Na deze ontmoeting laat Muldoon zijn hoofdpersoon het hotel verlaten en gelukkig, ‘like any other pilgrim’, terugkeren naar de biljarthal van waaruit hij vertrokken was. Voor hij het hotel verlaat, kruisen opnieuw Alfred Tennyson en diens echtgenote zijn pad. Dit is een knipoog naar ‘The Voyage of Maeldune’ van deze 19e-eeuwse Engelse dichter, maar misschien ook wel meer dan dat. Tennyson legt aan het slot van zijn korte Maeldune-versie sterk de nadruk op de verzoeningsgezinde boodschap, die ook de moraal van het oud-Ierse, in christelijke geest geschreven, origineel is. Maar voor de ik van Muldoon's ‘Immram’ is er niets te verzoenen. Hij is de waarheid over zijn vader te weten gekomen: ‘This was how it was. My father had been a mule’ Als lastdrager voor de grote handelaren had hij heel Zuid-Amerika doorreisd, en ondanks mijn fouten is dit kennelijk voor de zoon voldoende om voldaan over zijn vader naar zijn uitgangspunt terug te keren.
Als ik hier aan Muldoon's ‘Immram’ zoveel aandacht besteed, is dat niet alleen omdat het in de drie bundels van de jonge dichter qua opzet het meest ambitieuze gedicht is, en ook niet omdat het een soort bekroning van diens werk zou zijn. Dat is het zeker niet. De ‘Immram’, hoe leesbaar en amusant ook, veraadt zijn eigen sfeer van dooltocht door een onderwereld door een overmaat aan, soms al te jolige, nadrukkelijkheid in toespelingen op het voorbeeld en op andere literaire bronnen en zit daarmee ook te vast in het kielzog van wat al door Eliot begonnen was.
Muldoon heeft in ‘Immram’ een woordspeling met zijn naam de vorm van een nieuwe legende gegeven, en dat lijkt - achteraf gezien - het vanzelfsprekend uitvloeisel van een thematiek die in alle drie de bundels is aan te treffen. Expliciet is de voorbereiding in Why Brownlee Left te vinden in het korte gedicht ‘Immrama’ (het woord staat hier in het meervoud):
I, too, have trailed my father's spirit
From the mud-walled cabin behind the mountain
Where he was born and bred -
Ook dit is een spoor dat naar Argentinië en Brazilië leidt, waarbij aangetekend kan worden dat de naam ‘Brazil’ in een Iers gedicht dubbelzinnig is, omdat Hy Brazil de naam van het overzeese geluksland is uit de oude dagen, van eilanden als waar Máel Dúin belandde.
Dit gedicht volgt in de bundel direct op het titelgedicht ‘Why Brownlee Left’, dat vertelt hoe een man die niets te wensen heeft op een morgen in het voorjaar spoorloos verdwijnt, zo van het ploegen weggelopen:
Why Brownlee left, and where he went,
For if a man should have been content
It was him; two acres of barley,
One of potatoes, four bullocks,
A milker, a slated farmhouse.
He was last seen going out to plough
On a March morning, bright and early.
By noon Brownlee was famous:
They had found all abandoned, with
The last rig unbroken, his pair of black
Horses, like man and wife,
Shifting their weight from foot to
Foot, and gazing into the future.
De vader wiens wegen de dichter naspeurt, was een man van twee werelden, van de armoedige Ierse boerenhut en van het exotische Zuid-Amerika, wat in de grote ‘Immram’ uitgroeide tot een achtergrond voor avontuurlijke narcotica-smokkel. Brownlee is een man die uit twee werelden verdwenen is, beroemd geworden door weg te gaan en nergens aan te komen. Meer nog dan in het grote gedicht, heeft Muldoon hier de apotheose van het reis-motief dat zijn gedichten beheerst. Brownlee doorbreekt alle conventies en is daarin even a-moreel als de cynische grijsaard aan het slot van de ‘Immram’, die de moraal van het origineel parodieert.
Brownlee is de ideale reiziger, omdat hij erin slaagt in zijn reis op te lossen. Als de reiziger spoorloos is, blijft de reis over als onderwerp voor vrije fantasie. Reizen heeft bij Muldoon altijd iets geheimzinnigs en daarvan geeft de bundel New Weather een mooie illustratie in het gedicht ‘Good Friday, 1971. Driving Westward’. Op het eerste gezicht is het een realistisch reisverslag in dichtvorm. De ik maakt een autotocht naar de westkust van Donegal in de Ierse Republiek en neemt een meisje als liftster mee. De tocht is geografisch te volgen: ‘Through Ballygawley, Omagh and Strabane.’ Onderweg lijkt een ongeval plaats te vinden, althans dat meent het meisje: ‘she thought we hit something big’. De ik van het verhaal wil nergens van weten en bij aankomst op het reisdoel is het: ‘I happy and she convinced / Of the death of more than lamb or herring.’ Zoals meestal bij Muldoon het geval is, moeten we op allerlei dubbele bodems verdacht zijn. Dit gedicht laat zich - de titel ook in aanmerking genomen - lezen als een afscheid van schuld en verantwoordelijkheid, een bevrijding van ethische lasten die preludeert op het slot van de ‘Immram’.
Nu kan een dergelijke voorstelling van zaken doen veronderstellen, dat Muldoon bijvoorbeeld met een superieure, esthetische onverschilligheid tegenover de werkelijkheid zou staan, als een verlate 19e-eeuwse decadent. Niets is minder waar. Een dichter uit Noord-Ierland die niet voorgoed afscheid heeft genomen van zijn achtergronden, zou onwaarachtig klinken, als de tragische werkelijkheid van zijn land zich in zijn werk niet op een of andere wijze zou weerspiegelen. Zeker als het, zoals bij Muldoon het geval is, een dichter van katholieken huize is. De verscheurdheid van Noord-Ierland is bij hem onnadrukkelijk maar zeer voelbaar aanwezig, zoals het korte versje ‘Ireland’ (uit: Why Brownlee Left) demonstreert, waar onder de wat laconieke woorden de spanning van actie en dreiging voelbaar is:
The Volkswagen parked in the gap,
You wonder if it's lovers
And not men hurrying back
Across two fields and a river.
Ook het gedicht over de spoorloos verdwenen Brownlee kan vanuit deze gezichtshoek geïnterpreteerd worden, als we denken aan het slotbeeld van de paarden die in de toekomst staren. Dat lijkt misschien wat te veel op een opgedrongen interpretatie, maar het hoort bij de werkwijze van Muldoon om de actualiteit op een indirecte wijze zichtbaar te maken. Soldaten en verzetstrijders zijn maar een heel enkele keer direct aan te treffen. Een mooi voorbeeld van dat indirecte vind ik in Mules het gedicht ‘The Narrow Road to The Deep North’, dat in de titel duidelijk naar het Ierse Noorden lijkt te verwijzen, maar dat gaat over een Japanse soldaat die na dertig jaar uit het bos komt en dan ziet dat het te laat is om zijn zwaard te breken, te laat ‘To be right of wrong.’ Maar niet te laat om naar zijn gewone boerenleven terug te gaan, en daarin lijkt deze soldaat het spiegelbeeld van Brownlee te zijn.
Voor de reiziger is het een dwingende vraag, of wie weggegaan terug kan keren, en aan die vraag is al in de oude mythologische literatuur van Ierland een verhaal gewijd, dat over Oisin die naar een overzees paradijseiland mocht vertrekken, waar de tijd niet bestaat, en die Ierland nog eenmaal terug wil zien en dan de waarschuwing meekrijgt de grond niet aan te raken. Muldoon schreef over hem een sonnet, waarin zijn terugkeer en dood geen tragische vergissing zijn, maar een bewuste keus. Zo zal ook Brownlee nog wel eens terug kunnen komen: