Robert Anhegger
Turken in Duitsland
Reacties in lied en literatuur
Het schandaal van het carnaval,
de heerschappij van Europa.
Op straat naakte vrouwen,
ze omhelzen de mannen,
de vrouw, de man, de leerling, de leraar,
ze verleiden iedereen...
Zo beschrijft Metin Oz in een van zijn liederen zijn ervaringen tijdens het carnaval in Keulen.
Zijn deze liederen en die van vele anderen nu eigenlijk volksliederen of populaire liederen of...? Geen van onze indelingen komt volledig overeen met het Turks, want het kan ook om een soort smartlappen gaan. Het karakteristieke aan deze volksliederen, want zo kunnen wij ze rustig noemen, is het feit dat zij niet slechts algemene, algemeen geldige gevoelens uitdrukken, zoals liefde, dood, verbondenheid met het vaderland, enz. Zij nemen stelling, doen verslag over actuele gebeurtenissen, of dat nu een politiek voorval is, een natuurcatastrofe of het feit dat de Moslims in Keulen enkele jaren geleden hun feestgebed (Bayram namayi) in de Dom konden verrichten. En zo zijn wij weer bij ons thema in engere zin: Liederen over Turkse arbeiders in Duitsland.
Wie zijn de zangers en de dichters? Oorspronkelijk rondtrekkende zangers (asik), die eigen en andere liederen voordroegen. Ze komen nog voor, ook in de steden en zij vinden onder de intellectuelen hun verrukte luistenaars. Maar de kring van deze zangers is groter geworden, veelvoudiger: Van een terecht alom bekende zanger als Ruhi Su, die een opleiding tot operazanger heeft genoten, tot een soort showman op de televisie en in als grote ‘gazino's’ bekend staande zalen. Verder half- en volledig professionele zangers, van wie er enkele in de Bondsrepubliek wordt, en die bij hun optredens volle zalen trekken, wanneer zij hun liederen over de gastarbeiders ten gehore brengen. Daarbij kunnen zij bij de oude tradities van de seizoenarbeiders aanknopen, zij het dan dat nu in plaats van het indertijd zo verre Constantinopel thans het zo zwaar geïndustrialiseerde Westen, met name de Bondsrepubliek, het doel van hun arbeid is. Hier was voor de veelal uit agrarische kringen met een door tradities bepaald leefverband afkomstige Turkse werknemer aanvankelijk alles vreemd (door wetenschappers wordt van een cultuurshock gesproken). Vooral de voor hen onbegrijpelijke, zelfs aanstootgevende vrije positie van de Duitse vrouw. De Duitse vrouw is ‘blond’ en dit ‘blonde gevaar’ duikt steeds weer op als thema in de liederen. De reputatie van de Turkse mannen is wat dit betreft bij vele Duitsers zeker niet de beste, zoals dit bij Bernhard Katsch door een ‘Duitser’ zo mooi wordt uitgedrukt: ‘... bovendien zouden ze / op de openbare weg / zijn dochter lastig vallen / als hij er een zou hebben.’
In werkelijkheid hebben de Turkse arbeiders het met deze blonde jonge meisjes bijzonder moeilijk: ‘... Ik was verliefd geworden op een Duits meisje, blond en met blauwe ogen... maar haar taal versta ik niet’. of: ‘Denk niet dat deze blonde vrouwen voor niets te krijgen zijn.’ Wie deze weg gaat, van hem worden de ‘oma's (koppelaarsters) rijk’. Minder opvallend, maar des te reëler zijn de relaties tussen gastarbeiders en rijpere vrouwen. Een Turk uit Rotterdam, die afkomstig is uit het gebied van de Zwarte Zee, ergert zich: ‘Zijn wij soms hierheen gekomen om verwelkte vrouwen gelukkig te maken?’ De ervaring leert dat daaruit harmonische relaties zijn ontstaan. Dit verschijnsel is intussen zo verbreid dat het ook in de Duitse literatuur is binnengedrongen, zoals bijvoorbeeld in Herinrich Böll's Gruppenbild mit Dame en in het toneelstuk Die Reise des Engen Ozkartal van Nevesehir nach Herne und zurück van Renke Korn. Hetzelfde thema werd door Fassbinder in zijn film Angst essen Seele auf bewerkt. Mijn Turk van de Zwarte Zee kan hier als voorbeeld dienen voor arbeiders, die voor zichzelf en hun vriendenkring liederen dichten en zingen. Maar slechts zelden worden deze liederen opgetekend: ze raken in vergetelheid en gaan verloren.
Terug echter naar de vrouw, deze keer naar de Turkse. Met de tewerkstelling in Duitsland heeft er iets nieuws, iets dat men niet eerder kende, plaats gehad: Turkse vrouwen gaan naar Duitsland om daar voor hun gezin of samen met hun man geld te verdienen. Daarbij zien wij twee types voor ons: De ‘goede’, zij werkt, leert Duits en wil terug naar haar man, naar haar land om daar volk te worden. De ‘slechte’ heeft zich met de baas ingelaten en van hem kinderen gekregen. Maar zij wil ook terug naar haar Osman en als zoenoffer een Mercedes meebrengen. ‘Baas’, daarmee is een nieuw trefwoord gevallen. ‘Zij, en de voorlieden doen wat zij willen. Zonder de baas om te kopen krijg je geen overuren.’ Het werk is zwaar. ‘Zwaar sjouwwerk’. Het is niet eenvoudig om aan een woning te komen, de Duitsers verhuren niet aan buitenlanders, in de tehuizen ‘is de leider van het huis koning.’
En dan ook nog het eten en drinken. ‘Ons noemen ze runderen, omdat wij water drinken, en zij eten varkensvlees en dat van vele andere dieren.’
De wederzijdse vooroordelen en misverstanden zitten diep. Sommige lezers zullen zich de film Shirins Hochzeit nog herinneren. Hierin wordt een Turkse vrouw door de nood gedwongen zich te prostitueren, tenslotte begaat zij zelfmoord. Deze ook in Cannes onderscheiden film, waarin in geen enkel opzicht getracht wordt het aanzien van de Turken in diskrediet te brengen, maar waarin in tegendeel om begrip voor hun moeilijke situatie wordt gevraagd, heeft door een door een Turkse krant geleide campagne bij de rechts ingestelde Turkse arbeiders grote verontwaardiging gewekt: Een Turkse vrouw verkoopt zich niet! Deze onterechte reactie vindt haar weerslag in muziekcassettes, bijvoorbeeld met de mooie titel: Die wahre Hochzeit Shirins.
Zo horen wij in een van deze liederen naast andere vriendelijkheden o.a. het volgende: ‘Op het toilet gebruiken ze geen water / Hun achterwerk wassen zij niet / zij schamen zich niet