gansch andere resultaten opleveren dan wanneer zij zich in een werkkring bevindt, waar de jongere zusters zich geheel aan hare taak kunnen wijden, daarin voorgegaan door hare verplegings-hoofden, doordrongen van het feit, dat een geest van eenheid de geheele inrichting moet bezielen. De negatieve kritiek die de Vereeniging of de zusters van de Vereeniging krijgen, is een doom in het oog van Aletrino. In het mei-nummer van Nosokómos (1903) gaat hij in op de verwijten die uit de medische stand opklinken over de leden van de Vereeniging. Op ironische wijze valt Aletrino de medici aan in ‘Nosokómos of de vereeniging van 500 slechte zusters’. Alleen ‘'t zoodje’ zou lid worden van die Vereeniging. Binnen die Vereeniging zou het zo'n troep zijn, dat de doktoren die het tijdschrift van de Vereeniging leiden, niets meer met die kliek te maken willen hebben. Men heeft noodgedwongen de redactie maar overgedaan aan een drietal verpleegsters, aldus de kritiek van de medische stand. Aletrino kan er maar niet over uit dat nota bene 500 georganiseerde verpleegsters uitgemaakt worden voor zoodje, voor slechte verpleegsters. Hoe komt het dat al die verpleegsters zo slecht zijn? Hebben zij een slechtere opleiding gekregen dan de verpleegsters die geen lid van de Vereeniging zijn? Nee, want dat is niet mogelijk, alle verpleegsters, in die tijd sprak men meestal over zusters, krijgen dezelfde opleiding. Bovendien is het praktisch onmogelijk om de opleiding nog slechter te maken dan ze al is. Worden de zusters dan slechter door hun lidmaatschap van de Vereeniging? Dat zou vreemd zijn. Op het ene moment zouden we dan te maken hebben met een goede zuster, terwijl we even later te maken hebben met een slechte zuster, louter en alleen door het feit dat ze lid geworden is van de Vereeniging. Het antwoord op deze vraag is eenvoudig. Of de diploma's worden uitgereikt aan onbekwame verpleegsters door examinatoren die geen verstand van verpleging hebben, of de zusters van de Vereeniging zijn even goed of slecht als de andere zusters. In de bijdragen van Aletrino aan Nosokómos vallen twee dingen op: het feit dat hij veelal schrijft over verpleegsters terwijl de Nederlandsche Vereeniging tot Bevordering der Belangen van Verpleegsters en Verplegers toch zowel de belangen van verpleegsters als verplegers pretendeert te behartigen, en de felheid waarmee hij schrijft. Aletrino's voortdurend op de bres springen voor de verpleegsters, roept kritiek op van enkele broeders. Zij wijzen Aletrino op dit feit met de doelstellingen van de Vereeniging in de hand. De situatie verandert echter niet: een onverteerbare zaak omdat de verplegers duidelijk achtergesteld worden ten opzichte van de verpleegsters. Verplegers krijgen een lager salaris dan de verpleegsters, ze krijgen minder goede maaltijden dan hun vrouwelijke collega's. Het is hen te enen male onmogelijk om een gezin van hun salaris te onderhouden. Daar komt nog bij dat men in de ziekenhuizen geringschattend over hen spreekt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de verplegers zich genoodzaakt zien om een eigen vakvereniging op te richten. Op 12 december 1906 meldt Nosokómos dat er een vakvereniging voor verplegers is opgericht binnen de Nederlandsche Bond voor Ziekenverpleging. Aletrino betuigt zijn instemming met de nieuwe vakvereniging, maar kan het niet nalaten om zijn stokpaardje even van stal te halen. Hij haast zich namelijk om te zeggen dat vrouwen over het algemeen beter verplegen dan mannen. Geduld, zachtheid en toewijding zijn bij de vrouw nu eenmaal beter ontwikkeld dan bij de man! Aletrino's felheid in de kolommen van Nosokómos steekt schril af tegen het pessimisme en de berusting in zijn literaire werk. Met veel verve pleit hij in Nosokómos voor de verbetering van de verpleegstersopleiding omdat de taak van de verpleegster van uitzonderlijk belang, sterker nog, van levensbelang is. Zij is verantwoordelijk voor de genezing van de patiënt, want zij omringt de patiënt dag en nacht met haar zorgen. De arts levert inzake de genezing slechts een schamele bijdrage! Bij het verpleegstersberoep hoort dientengevolge niet alleen een passende opleiding, maar ook een wettelijke bescherming van beroep en diploma. Aletrino's felheid wordt niet door iedereen gewaardeerd. Sommige verpleegsters vinden bijvoorbeeld zijn reactie op de verwijten van de medici, ‘Nosokómos of de vereniging van 500 slechte zusters’, te fel. Het American Journal of Nursing typeert Nosokómos als een jong, vooruitstrevend blad. Tot de Vereeniging behoren, aldus het American Journal of Nursing, doktoren die moderne ideeën hebben: dr. Aletta Jacobs en dr. Aletrino. De laatste wordt een ‘kruisridder’ genoemd die met ‘groote opgewektheid te velde trekt tegen verouderde gebruiken’. De toon van deze ‘kruisridder’, wiens ideeën door het Amerikaanse blad toegejuicht worden, is helaas wat scherp waardoor hij onnodig vrienden verliest.Ga naar eindnoot14. J.C. van Lanschot-Hubrecht laat zich in dezelfde toon uit als ze over Aletrino's felheid schrijft in een artikeltje in De Nieuwe Amsterdammer ter zijner nagedachtenis.Ga naar eindnoot15. Niettegenstaande zijn drukke werkzaamheden, wist hij gedurende verscheidene jaren den tijd te vinden voor de redactie van het vakblad, waar hij in zoo menig scherp artikel bestaande verkeerde toestanden hekelde, zijn hooge opvatting van de taak der verplegenden weergaf, en aandrong op een opleiding daarmede in overeenstemming. Hij wist de verplegenden wakker te schudden en bracht ze ertoe om zelf voor hun belangen op te komen, die verplegenden, die voordien in doffe berusting en onderworpenheid verdroegen, dat een taak van hen geëist werd, die het hun onmogelijk maakte eenige levensvreugde buiten hun werk te genieten. |
|