besproken, nl. Shelley and His World door Claire Tomalin. Zoals zij, is ook de auteur van het boek over Pound een bekendheid uit de wereld van de literaire journalistiek in London, Peter Ackroyd, redakteur letterkunde van het weekblad The Spectator. Deze boeken, ieder ongeveer 128 bladzijden lang, omvatten een korte, deskundige biografie, die zeer rijk is geillustreerd met foto's van de auteur en zijn vrienden, de plaatsen waar hij woonde en werkte, belangrijke uitgaven, documenten enzovoort.
Ezra Pound, een Amerikaan die zijn leven voornamelijk in Europa doorbracht, heeft voor de dichtkunst van deze eeuw gedaan wat Picasso voor de schilderkunst deed. Vooral T.S. Eliot heeft veel van hem geleerd en in zijn opdracht aan Pound in zijn baanbrekende gedicht The Waste Land (1922) noemde hij hem ‘il miglior fabbro’ (de betere smid).
Paradoxaal lijkt het, dat deze dichter, die de poëzie wilde vernieuwen door de taal zakelijk, intelligent en ‘to the point’ te maken, zijn wortels in de Oudheid had en in de kulturen van vele landen en tijdperken. Hij, met T.E. Hulme, de dichteres H.D. (Hilda Doolittle), Ford Madox Ford (die later Jean Rhys ontdekte) en anderen vormden de ‘Imagists’ en kort hierna was Pound met het tijdschrift Blast (1914) en de Vorticist Beweging bezig. Hierover schreef de beeldende kunstenaar en auteur Wyndham Lewis: ‘Vorticism was a youth racket. It was Ezra who in the first place organized us into that.’
Van het eerste ogenblik dat hij in Londen in 1908 arriveerde werd Pound heel actief en leerde heel gauw belangrijke auteurs als W.B. Yeats kennen. Onder zijn collega's bevonden zich James Joyce, Eliot, en Wyndham Lewis maar ook de beeldhouwer Gaudier-Brzeska, en de Amerikaanse redactrice van dat beroemde blad Poetry (Chicago), Harriet Monroe. Deze mensen waren allen baanbrekers in een tijdperk van heel aktieve vernieuwing. Het doel van Blast, schreef Harriet Monroe, was: ‘to blow away, in thick black capitals half an inch high, the Victorian Vampire.’ (Zij had het over de grote, zwarte, harde letters op het kaft van het nieuwe blad.) Nu, dat is Pound en Lewis en Eliot en Joyce en de vele andere vernieuwers van voor en na de Eerste Wereldoorlog aardig gelukt.
Er zijn de laatste tijd verschillende boeken over Pound verschenen, waaronder vele Amerikaanse akademische studies. Een boek zoals dit van Peter Ackroyd pretendeert niet meer te zijn dan wat het is: Kort maar informatief, met relevante details, levendig, en ook, wat akademische studies niet zijn: zeer beeldend. Om het gevoel van een auteur en zijn tijd te krijgen zijn beelden helemaal niet te versmaden. De foto's van Pound, vooral in zijn ouderdom (hij stierf op 1 november 1972 in Venetië, niet langer creatief en zwaar toegetakeld door de felle reakties op zijn collaboratie met Mussolini tijdens de oorlog) en ook de foto's van James Joyce en van Augustus John's portret van Wyndham Lewis, zijn voortreffelijk.
Nee, geen boek voor akademici, maar ja, de zeer geleerde Pound, die toevallig ook een genie was, voelde niets voor akademici: Ackroyd merkt hierover op: ‘It is ironic, incidentally, that the poet who has become a central point of academic study should himself have been so resolutely anti-academic’, maar de akademici kunnen gewoon niet begrijpen, dat zij overbodig zijn. Een hond kan ook zónder zijn vlooien leven.
Een niet-akademisch boek zoals deze biografie van Ackroyd kan echter fungeren als een instigatie om Pound's werk, zowel de gedichten als de essays, verder te gaan onderzoeken, want de lezer zal hier overal opmerkingen tegenkomen, die hem tot verder gaan aansporen. Bij voorbeeld, de woorden: ‘his mastery of delicate and improbable poetic forms.’ Ook de vele kleine glimpjes, die men van de dichter te zien krijgt door middel van uitspraken over hem door zijn vrienden; deze, bij voorbeeld, van Wyndham Lewis: ‘He was like a drop of oil in a glass of water’; of deze van D.H. Lawrence: ‘a sort of latest edition of jongleur’. Dus: een boek dat zowel informatief als inspirerend is.
In deze Kroniek heb ik mij bijna zonder uitzondering tot de Britse fiktie beperkt en slechts af en toe een Amerikaanse auteur besproken (Tom Robbins, bij voorbeeld). Toen het boek over Pound mij van de importeur bereikte, vond ik echter in het pakje ook een Penguin-uitgave van een recente Amerikaanse roman, die zo bijzonder is - ook bijzonder goed geschreven, dat het boek zelfs in een Engelse Kroniek genoemd moet worden. Te weten: A Confederacy of Dunces door John Kennedy Toole, die dit meesterwerk - en het betreft hier werkelijk een meesterwerk, een geniaal boek - in de jaren zestig heeft geschreven en die, omdat hij er toen geen uitgever voor kon vinden, in 1969 zelfmoord gepleegd heeft.
Toole was lektor aan de Universiteit van Southwestern Louisiana en zijn verhaal speelt in New Orleans. In zijn hoogst grappige boek heeft Toole een onvergetelijke komische figuur geschapen in de vorm van dikke, vadsige, welbespraakte, intellektuele, luie, idiote, dromerige vetzak Ignatius J. Reilly, die in opstand tegen de 20ste Eeuw en al haar verschijnselen en uitingen komt en die overal waar hij verschijnt, de grootste verwarring en chaos veroorzaakt.
Niet minder geniaal zijn andere scheppingen in Toole's roman, en vooral die van Reilly's moeder, die voor de briljante nietsnut zorgen moet, en de neger Jones; ook niet minder geniaal is de taal die Toole in de mond van zijn figuren legt.
Op iedere pagina van deze roman weet de lezer dat hij zonder enige twijfel in de gezelschap is van een genie. Wat Toole schrijft, hoe hij schrijft, is gewoonweg geweldig: en zijn werk is overal geweigerd, totdat hij zichzelf van het leven heeft beroofd. Maar zijn moeder wilde de strijd niet opgeven. Het is aan haar te danken, dat wij deze magnifieke schepping bezitten. ‘With the breakdown of the Medieval system,’ schrijft Ignatius, ‘the gods of Chaos, Lunacy, and Bad Taste gained ascendancy.’ En misschien had hij daarin ook wel gelijk.
Martin Amis: Other People: A Mystery Story. Cape, 1981, 223 blz.
Anne Smith: The Magic Glass. Michael Joseph, 1981, 174 blz.
Desmond Hogan: Children of Lir. Hamish Hamilton, 1981, 136 blz.
Norman Levine: Thin Ice. Wildwood House, 1980, 137 blz.
Peter Ackroyd: Ezra Pound and His World. Thames and Hudson, 1980, 127 blz. (Importeur: Nilsson en Lamm)
John Kennedy Toole: A Confederacy of Dunces. Penguin, 1981, 338 blz. Dit boek en het boek over Pound door Nilsson Lamm bv, Weesp, geïmporteerd.
Tekening: Peter Yvon de Vries.