om naar de traditionele dichtkunst terug te keren?
Wanneer men terugkijkt naar de geboortegrond van de dichtkunst bestaat er twijfel of de gemeenschappelijke traditie goed bewaard gebleven is. De vraag is of het mogelijk is dat de kunst van generatie tot generatie geërfd kan worden. Vooral vandaag de dag, nu veel japanners eenzaam in de gigantische steden wonen als zonder geboortegrond, is het niet van toepassing dat hun dagelijkse bestaan gekenmerkt wordt door de seizoens verandering, de natuur etc... Wanneer men zulke scènes gadeslaat zoals het verdwaalde kasteel van de grote stad, metaalkoude stromingen van de ondergrondse etc., wordt men alleen met de kille werkelijkheid geconfronteerd.
Het is daarom misschien noodzakelijk dat men een soort denkbeeldige wereld mocht hebben naast de harde werkelijkheid. Deze denkbeeldige wereld verschilt van de werkelijkheid. Maar aan de andere kant kan men nooit bij het maken van een gedicht het verleden of de traditie wegdenken. Wanneer men een goed gedicht leest, is men niet onder de indruk van de nieuwheid van dat gedicht, maar men wordt verrast door de oude traditie die de achtergrond van de poëzie vormt. De ware nieuwheid is gericht op de traditie. Daarom is het begrijpelijk dat de hedendaagse japanse dichters steeds meer op zoek naar de eigen traditie zijn.
Waar ligt het poëtische sentiment van de Japanners?
Het tijd- en seizoen-begrip speelt een belangrijke rol in de japanse samenleving; van oudsher is het zo geweest. Zij maken zeer duidelijk onderscheid in de seizoenen; vier seizoenen. En door alle feesten en rituelen van ieder seizoen wordt de tijd in nog kleinere eenheden verdeeld. En de uiting van het verdriet over de voorbijgaande tijd is ook zeer typisch japans. Zo vindt men de eindeloze bronnen van de metafoor in de natuur; nl. in de bloemen, vogels, wind, maan etc....
Wanneer men de geschiedenis van de japanse dichtkunst bekijkt ziet men het volgende: Manyoo-shuu (poëziebundel uit ± 672-759) werd verdeeld in verschillende categorieën. Bijvoorbeeld liederen over het reizen, liederen over de rituelen, de feestelijke liederen en alle andere gemengde liederen. Bij Kokin-shuu (poëziebundel uit 905) was dit onderscheid duidelijker en discreet gehouden. Bij de categorie van de gemengde liederen van Kokin-shuu waren de liederen die over de levensmoeheid en levensgeluk etc. handelen. Zij liggen daarom zeer dicht bij het dagelijkse leven.
In de middeleeuwen kwamen er liederen voor waarin de gevoelens van de onzekerheid een grote rol speelden.
En nu, wanneer men de hedendaagse poëzie bekijkt, komt men vaak de gedichten tegen die tot de gemengde categorie van het verleden behoren. Deze categorie gedichten heeft een actieve rol in de hedendaagse dichtkunst.
De japanners hebben een lange traditie van poëzie in groepsverband: de rijpheid van een kunst kan nooit voltooid worden door de prestatie van één persoon. Voor de rijpheid van het woord wordt er altijd de krachtsinspanning van een andere persoon gevraagd. Deze vorm van kunst heeft een totaal ander karakter dan de romantiek, waar de eerbied voor eigen persoonlijkheid de grote voorkeur heeft.
Wanneer een dichter in zijn eentje poëzie gaat creëren, hoeft hij geen moeilijkheden te krijgen. Maar wanneer een dichter samen met de anderen een tijdschrift gaat oprichten, of een poëzie-bundel uitgeeft dan krijgt hij pas allerlei moeilijkheden. In de eerste plaats moet hij denken aan de reacties van de lezers. En de reacties van de lezers t.o.v. de hedendaagse poëzie zijn zeer verschillend. De ene lezer vindt een gedicht uitstekend, maar een andere vindt hetzelfde gedicht helemaal niets. Ondanks deze moeilijkheden doet zich in de hedendaagse japanse samenleving toch een merkwaardig verschijnsel voor. Dat is namelijk de populariteit van de Renshi en Renku (kettingpoëzie). En zelfs in de hedendaagse westerse literaire wereld zijn Haiku, Renku, en Renga bekend geworden.
Deze groepdichtkunst was reeds vóór Bashoo (de meester in Haiku en Renga uit de 17de eeuw) gevormd als een mogelijke vorm van de literaire uiting. Deze vorm van dichtkunst heeft in de tijd van Bashoo kwalitatief gezien zijn hoogtepunt bereikt. Bashoo's dichtkunst is een groepsdichtkunst (in het japans ‘Za’). Wanneer de meester Bashoo begint met zijn eerste regel (5-7-5 lettergrepen) dan voegt een andere medewerker, die in de groep zit, er de volgende twee regels aan toe (7-7- lettergrepen). Door deze samenwerking bereikte de dichtkunst een hoog niveau.
Maar vergeleken met de werksituatie van Bashoo is er veel veranderd. Hedendaagse dichters moeten eenzaam in hun eigen harnas worstelen, terwijl zij door allerlei massa-media, informaties en een rumoerige omgeving omringd worden. Het werk dat Bashoo met zijn medewerkers heeft voltooid, ligt werkelijk ver van het hedendaagse werk en de werksituatie van nu. Maar juist daarom kan de werkmethode van Bashoo een grote redder zijn voor de doodlopende hedendaagse dichtkunst.
Een zeer populair boek over de dichtkunst van nú is het boek Kai. Renshi (Roeiriem. Renshi), uitgegeven door de medewerkers van het tijdschrift Kai o.a. Makoto Ooka, Shuntaroo Tanikawa, Hiroshi Kwwaski. Zij hebben alle drie in Rotterdam bij Poetry International opgetreden.
In geval van Renshi werkt men ook in groepsverband. Een dichter begint met zijn eerste alinea. Dan moet de volgende dichter er een eigen alinea aan toevoegen. Daarom wordt de woordkeuze bepaald door de omstandigheden. Het komt vaak voor bij het maken van de Renshi dat een dichter woorden gebruikt, die hij anders nooit zou gebruiken. Omdat de plaats die hij inneemt wordt bepaald door de inhoud van het voorgaande gedicht. Daarom staat hij bijna altijd op een zeer onverwacht plekje. Hij kan niet zo maar blijven staan. Hij moet in ieder geval iets creëren. Omdat het een voor hem onbekende plaats is moet hij al zijn krachten inspannen om zijn rol goed te spelen. Daardoor wordt er maximale persoonlijkheid naar voren gebracht. Maar dit betekent niet dat het alleen het werk van de eigen persoonlijkheid is. Het gaat erom dat je in een vreemde omgeving staat op het moment dat je een gedicht gaat maken.
Bovendien komt er bij deze werkmethode van het gedichtcreëren nog een ander element. Het zintuig ‘gehoor’ of het ‘horen’ speelt een zeer belangrijke rol bij het maken van Renku en Renga. Daarom hebben de leden van de werkgroep voor Renga groot vertrouwen in het ‘horen’. In zo'n werkgroep moest men eigen aandeel hardop zeggen. Bashoo achtte het ‘horen’ zeer belangrijk. Bashoo was altijd van mening dat men Haiku en Renga, zowel eigen werk als ook andermans werk hardop moest zeggen opdat men het goed kon begrijpen.
Goozoo Yoshimasu (hij komt dit jaar naar Rotterdam i.v.m. Poetry International Rotterdam) is erin geslaagd deze belangrijke traditie, nl. de voorgedragen dichtkunst, terug te halen in de hedendaagse dichtkunst. Yoshimasu werd geboren op 22 mei 1939 te Yokota dichtbij Tokio. Tijdens de oorlog werd hij geëvacueerd naar het westelijke gedeelte van het grootste eiland van Japan. Omdat hij dichtbij de Amerikaanse Militaire Basis is opgegroeid, heeft hij ambivalente gevoelens ten opzichte van alles wat Amerikaans is. Aan ene kant is er de aspiratie, en aan de andere kant is er de haat.
Onder zijn invloed gaat de hedendaagse japanse dichtkunst de toekomst tegemoet. De woorden die hij in zijn gedichten gebruikt, variëren van het hedendaagse japans, oud japans, leenwoorden, de westerse woorden, arcadische woorden tot ultra-moderne natuurkundige termen toe. Hij heeft onlangs zijn verzamelde werken in vijf delen uitgegeven. Bij zijn poëzie gaat het om de ‘vorm’ van zijn woorden. De klank of het geluid is ook een deel van zijn woordstructuur. Daarom leest deze dichter altijd eigen werk hardop, zodat hij zeker weet dat de woorden als geluid ook perfect klinken.