| |
| |
| |
Henriëtte de Horst
‘De vrouw wordt niet geboren, maar gemaakt’
Het feminisme in de romans van Simone de Beauvoir
Simone de Beauvoir.
Men kan Simone de Beauvoir beschouwen als de geestelijke moeder van de hedendaagse vrouwenbeweging. Als schrijfster van de eerste wetenschappelijke verhandeling over de positie van de vrouw, De tweede sekse, heeft ze de aanzet gegeven tot de tweede golf van het feminisme, waarmee we in de zestiger jaren geconfronteerd werden.
Simone de Beauvoir benadert het vrouwenvraagstuk vanuit de invalshoek van de filosofie. Als existentialiste is zij van mening dat de mens alleen door middel van zijn daden zich tot een vrij en mondig individu ontplooien kan.
In het verlengde van deze ethische stellingname ligt haar keuze voor het feminisme, aangezien deze beweging de bevrijding van de vrouw nastreeft.
Niet alleen filosofische, maar ook psychologische en sociale factoren liggen aan het vrouwenvraagstuk ten grondslag.
Om te zien in hoeverre Simone de Beauvoir haar ideeën over de positie van de vrouw in haar literaire oeuvre nader uitwerkt, probeer ik zoveel mogelijk het essay De tweede sekse (TS) te vergelijken met haar romans Een wereld van mooie plaatjes (WP), Uitgenodigd (U), en haar novelle De gevoelige leeftijd (GL).
In De tweede sekse wijdt Simone de Beauvoir zich eerst aan het onderzoek van biologische verschillen tussen man en vrouw. Deze verschillen blijken niet fundamenteel te zijn. Zo behoren bijvoorbeeld zowel mannelijke en vrouwelijke hormonen tot de chemische familie van de sterolen. Deze bepalen secundaire differentiaties van beide sekses. De voortplanting vergt bovendien een zekere activiteit van man èn vrouw. Verschillen tussen hen kunnen dus nooit de basis vormen van een systeem van absolute waarden en hoedanigheden, dat uit fundamentele tegenstellingen is opgebouwd. De biologie is niet in staat enerzijds de activiteit en superioriteit van de man, en anderzijds de passiviteit en inferioriteit van de vrouw aan te tonen.
Ook de psychologie kent volgens Simone de Beauvoir aan de vrouw geen onveranderlijke, typisch vrouwelijke eigenschappen toe. Er bestaat geen ‘vrouwelijk instinct.’
Het gedrag van de vrouw wordt niet door haar hormonen of hersenstructuur voorgeschreven.
De feiten, verkregen uit het onderzoek van interne factoren, zoals biologische en psychische geaardheid, tonen dus geen hiërarchie tussen beide sekses aan.
Aangezien de inferieure positie en de daarmee samenhangende onderdrukking van de vrouw niet vallen af te leiden uit interne factoren, komt Simone de Beauvoir ertoe omstandigheden, die buiten de vrouw gelegen zijn, hiervoor als oorzaak aan te wijzen. Ze is van mening dat sociaal-culturele factoren aan de onderdrukking van de vrouw ten grondslag liggen. De stelling die ze in De tweede sekse poneert is dan ook: ‘Je komt niet ter wereld als vrouw, je wordt vrouw’ (TS, II, p. 11). Om deze stelling kracht bij te zetten, voert ze argumenten aan die ze heeft ontleend aan de geschiedenis, de mythen en de concrete situatie van de vrouw.
De geschiedenis toont aan hoe de onderdrukking door de eeuwen heen gegroeid is. Het moederschap heeft steeds de ontplooiing van de vrouw tot een autonoom wezen afgeremd. Ze is de aangewezen persoon om kinderen te baren en, zoals de traditie wil, groot te brengen. Deze taken, die haar aan huis binden, hebben haar belet enige invloed op het wereldgebeuren uit te oefenen.
De man daarentegen heeft zich steeds kunnen richten op het leven buitenshuis. Eenmaal bewust van zijn kracht, groeit bij hem het besef van zijn individualiteit. Dit persoonlijk bewustzijn doet bij hem de behoefte aan bezit ontstaan. Hiermee kan hij zich als individu van anderen onderscheiden.
Met de opkomst van het grootgrondbezit wordt de vrouw in de westerse samenleving de speelbal van transacties die tussen mannen plaatsvinden. Als een stuk bezit wordt ze door haar vader uitgehuwelijkt. Omdat een echtelijke verbintenis de belofte inhoudt van eventueel nakomelingschap, ziet de man zijn toekomst veiliggesteld: zijn kinderen zullen hem op zijn oude dag onderhouden, en bij zijn dood zullen ze zijn bezittingen erven. Hij voert het feitelijke gezag over de kinderen. De vrouw staat in deze periode in hoog aanzien als moeder,
| |
| |
maar deze functie verleent haar geen enkel recht.
In deze samenlevingsvorm, gebaseerd op het patriarchaat, is in grote lijnen het traditionele rolpatroon tussen man en vrouw vastgelegd. Van nu af aan zijn mannen die enige makers van de geschiedenis. De aan huis en kinderen gebonden vrouwen komen er niet aan toe een rol in de geschiedenis te spelen. Van aangeboren inferioriteit is geen sprake, maar historische onbeduidendheid is een van de belangrijkste oorzaken van de inferieure positie van de vrouw.
Simone de Beauvoir constateert dat vrouwen nooit op zichzelf bestaan hebben, maar dat hun identiteit altijd van de man is afgeleid. Om zich te verzekeren van zijn superioriteit, heeft de man mythen over de vrouw in het leven geroepen, die haar in een kwaad daglicht stellen.
Sommige mythen hebben een religieuze achtergrond. Door de joods-christelijke traditie zijn ideeën, zoals ongelijkheid van de sekses en zondigheid van het lichaam, van de ene generatie op de andere doorgegeven. De vrouw is altijd voorgesteld als degene die de aandacht van de man naar het aardse - met name het lichamelijke - trekt.
De overbekende mythe van Adam en Eva toont de afhankelijkheid en de minderwaardigheid van de vrouw aan als een natuurlijk gegeven. Eva is uit de rib van haar man geschapen, waaruit volgt, dat zij als vrouw geen autonoom bestaan kan leiden. Omdat Eva bovendien verantwoordelijk gesteld wordt voor de zondeval, rust op haar de vloek van zwakte en verdorvenheid.
Een andere bijbelse mythe heeft Maria als hoofdpersoon, die zoals we weten, tegelijkertijd moeder en dienstmaagd is. Alleen als ze zich aan haar goddelijke zoon Jezus onderwerpt, kan ze haar ziel redden. Doordat deze mythe de dienstbare moederrol tot een eervolle taak verheft, zijn de mannen erin geslaagd hun heerschappij over de vrouwen aanvaardbaar te maken.
De mythe van de vrouwelijke passiviteit is ook gebaseerd op een beeld, dat het belang van de man dient; door de vrouw een passieve rol op te leggen, kan hij zich ten koste van haar verwezenlijken. Op het erotische, morele en intellectuele vlak vormt hij haar zoals hij wenst, om haar aan de buitenwereld te kunnen tonen alsof zij de belichaming is van zijn verdiensten. Volgens Simone de Beauvoir is de mode een duidelijke afspiegeling van deze mythe, aangezien een kleine groep (vaak mannelijke) ontwerpers hun ideaal van vrouwelijkheid aan vrouwen oplegt. Zodoende wordt de vrouw op dit terrein vaak als een object geëxploiteerd.
De mythe van de vrouwelijke ondoorgrondelijkheid onthult het duidelijkst de wijze waarop de verbeeldingskracht van de man de vrouw schept: op haar projecteert hij alles wat hij hebben wil, maar niet wat hijzelf zijn wil. Eenmaal tot passiviteit gedoemd, wordt de vrouw een willoze prooi van mythevorming. Alle tegenstrijdige voorstellingen rond haar persoon zijn mogelijk: ‘Zij is een idool, een dienares (...); zij is de prooi van de man, zijn ondergang; zij is alles wat hij niet is en wat hij hebben wil; zijn negatie en de grond van zijn bestaan...’ (TS, I, p. 186). In Een wereld van mooie plaatjes blijkt Laurence door haar minnaar Lucien ook gezien te worden als een ambivalente, ondoorgrondelijke vrouw. Hij zegt tegen haar: ‘Weet je, jij bent een huisvrouwtje dat niet zo gemakkelijk te begrijpen is. Soms ben je zo jong, zo blij, zo dichtbij, en soms ben je ook een verdomde, gehelmde Minerva’ (WP, p. 58).
De vraag is nu, hoe de vrouw, op het psychologische en sociale vlak, vanaf de kinderjaren tot de ouderdom geconditioneerd wordt.
Volgens Simone de Beauvoir brengt de traditionele opvoeding tussen jongen en meisje een verschil in gedrag tot stand.
Het jongetje wordt bijgebracht dat hij sterk en flink moet zijn, en dat hij zijn geslachtsdeel, symbool van mannelijkheid, moet zien als een wezenlijk onderdeel van zijn lichaam. Om de wereld te verkennen kan hij zijn lichaam in zijn geheel als instrument gebruiken. In een vechtpartij met andere jongens kan hij zijn kracht ontdekken, en wordt hij zich van zijn individualiteit bewust. De jongen kan zich dus op deze manier verwerkelijken.
Het meisje daarentegen krijgt volop de warmte van haar omgeving:
... het mag aan moeders schort blijven hangen, vader neemt het op zijn schoot en streelt haar haren; ze wordt getooid in luchtige jurkjes en men toont zich inschikkelijk tegenover haar grillen en tranen; haar kapsel wordt zorgvuldig verzorgd en men vermaakt zich met haar maniertjes en koketterie; lichamelijk contact en toegeeflijke blikken beschermen haar tegen eenzaamheid en angst (TS, II, p. 13).
Men belet het meisje haar lichaam, met name haar geslachtsdelen, te verkennen. Hiervoor krijgt ze een pop in de plaats, waarmee ze zich kan gaan identificeren. Zo leert ze zich te gedragen als passief object, dat anderen behagen moet. Door af te zien van haar existentiële vrijheid als mens, vervreemdt ze van zichzelf.
Ook Laurence blijkt door de opvoeding, die ze van haar moeder Dominique gekregen heeft, van zichzelf vervreemd te zijn geraakt:
Ze is zelf altijd een plaatje geweest. Daar heeft Dominique wel voor gezorgd. Ze werd in haar jeugd gefascineerd door alle beelden die sterk afweken van haar eigen leven waarin ze steeds het mikpunt was, zodat ze haar intelligentie en haar enorme energie geheel had ingezet om die kloof te overbruggen (Jij weet niet wat het is om met gaten in je schoenen te lopen en dwars door je sokken heen te voelen dat je in een fluim getrapt bent. Jij weet niet wat het is om uit de hoogte behandeld te worden door vriendinnetjes met schone haren die elkaar met de elleboog aanstoten. Nee, je gaat niet de deur uit met die vlek op je jurk, ga je omkleden). Onberispelijk meisje, vlekkeloze puber, volmaakte jonge vrouw (WP, p. 21).
Het contact dat het meisje met haar moeder onderhoudt, is gecompliceerd. Eerst probeert ze haar te imiteren, door bijvoorbeeld haar te helpen in het huishouden en door zich op te maken. Zo wordt ze langzaam maar zeker in de vrouwenrol ingewijd:
Het meisje constateert alleen maar dat de zorg voor de kinderen aan de moeder toevalt, dat wordt haar geleerd; de verhalen die ze hoort, de boeken die ze leest, heel haar beperkte ervaring bevestigt haar dat. Zij wordt aangemoedigd zich te laten bekoren door die toekomstige rijkdom; ze krijgt poppen opdat dit alles nu al, vooraf dus, een tastbare vorm krijgt. Haar ‘roeping’ wordt haar bazig en heerszuchtig opgedrongen (TS, II, p. 25).
Langzamerhand echter verliest de moeder haar prestige. Hoe langer hoe meer gaat het meisje haar zien als een passief slachtoffer, op wie ze zo min mogelijk wil lijken. Ze gaat zich daarom meer op haar vader richten. Omdat ze weet dat hij buitenshuis werkt en ze zijn werkzaamheden totaal niet beoordelen kan, is haar vader een mysterieus persoon voor haar. Zo komt het meisje ertoe hem te idealiseren. Bij het groter worden merkt ze dat mannen niet alleen thuis, maar ook in de maatschappij het voor het zeggen hebben, en dat ze zich dus voor belangrijke zaken tot hèm moet richten. Daarom schrijft Simone de Beauvoir de fixatie van het meisje op haar vader, het Electracomplex, niet toe aan sexuele, maar aan sociaal-culturele behoeften. Ook Laurence blijkt, van haar meisjestijd af, haar vader om zijn culturele kennis te idealiseren. Omdat hij meer van kunst afweet dan zijzelf, hoopt ze veel van hem op te steken tijdens hun vakantie in Griekenland: ‘Ik kan het geheim ontdekken dat hem zo anders maakt dan anderen en dan mezelf, dat hem in staat stelt die liefde op te wekken, die ik alleen maar voor hem voel’ (WP, p. 147). ‘Op de terugweg zei ik tegen papa: “ik
| |
| |
benijd je.” “Waarom?” “Die dingen betekenen zoveel voor jou.” “Voor jou dan niet?” Hij maakte een teleurgestelde indruk en dus zei ik vlug: “Voor mij ook. Maar ik begrijp ze minder goed. Ik heb jou ontwikkeling niet”.’ (WP, p. 155).
Het blijkt dus dat het kind, of het nu een jongen of een meisje is, méér van zijn ouders erft dan de helft van hun lichaamscellen; het erft ook hun concrete leefsituatie.
De opvoeding, die op de normen van de maatschappij inspeelt, remt het meisje af in haar psychologische en sociale ontwikkeling: ‘... dat overkomt het meisje als zij de wereld leert kennen en zichzelf daarin als vrouw gaat zien. De kring waartoe zij behoort is aan alle kanten afgesloten, is begrensd en wordt beheerst door de mannelijke wereld’ (TS, II, p. 40).
Als regel vindt de vrouw haar bestemming in het huwelijk. Hoewel de waarde hiervan hoe langer hoe meer afneemt, constateert Simone de Beauvoir dat de status van de vrouw nog steeds aan het huwelijk ontleend wordt: ‘Voor jonge meisjes is het huwelijk de enige mogelijkheid te worden opgenomen in de gemeenschap en als zij “blijven zitten” zijn zij, maatschappelijk gezien, onbruikbaar en nutteloos’ (TS, II, p. 175). Ook Dominique, een werkende vrouw, beschouwt zichzelf als mislukt, omdat ze van haar man gescheiden is. Wanneer bovendien haar relatie met haar vriend Gilbert verbroken wordt, heeft ze het volgende gesprek met haar dochter Laurence: ‘In sociale zin is een vrouw niets zonder man.’ ‘Maar jij niet, kom nou. Jij hebt een naam. Jij bent iemand.’ Dominique schudt het hoofd: ‘Zelfs met een naam is een vrouw zonder man een halve mislukking, een stuk wrakhout...’ (WP, p. 137-138).
De vrouw die, geconditioneerd door de traditie, haar toevlucht tot het huwelijk neemt, ziet af van haar persoonlijke keuzevrijheid. Ook Laurence realiseert zich dat ze nooit zelf haar lot in handen genomen heeft: ‘Ik ben altijd keurig op de rails gebleven. Ik heb nooit zelf een beslissing genomen: zelfs niet over mijn huwelijk...’ (WP. p. 115).
De voornaamste taken van de getrouwde vrouw zijn het baren van kinderen en het huishouden. Het kinderen ter wereld brengen leidt niet tot een directe zelfbevestiging. Wanneer de vrouw alleen hierin een rechtvaardiging van haar bestaan probeert te vinden, loopt ze vaak psychische frustraties op. De huishoudelijke taak bestaat uit regelmatig terugkerende werkzaamheden, die nooit tot definitieve resultaten leiden. Daarom heeft de vrouw vaak weinig voldoening in het huishoudelijk werk, en krijgt zodoende ook op het maatschappelijke vlak een gevoel van onbehagen. Aan huis gebonden, ziet ze geen kans zichzelf te ontplooien. Haar man en kinderen daarentegen kunnen zich waarmaken door een plaats in de maatschappij te veroveren: ‘De vrouw poogt een wereld te scheppen die permanent en continu is. Man en kinderen willen boven die situatie uit die zij geschapen heeft en die voor hen niet anders dan een gegeven is’ (TS, II, p. 219). Ook Laurence beseft dat haar mogelijkheden begrensd zijn sinds haar huwelijk met Jean-Charles: ‘Ik had het gevoel dat ik geen toekomst meer had: Jean-Charles en de kinderen hadden er een, ik niet’ (WP, p. 42).
Omdat de gemiddelde vrouw minder opleiding genoten heeft dan de man, heeft ze over het algemeen te kampen met een minderwaardigheidscomplex. De opvoeding die ze in haar jeugd gehad heeft, stuurde namelijk meer aan op het huwelijk dan op een actieve deelname in het arbeidsproces. Ze beheerst daarom zelden de redenatie-techniek die mannen zich in het maatschappelijk leven eigengemaakt hebben. Ook lukt het haar niet de culturele kennis in haar leven te integreren. De intellectuele achterstand van vrouwen is niet te wijten aan een gebrek aan intelligentie, maar aan een gebrek aan ervaring:
En dat is nu net wat veel jonge meisjes ontbreekt: zelfs als ze belezen zijn, lezingen hebben aangehoord en allerlei nuttige kunsten bedreven hebben, dan nog vormt hun min of meer opeengehoopte kennis nog geen ontwikkeling. Niet door een hersengebrek kunnen zij slecht redeneren, maar omdat de praktijk hen daartoe niet gedwongen heeft (...) Daarom krijgt een man - zelfs de meest middelmatige - zo makkelijk vat op hen; hij weet te bewijzen dat hij gelijk heeft, zelfs als hij ongelijk heeft (TS, II, p. 231-232).
Laurence vertoont eveneens de neiging blindelings te vertrouwen op de grotere kennis van haar echtgenoot: ‘Daartoe moet ik mezelf eerst goed informeren. Jean-Charles verwijt me dat ik me niet interesseer voor mijn tijd; ik zal hem vragen me wat boeken op te geven en mezelf verplichten ze te lezen’ (WP p. 56). Ook wat de logische argumentatie betreft, acht Laurence zich minder bedreven dan haar man. Daarom zegt ze tegen haar dochtertje Catherine: ‘Vanavond zal papa je alles uitleggen,’ daarmee had Laurence het gesprek besloten (...). En hij kan beter dan ik bevredigende argumenten vinden, had ze gedacht’ (WP p. 29).
Simone de Beauvoir is van mening dat man en vrouw hun sexualiteit op verschillende wijze beleven. Voor de man heeft de geslachtsdaad nooit consequenties. Dit is niet het geval met de vrouw: in sexuele omgang schuilt voor haar het gevaar van zwangerschap. Het is mogelijk dat angst hiervoor haar lichamelijke bevrediging bemoeilijkt. Bovendien dreigt sexualiteit in een vaste relatie vaak in een sleur te ontaarden. De spontaniteit in de liefde gaat verloren. Het huwelijk is niet meer dan een contract, waarin wederzijdse rechten en plichten vastgelegd zijn: ‘De man verkilt vaak bij de gedachte dat hij een plicht volvoert en de vrouw voelt zich beschaamd als ze het gevoel heeft overgeleverd te zijn aan iemand die een recht over haar uitoefent’ (TS, II, p. 200). Daarom wijst Simone de Beauvoir het principe van het huwelijk af. Dat liefde mechanisch en eentonig wordt op den duur, wordt ook bevestigd door Laurence, als ze de balans opmaakt van haar tienjarige huwelijk: ‘... een volmaakte lichamelijke verstandhouding. Ja, maar wel een die de kleur van het leven niet verandert. De liefde is ook glad, hygiënisch, routineus’ (WP, p. 26). Ook drijft de alledaagse sleur de partners hoe langer hoe verder uit elkaar. Laurence doet dezelfde ontdekking: ‘De werkelijke reden, de enige, is dat vrijen stomvervelend wordt als je niet meer van iemand houdt. Al die verloren tijd... Ze zwijgen, zoals ze al zo vaak samen gezwegen hebben; maar voelt hij dat het niet dezelfde stilte is?’ (WP p. 106).
Sommige getrouwde vrouwen menen in overspel hun verloren vrijheid terug te vinden. De minnaar heeft bepaalde winstpunten ten opzichte van de echtgenoot:
Hij heeft ook het voordeel dat hij zijn verleidelijkheid en prestige niet verslijt in de wrijvingen van het leven van alledag. Hij blijft op een afstand, hij blijft een ander. Zo heeft de vrouw bij hun ontmoetingen de indruk uit zichzelf te stappen, toegang te hebben tot nieuwe rijkdommen; zij voelt zich een ander (TS, II, p. 331).
Laurence komt, wat betreft haar relatie met haar vriend Lucien, tot dezelfde constatering: ‘... bij hem rust ze uit van Jean-Charles; zo anders: water en vuur (...). En als hij naar haar kijkt, voelt ze zich meer waard. Meer waard: ze laat zich inpakken, zij ook. Je denkt dat je gehecht bent aan een man: in feite ben je gehecht aan een bepaald idee over jezelf, aan een illusie van vrijheid...’ (WP p. 32).
Voor de frustraties die de vrouw mogelijkerwijs in haar huwelijk ondervindt, zoekt ze soms een tegenwicht in het contact met haar kinderen. Zo kan ze bijvoorbeeld een uitzonderlijk grote toewijding ten opzichte van haar kind aan de dag leggen. Om haar gevoel van onbeduidendheid te compenseren, beeldt ze zich in dit geval in onmisbaar voor hem te zijn. Een andere houding kenmerkt zich door de drang het kind te overheersen; het geeft de moeder namelijk voldoening op hem hetzelfde gezag uit te oefenen als haar man over haar pleegt te hebben. Onder het voorwendsel het kind te willen vormen, meet ze zich daarom een tyrannieke houding aan. Terwijl de moeder haar dochter vaak als lotgenote beschouwt, heeft ze voor haar zoon over het algemeen een grote bewondering: hij is haar
| |
| |
held. De taak die de zoon op aarde te volbrengen heeft is volgens Simone de Beauvoir ‘het bestaan van de moeder te rechtvaardigen door zich, ten bate van hen beiden, meester te maken van de waarden die zijzelf waardeert. De moeder eist dat de plannen van het godkind overeenkomen met haar eigen ideaal en dat het slagen ervan verzekerd is’ (TS, II, p. 367). In De gevoelige leeftijd denkt Monique eveneens onmisbaar te zijn voor haar zoon Philippe. Zij heeft hem gevormd, en daarom beschouwt ze hem als persoonlijk eigendom. Als Philippe met Irène trouwt, is ze bang hem te verliezen:
Wat heb ik me ingebeeld? Omdat hij lastig was, heb ik gedacht dat ik onmisbaar was. Omdat hij zich gemakkelijk laat beïnvloeden, heb ik geloofd dat ik hem naar mijn beeld geschapen had. Als ik hem dit jaar met Irène of bij zijn schoonfamilie zag, zo anders dan hij bij mij is, dacht ik dat het een spelletje voor hem was: zijn ware wezen berustte bij mij. En nu verkiest hij zich van mij te verwijderen, te breken met onze medeplichtigheden, het leven af te wijzen, dat ik met zoveel inspanning voor hem heb opgebouwd. Hij zal een vreemde worden (GL p. 27-28).
Vooral in het leven van de vrouw is de ouderdom een heel belangrijke levensfase. Voor zover ze niet haar evenwicht heeft kunnen vinden tijdens de vruchtbaarheidsperiode, maakt de vrouw in de overgang een crisis door. Het plotselinge verlies van haar vrouwelijkheid gaat gepaard met stoornissen, die eerder van psychische dan van organische aard zijn. De angst om nutteloos te worden achtervolgt haar:
Terwijl de man geleidelijk aan veroudert wordt de vrouw plotseling haar vrouwelijkheid ontnomen. Zij is nog jong als ze haar erotische aantrekkingskracht verliest en haar vruchtbaarheid waaruit zij, in de ogen van de maatschappij en in haar eigen ogen, de rechtvaardiging van haar bestaan en haar kansen op geluk putte. Van iedere toekomst beroofd heeft zij nog ongeveer de helft van haar volwassen leven te leven (TS, II, p. 357).
De vrouw van middelbare leeftijd, die bang is om niet meer te kunnen behagen, wordt geobsedeerd door haar lichamelijke aftakeling. In De gevoelige leeftijd beseft Monique ook dat ze plotseling ouder wordt, wat haar erg verontrust: ‘In de oceaan van de tijd stond ik als een rots, waar steeds nieuwe golven tegenaan sloegen en die niet van zijn plaats kwam, er niet onder leed. En eensklaps neemt de vloed me op en zal me met zich meedragen, totdat ik strand op de dood. Het is tragisch, zoals mijn leven opschiet’ (GL p. 59).
Door middel van plastisch-chirurgische ingrepen of make-up probeert de vrouw, die steeds lichamelijke aantrekkingskracht als haar hoogste goed gezien heeft, haar lichamelijk verval te maskeren. In Uitgenodigd observeert François tijdens een officiële gelegenheid een groep actrices van middelbare leeftijd, die met behulp van make-up hun jeugd angstvallig proberen vast te houden:
Hun figuur was jeugdig (...) maar die jeugd had niet de frisheid van levende dingen, het was een gebalsemde jeugd; geen rimpel, geen kraaiepoot was te zien op de goed gemasseerde gelaatshuid (...). Het werd ouder eronder; het kon nog lange tijd ouder worden zonder dat het goed opgewreven pantser barstte en dan, op een dag, in één slag, zou die glanzende schelp ineenkrimpen tot vloeipapier en tot stof uiteenvallen; dan zou je een volkomen oude vrouw zien (U p. 131).
De ouder wordende vrouw heeft soms een gevoel van depersonalisatie. Aan de ene kant klampt ze zich vast aan de vrouw, die ze zich inbeeldt te zijn. Aan de andere kant is ze zich bewust van de nuchtere feiten: onbarmhartig kaatst de spiegel het beeld terug van een oude vrouw. Het lukt haar niet beide beelden met elkaar in overeenstemming te brengen. Ze weigert de waarheid omtrent haar persoon te aanvaarden en neemt tenslotte haar toevlucht tot haar ideaalbeeld: ‘De vrouw vertrouwt eerder op die innerlijke evidentie dan op die vreemde wereld waarin de tijd achterstevoren voortschrijdt en haar evenbeeld niet op haar lijkt...’ (TS, II, p. 362). In Een wereld van mooie plaatjes blijkt Dominique eveneens te kampen te hebben met een gevoel van depersonalisatie:
Het volmaakte, het ideale beeld van een vrouw die op de juiste wijze ouder wordt. Die ouder wordt. Maar dat beeld wijst Dominique nu juist af. Voor de eerste keer in haar leven wankelt ze. Ziekte, tegenslagen, ze heeft alles geïncasseerd. En opeens is er toch paniek in haar ogen: ‘Ik kan maar niet geloven dat ik ooit zeventig jaar zal zijn (WP p. 15-16).
Zodra de vrouw het ouderworden accepteert, verandert voor haar de situatie:
Nu wordt zij een heel ander wezen: een geslachtsloos maar voltooid wezen: een vrouw op leeftijd. Men mag aannemen dat de crisis van ‘de gevaarlijke leeftijd’ dan voorbij is. Maar daaruit mag men niet concluderen dat het leven haar voortaan makkelijk zal vallen. Als ze het besluit heeft genomen de strijd tegen het noodlot van de tijd te staken begint er voor haar een andere strijd: zij moet haar plaats op aarde vasthouden (TS, II, p. 365).
Vaak schaart de bejaarde vrouw zich weer aan de zijde van haar man, met wie ze op basis van kameraadschap haar verdere leven doorbrengt. Dit is ook het geval met Dominique. Na de breuk met Gilbert gaat ze naar haar echtgenoot terug. Laurence overdenkt uitvoerig deze gang van zaken:
Zekerheid, achtenswaardigheid: dat waren haar voornaamste behoeften. Nieuwe verhoudingen zouden haar op het plan brengen van een gretige vrouw; en een echtgenoot vind je niet zo gemakkelijk. Opeens zag ik het type dat ze voor zichzelf aan het opbouwen was: een geslaagde vrouw, een vrouw met succes, die voor zichzelf afstand genomen heeft van lichtzinnigheden, en in ruil daarvoor de voorkeur geeft aan heimelijker, moeilijker, intiemer genoegens (WP p. 171-172).
Simone de Beauvoir heeft laten zien dat de vrouw, die haar levensbestemming alleen in huwelijk en moederschap vervuld ziet, zich moeilijk ontplooien kan tot een autonoom wezen. Ze heeft een van anderen afgeleide identiteit; zonder man en kinderen wordt ze tot niets teruggebracht.
Aangezien de onderdrukking van de vrouw uitsluitend door sociaal-culturele factoren bepaald is, kan de bevrijding slechts een feit worden, als de vrouw zich gaat engageren op economisch, politiek, maatschappelijk en cultureel gebied. In dit kader past haar deelname aan het arbeidsproces; economische onafhankelijkheid is namelijk een allereerste vereiste voor haar totale bevrijding: ‘... alleen haar werk kan haar concrete vrijheid garanderen. Zodra zij niet langer een parasiet is, stort het stelsel dat op haar afhankelijkheid gebouwd is, in. Dan is er tussen haar en de wereld niet langer een mannelijke middelaar nodig’ (TS, II, p. 467).
Helaas heeft het werken buitenshuis nog nauwelijks fundamentele veranderingen gebracht in de positie van de vrouw. De huidige samenleving, die nog min of meer traditionele normen hanteert, biedt de vrouw nog weinig promotiekansen. Politieke en maatschappelijke rechten zijn te abstract om op doeltreffende wijze de onderdrukking van de vrouw teniet te doen.
Een andere remmende factor is de traditionele opvoeding. Zolang het meisje bijgebracht wordt dat ze proberen moet in de smaak te vallen, zal ze, als ze volwassen geworden is, haar waarde blijven ontlenen aan de mening die anderen over haar hebben. Voor haar wordt het werk dan geen doel op zich, maar veeleer een middel om van anderen respect af te dwingen. Economische zelfstandigheid, die de vrouw in het werk bereikt, blijkt zodoende ontoereikend te zijn om haar psychologische onafhankelijkheid te bewerkstelligen:
Van de successen in haar beroep maakt zij verdiensten
| |
| |
waarmee ze haar image verrijkt; zij heeft behoefte aan een blik van bovenaf die haar waarde openbaart en wettig erkent. Zelfs wanneer zij streng is ten opzichte van de mannen die ze dagelijks op hun waarde beoordelen kan, vereert zij toch de Man en zij is, als ze hem ontmoet, bereid om op haar knieën te vallen. Zich laten rechtvaardigen door een god is veel eenvoudiger dan zich te rechtvaardigen door eigen moeite en inspanning (TS, II, p. 482).
Ook Dominique ziet pas haar bestaan gerechtvaardigd met een man naast zich. Alleen zijn blik van goedkeuring kan haar werk de zegen geven. Na de breuk met Gilbert heeft Laurence het volgende gesprek met haar:
Laten we het niet over rechtvaardigheid hebben. Luister: jij hebt het helemaal op eigen kracht gemaakt en dat is prachtig. Jij hebt niemand nodig. Dat bewijst je kracht. Laat ze dan zien dat je sterk bent en dat Gilbert je geen moer kan schelen...’ ‘Dus jij vindt het prachtig als iemand het helemaal op eigen kracht maakt! Je weet niet wat dat is. Wat je daarvoor moet doen en verdragen, vooral als je een vrouw bent. Mijn leven lang ben ik vernederd. Bij Gilbert...’ Dominiques stem breekt: ‘Bij Gilbert voelde ik me beschermd; gerust; eindelijk gerust na zoveel jaren... (WP p. 111).
De vrouw die carrière wil maken, beseft dat ze haar weg moet zien te vinden in een mannenmaatschappij. Onbekendheid met de door mannen opgebouwde wereld maakt haar onzeker, waardoor ze krampachtig gaat proberen zich waar te maken: ‘Dat is de grote fout die dat gebrek aan zelfverzekerdheid met zich meebrengt: het subject kan zichzelf niet vergeten. Het richt zich niet zomaar op een doel, het tracht bewijzen te leveren van de waarde die ervan wordt geëist (...). Zij poogt “een carrière op te bouwen”’ (TS, II, p. 448). Ook Dominique vecht krampachtig voor haar carrière: ‘... en ze heeft haar succes met haar eigen handen bevochten, werkend als een paard en iedereen die haar in de weg stond vertrappend’ (WP p. 8-9). Een ander struikelblok voor het zelfstandigheidsstreven is het feit dat de vrouw vaak haar energie verdelen moet over gezin en werk. Dit brengt voor haar onvrede en spanningen met zich mee: ‘Zij leeft tegelijkertijd als een man en als een vrouw. Daardoor verveelvoudigt zij haar taken en lasten’ (TS, II, p. 471). Laurence, die op een reclamebureau werkt, realiseert zich ook dat ze moeite heeft haar beroep te combineren met de rol van huisvrouw en moeder. ‘Een voorbeeld van de verscheurde positie van de werkende vrouw,’ zegt ze met ironie tegen zichzelf (...). Thuis zoekt ze naar slagzinnen. Op haar werk denkt ze aan Catherine' (WP p. 27-28).
Beeldvorming is in de romans van Simone de Beauvoir een belangrijk leitmotiv. Het is de vraag in hoeverre deze valt te beschouwen als een afspiegeling van het bewustwordingsproces. Dat het literaire werk van Simone de Beauvoir in het teken van bewustwording staat, hangt nauw samen met de filosofie die de schrijfster aanhangt. Het existentialisme gaat ervan uit dat de mens ‘néant’ is, en dat hij gedoemd is om vrij te zijn. Er zijn geen vastliggende normen. Het individu moet zelf zijn normen bepalen. De mens, die bewust is van zijn fundamentele vrijheid, doet keuzes op grond waarvan hij zichzelf in het leven verwezenlijken kan. Zelfverwerkelijking komt alleen tot stand door zijn daden, met behulp waarvan hij aan zijn bestaan zin geeft. Met het oog op een te nemen beslissing is de vrije mens genoodzaakt zichzelf doorlopend te ondervragen. Bij het doen van een keuze moet hij ook zijn concrete situatie in ogenschouw nemen. Al naar gelang deze situatie verandert, wijzigt hij zijn stellingname. De mens is dus niet alleen vrij, maar ook veranderlijk en dus betrekkelijk. Zijn daden, de woorden die hij uitspreekt en zijn zelfbeeld hebben voor hem een betrekkelijke waarde, want deze zijn immers situatiegebonden. Zelfkennis brengt hem ertoe zijn medemens ook als veranderlijk te ervaren. De waarde van het gedrag, de woorden en het beeld van de ander is dus voor hem ook relatief.
Als de mens zich niet bewust is van de mogelijkheid tot zelfverwezenlijking, is hij tot passiviteit gedoemd. Tengevolge van zijn gebrek aan zelfbewustzijn, is hij bovendien niet bij machte zich als betrekkelijk te ervaren. Deze afwezigheid van zelfkennis leidt van de weeromstuit tot een foutieve interpretatie van de indrukken die hij van de buitenwereld opdoet. Daar hij zich niet van zijn eigen kracht bewust is, kent hij macht toe aan anderen. Het beeld dat hij van hen vormt, de woorden die hij zijn medemensen hoort spreken, hebben voor hem een absolute waarde. De ander gaat voor hem dus functioneren als autoriteit, en belichaamt zodoende de zekerheid waarnaar de machteloze mens op zoek is.
Volgens Simone de Beauvoir heeft de vrouw tengevolge van haar onderdrukking door de eeuwen heen deze passieve, inauthentieke houding aangenomen:
En in het koninkrijk der mannen doet zij niets en onderscheidt haar denken, dat in geen enkel plan of project uitmondt, zich niet van een droom. Door gebrek aan effectief werk krijgt zij geen gevoel voor realiteit en waarheid. Zij heeft alleen met woorden en beelden te maken (TS, II, p. 380).
De man verhoudt zich dus tot de vrouw als de machtige tot de machteloze. Deze verhouding komt ook in de romans aan de orde, waarin het belangrijkste personage, altijd een vrouw, haar bestaan aanvankelijk rechtvaardigt op grond van een ander, een man, die ze als autoriteit ervaart. De vrouw kent een absolute waarde toe aan wat de man zegt. Blindelings vertrouwt ze bijvoorbeeld op de woorden ‘liefde’ en ‘trouw’ die hij jegens haar in de mond neemt. In Uitgenodigd verzekert Pierre zijn vriendin Françoise van de hechtheid van hun relatie. In zijn woorden stelt Françoise een rotsvast vertrouwen. Daarom ontleent ze aan Pierre haar zekerheid: ‘“Je kunt het niet hebben over trouw, of over trouw tussen ons,” zei Pierre. Hij trok Françoise naar zich toe. “Jij en ik zijn helemaal één; het is een feit, weet je, dat je geen definitie van één van ons afzonderlijk kunt maken.” “Dat komt door jou,” zei Françoise’ (U p. 22). De vrouw heeft ook de neiging om haar waarde te ontlenen aan het beeld dat de man, die van haar houdt, van haar gevormd heeft. In Een wereld van mooie plaatjes ziet Laurence zichzelf graag, zoals Lucien haar ziet: ‘Ze werpt een blik op zichzelf in de spiegel. Een knappe vrouw, redelijk blij, een beetje wispelturig, een beetje mysterieus, zo ziet Lucien me. Dat vond ik leuk’ (WP p. 105). De vrouw beschouwt het beeld dat zij op haar beurt heeft opgebouwd van de man die ze liefheeft, ook als een onveranderlijk, gegeven. In Een wereld van mooie plaatjes koestert Laurence een grote bewondering voor haar vader, die helemaal lijkt te beantwoorden aan een ideaalbeeld dat ze van mannen heeft:
Ze kijkt naar haar vader: kon ze zich maar zoals hij aan haar gedachten overgeven. Dat wat ze meende te vinden bij Jean-Charles en bij Lucien, bezit hij alleen: die weerschijn van oneindigheid op zijn gezicht. In alles hartelijk aanwezig zijn; een haard zijn die warmte uitstraalt. Ik gun mezelf de luxe van wroeging, ik verwijt me dat ik hem verwaarloos, maar ik ben degene die hem nodig heeft (WP p. 35).
Maar degene die aanvankelijk de predicaten ‘standvastig’ en ‘ideaal’ kreeg toebedeeld, blijkt ook maar een veranderlijk mens met gebreken te zijn. Door de confrontatie met dit nuchtere feit wordt de vrouw geestelijk door elkaar geschud en verliest ze haar gevoel van zekerheid. In Uitgenodigd realiseert Françoise zich dat Pierres uitspraken ten opzichte van haar maar een relatieve waarde hebben. Hoe hij haar ook probeert te verzekeren van de exclusiviteit van hun relatie, ze verliest toch het vertrouwen in zijn woorden, omdat hij immers op dezelfde manier tegen Xavière spreekt. Françoise denkt: ‘Achter de woorden en de gebaren, wat was daar? “Wij zijn helemaal één.” Dank zij die gemakkelijke verwarring had zij er zich helemaal op ingesteld zich bezorgd over Pierre te maken; maar het waren enkel woorden: zij waren twéé’ (U p. 124).
| |
| |
Zoals woorden kunnen beelden ook met elkaar in tegenspraak blijken te zijn. Dientengevolge is de vrouw genoodzaakt de betekenis hiervan opnieuw te bepalen. Ze komt tot de conclusie dat beelden evenmin waardevast zijn. In Een wereld van mooie plaatjes constateert Laurence tenslotte dat haar vader niet de superman is die ze eerst in hem zag. Hij blijkt net als anderen te zijn: afhankelijk en zelfzuchtig. Als haar vader haar zegt, dat hij weer gaat samenwonen met Dominique, is Laurence gekwetst. Aangezien ze haar Electracomplex nog niet helemaal verwerkt heeft, wordt ze jaloers op haar moeder die ze ten opzichte van haar vader als rivale beschouwt. De man die ze eens verafgoodde, valt nu van zijn voetstuk:
Hij voelde zich gestreeld. Gestreeld, hij, die glimlachend en ontspannen van zo grote hoogte op de wereld neerkeek, hij, die wist dat alles ijdelheid was en die voorbij de wanhoop de rust had gevonden. Hij die niet schipperde, praatte voor diezelfde radio die hij beschuldigde van leugen en onderdanigheid. Hij was niet anders (WP p. 173).
Laurence neemt ook haar zelfbeeld onder de loep en komt tot de conclusie dat ze slechts ‘néant’ is: ‘Ik was dan wel geen plaatje, maar iets anders ook niet: niets’ (WP p. 164).
Door de blik op haar eigen innerlijk te richten ontdekt de vrouw niet alleen dat ze vrij is, ze ziet ook in dat ze deze fundamentele vrijheid ter hand moet nemen om zichzelf te verwezenlijken. Alleen door op eigen kracht te vertrouwen, kan ze haar lot bepalen.
Uitgaande van het existentialisme, kan men dus stellen dat de wijze waarop de mens zijn existentie beleeft, bepalend is voor de waarde die hij toekent aan de door hem waargenomen woorden en beelden.
Uit het voorafgaande blijkt dat de vrouwen er nog steeds niet in geslaagd zijn een einde te maken aan hun onderdrukking op economisch, politiek en maatschappelijk terrein. Maar al hebben ze momenteel nog nauwelijks greep op hun collectieve lot, dan is dat voor hen nog geen aanleiding om in hun individuele lot te berusten. Bewustwording impliceert voor hen dat ze leren uit te gaan van de waarden en mogelijkheden, die in henzelf gelegen zijn. Deze innerlijke verandering heeft tot gevolg dat de vrouw, ook al is het in kleine kring, zelfstandig beslissingen gaat nemen.
Voor de getrouwde vrouw kan dit bijvoorbeeld liggen op het gebied van de opvoeding van kinderen. Deze taak komt vaak grotendeels op haar neer. Ondanks dat ligt bij de man de feitelijke beslissingsbevoegdheid met het oog op de toekomst van de kinderen, zoals de keuze van school of beroep. De vrouw nu moet zich bewustworden van haar recht als gelijkwaardige ouder mee te beslissen. Ook Laurence geeft zich er rekenschap van dat de taken tussen Jean-Charles en haar eerlijker verdeeld moeten worden. Beseffend dat zíj Catherine opvoedt, besluit ze hiervoor de verantwoording op zich te nemen. Ze verzet zich op een gegeven moment tegen het feit dat Jean-Charles hun dochter naar een psycholoog heeft gestuurd, en dat hij Catherine verboden heeft met haar vroegrijpe vriendinnetje om te gaan. Laurence licht haar beslissing toe als volgt: ‘Ik bemoei me met Catherine. Jij komt alleen af en toe in het spel voor. Maar ik voed haar op en dus is het mijn taak de beslissingen te nemen. Die neem ik’ (WP p. 175).
In de wetenschap dat de kinderen van vandaag de maatschappij van morgen zullen vormen, moet de mentaliteitsverandering binnen het gezin zoveel mogelijk worden gerealiseerd. De traditionele opvoeding van jongen en meisje is, zoals we gezien hebben, rolbestendigend. Om hierin verandering aan te brengen is het zaak hun een gelijkwaardige opvoeding te geven. Dit houdt voor het meisje in dat haar vorming er niet meer op gericht moet zijn te behagen en zich te conformeren aan het verwachtingspatroon van anderen. Door haar eigen mogelijkheden te ontdekken en deze te ontwikkelen kan het meisje psychisch tot zefstandigheid komen. Na zich bewust te zijn geworden van haar eigen situatie, stelt Laurence zich ten doel te voorkomen dat haar dochter ook van zichzelf vervreemd raakt. Ze wil dat Catherine niet de paden bewandelt die anderen voor haar hebben uitgestippeld, maar dat ze haar eigen weg gaat: ‘Een kind opvoeden, dat is niet er een mooi plaatje van maken’ (WP p. 175).
Volgens Simone de Beauvoir is het moederschap voor de vrouw allesbehalve een lot. Ze bepleit het gebruik van anti-conceptie-middelen en toepassing van abortus, waardoor de vrouw bewust voor het moederschap kan kiezen. Hoe meer de vrouw in alle vrijheid kiest voor een kind, hoe meer ze in staat is het tot een vrij mens op te voeden. Aan haar waarde als individu kan de vrouw slechts uitdrukking geven door een functie in de maatschappij te vervullen: ‘Ze kan er zich alleen in schikken leven te geven als het leven een zin heeft; ze kan geen moeder zijn zonder te pogen een rol te spelen in het economische, politieke en maatschappelijke leven’ TS, II, p. 304).
Het huwelijk valt pas te rechtvaardigen, als het een relatievorm is, waarbinnen de partners steeds opnieuw voor elkaar moeten kiezen. Het feit dat zowel de man als de vrouw hun keuze voor de ander moeten uitspreken, impliceert gelijkwaardigheid ten opzichte van elkaar. Deze vrije liefde zou volgens Simone de Beauvoir inhouden ‘dat menselijke wezens elkaar volledig genoeg waren en daarbij alleen maar door de vrije beslissing van hun liefde aan elkaar gebonden waren’ (TS, II, p. 244). Deze vrijheid echter staat niet op zichzelf, maar blijft aan de concrete situatie gebonden. Op grond van beide gegevens moet men als mondig individu zijn beslissingen zien te nemen. Dit is ook het geval met Laurence. Op een gegeven ogenblik realiseert ze zich dat ze meer van Jean-Charles houdt dan van Lucien. Omdat ze met hem haar concrete situatie gemeen heeft, geeft ze alles welbeschouwd de voorkeur aan haar man: ‘Waarom toch liever Jean-Charles dan Lucien? Dezelfde leegte doet zich soms voor, of ze nu bij de een is of de ander; alleen is ze met Jean-Charles verbonden door de kinderen, de toekomst, het huishouden, een stevige band; als ze ten aanzien van Lucien niets meer voelt, staat ze voor een volslagen vreemde’ (WP p. 64). Na de balans van haar huwelijk te hebben opgemaakt, besluit Laurence tenslotte, op eigen initiatief, haar verhouding met Lucien te verbreken. Door in alle vrijheid opnieuw voor Jean-Charles te kiezen, verheft ze haar huwelijk tot een authentieke relatie.
Het fictionele werk van Simone de Beauvoir blijkt qua probleemstelling in veel opzichten overeen te komen met De tweede sekse. Door als romanschrijfster het maatschappelijk milieu van de vrouw te beschrijven, door haar bepaalde karaktertrekken toe te kennen en door haar ontwikkeling nader uit te werken, geeft Simone de Beauvoir goed aan hoe de vrouw haar situatie beleeft en hoe zij zich bewust wordt van het feit dat zij, om een autonome positie in de wereld te verwerven, haar lot zelf in handen moet nemen.
Deze literaire benadering van de situatie van de vrouw sluit aan op haar essay, waarin ze immers vaststelt dat niet biologische, maar sociaal-culturele factoren de vrouw in een passieve, onderworpen positie hebben gedrongen. Om de strijd tegen hun onderdrukking aan te binden, moeten de vrouwen zich dus verenigen op het sociaal-culturele vlak.
| |
Bibliografie
Simone de Beauvoir, |
De tweede sekse (dln, 1,2), Uitg. Bijleveld, Utrecht, 1972 (4de dr) |
Simone de Beauvoir, |
Een wereld van mooie plaatjes, Uitg. Agathon, Bussum, 1979 (7de dr) |
Simone de Beauvoir, |
De gevoelige leeftijd / Monoloog / De gebroken vrouw, 3 novellen, Ned. Uitgeverscentrum nv., Hilversum, 1968 (1e dr) |
Simone de Beauvoir, |
Uitgenodigd, Uitg. Unieboek NV., Bussum, 1969 (4de dr) |
|
|