James Brockway
Engelse kroniek
‘People say that life is the thing, but I prefer reading’ (Logan Pearsall Smith)
A Month in the Country, de met de Guardianprijs bekroonde korte roman van J.L. Carr, waarover ik het in de laatste Kroniek had, zonder echter het boek te bespreken, was al in april van het vorig jaar verschenen. Hoewel ex-schoolhoofd Carr (66 jaar) gedurende de laatste jaren vier andere romans heeft geschreven, waarop verschillende Britse recensenten reeds enthousiast hadden gereageerd, was het enthousiasme in het geval van dit nieuwste boek vrij algemeen.
Norman Shrapnel, senior-recensent van het dagblad The Guardian, schreef aan het begin van zijn korte bespreking dat de situatie in de roman in de eerste paar bladzijden niet veelbelovend leek, maar toen hij het boek uit had, luidde zijn mening:
‘J.L. Carr has written as telling a novel as any I have read this year or, I suspect, am likely to.’ En Auberon Waugh schreef in de Evening Standard (Londen's enige avondblad, dat iedereen koopt om in de trein of bus naar huis te lezen): ‘something which nobody should miss... a beautiful tale... and a profoundly affecting one.’
Volgens het oordeel van Shrapnel hoeft economisch schrijven niet per sé goed te zijn. Belangrijk in dit soort schrijven is niet wat gezegd wordt. Van belang is wat eigenlijk niet wordt gezegd; wat alleen maar gesuggereerd wordt. Hiermee heeft Shrapnel mijns inziens zijn vinger gelegd op de eigenschap van Carr's schrijven in dit boek, die alles doet vibreren, die aan alles een gloed verleent, zodat de lezer voelt dat hij van deze scenes en situaties altijd iets in de toekomst bij zich zal houden. Hier, door middel van Carr's schrijven, betreedt hij een wereld - en maakt hij een heerlijke zomer, lang geleden, in het jaar 1920, mee - die hij hoogstwaarschijnlijk nooit vergeten zal. Net zoals je de kleur van een japon die je moeder eens droeg, toen je kind was, nooit vergeet. Of de geur van alcohol en tabak van je vader. Glimpjes, korte flitsen, vleugjes laat Carr de lezer zien of voelen, waarvan de associaties echter onmeetbaar en soms onpeilbaar zijn. Men begrijpt waarom hij een paar regels van de dichter A.E. Housman aan het begin van zijn verhaal heeft geplaatst en waarom hij in de laatste regels weer op Housman terugkomt - niet alleen om de nostalgische sfeer en de stemming van zijn boek, maar ook omdat de verzen van Housman bij uitstek het soort poëzie voorstellen, waarin zeer veel gezegd wordt door het juist niet te zeggen.
Het impact van Carr's kleine roman is groot en dit is een geweldige prestatie, want de situatie in het boek lijkt inderdaad weinig om het lijf te hebben. Birkin, een jongeman, nog in de twintig, een soldaat met militaire dienst in Vlaanderen tijdens de Eerste Wereldoorlog achter de rug, arriveert uit Londen in een dorpje in Yorkshire, in het ‘vijandige’ Noorden van het land. Hij noemt Yorkshire ‘enemy territory’, omdat de mensen die hier wonen heel anders - veel ruwer en abrupter - zijn dan de mensen in het Zuiden.
Birkin is gekomen, om een Saksische muurschilderij van kunstzinnig en historisch belang in het Anglikaanse kerkje te Oxgodby van een dekkende laag kalk te bevrijden - hij is restaurateur van beroep. Zoals later blijkt is hij een toegewijde ambachtsman die zijn werk met zoveel kennis, liefde en enthousiasme verricht dat ook de lezer erdoor gefascineerd raakt.
Inderdaad - deze situatie is een weinig opwindende die zich moeilijk lijkt te lenen voor het opbouwen van een boeiende roman. Maar dit lukt Carr uitstekend, doordat Birkin een boeiende man is, en door al te korte glimpjes die de lezer langzamerhand opvangt van hetgeen onder de oppervlakte aan de gang is: in Birkin zelf; in Moon, ook ex-militair maar dan ex-officier, die met archeologisch onderzoek in het dorp bezig is; en in het dorp zelf. Zoals Birkin leeft de lezer een maand lang (eigenlijk wat langer) met verschillende figuren uit dit dorp mee.
Er is bij voorbeeld de jonge dominee, die een nogal onsympathieke man van God lijkt te zijn: koud, geremd en autoritair. (Maar, zoals later blijkt, is ook zijn leven niet zonder problemen). Deze man heeft totaal geen gevoel voor kunst en vreest dat de muurschildering achter het altaar de aandacht van zijn toehoorders tijdens de preek zal afleiden - maar hij moet Birkin's opdracht toch goed vinden, anders verbeurt zijn kerkje een belangrijke schenking.
De dominee heeft een jonge, mooie vrouw, die hij blijkbaar onderschat en verwaarloost. Birkin echter heeft wel oog voor haar charme... en zij heeft ook oog voor hem en zij doet schuchtere pogingen om haar gevoelens aan hem kenbaar te maken. Birkin heeft echter al een vrouw, een prachtige vrouw, die haar greep op hem verstevigd heeft, door hem ontrouw te zijn en hem tijdelijk te verlaten. Hij raakt verliefd, maar gaat niet tot de aanval over.
Dit alles wordt uitermate economisch, gevoelig en suggestief aan de lezer meegedeeld. De sfeer van vergeefse liefde en gemiste kansen is zeer nauw verbonden aan die van de verzen van de geciteerde A.E. Housman (‘That is the land of lost content, / I see it shining plain, / The happy highways where I went / And cannot come again.’)
Housman's beroemde, met melancholie geladen verzen in A Shropshire Lad (1896), Last Poems (1922) en de posthume verzameling More Poems (1936) geven trouwens voor een zeer groot deel de sfeer aan in deze roman, de sfeer van idyllische zomers op het platteland en van hopeloze liefde... maar de keurige professor van Grieks Housman was - wat weinigen in die dagen goed beseften - homofiel, en Birkin in Carr's roman, als hij verneemt dat zijn nieuwe vriend Moon dat ook is, kan deze kennis maar moeilijk verwerken.
Een sfeer van nostalgie is echter maar één facet - al zij het een overheersende - van Carr's boek. Een andere is de realistische, levendige en soms heel amusante beschrijving van andere bewoners van Oxgodby en met name het Ellerbeckgezin. Deze mensen zijn ‘Wesleyan Methodists’, rivalen dus van dominee Keach en zijn Anglikaanse kerk, en zij vertonen aan Birkin, die