uiterste relevante geabstraheerde geheel van gebeurtenissen in logische en chronologische volgorde -) tot het door interpretatie voltooide geheel van betekenissen.
Op geraffineerd onopvallende wijze worden voortdurend nieuwe perspectieven geopend, nu eens direct leidend tot een inzicht, dan weer tot een kruispunt van mogelijkheden waar de lezer zonder verdere aanwijzingen vertwijfeld wordt achtergelaten. Het vormproces voltrekt zich naar het punt van de hoogst mogelijke subtiliteit, daar waar een mogelijke interpretatie slechts wordt opgeroepen, bijvoorbeeld met een gegeven als ‘... hij verloor zich in vage herinneringen.’
Dergelijke subtiele, evocatieve mededelingen, waarin ‘betekenis als fijne essentie’ oplicht, zijn voor het begrip van het geheel bijzonder belangrijk. Interpretatie ervan is alleen mogelijk door combineren en associëren, maar juist door deze vorm van interpreteren kan de kern van wat Brakman te zeggen heeft, genaderd worden. In het geheel van wat ongezegd blijft, in wat gesuggereerd en opgeroepen wordt, ligt die kern besloten. De geldigheid van deze constatering wil ik interpreterend en met het geciteerde zinsfragment als uitgangspunt aantonen.
‘... hij verloor zich in vage herinneringen’. Dit wordt verteld over een verpleger, Schenk (in het verhaal ‘Bedlam’ uit Vijf manieren om een oude vrouw te wekken), nadat hij door een luikje naar een zwakzinnige patiënte heeft staan kijken. Wat hij heeft waargenomen zijn een geur van parfum en de vrouw, een trippelend kirrend wezen met ronde vormen en een overdadig opgemaakt uiterlijk. ‘Zacht misselijk’ keert hij zich van het beeld af.
Van welke aard zijn zijn herinneringen? Over het verleden van Schenk wordt vrijwel niets verteld, maar door informatie over zijn beleving van de werkelijkheid wordt het mogelijk bepaalde verbanden te leggen. Hij houdt ervan om 's morgens even alleen te zijn in het park van de inrichting: ‘Het park lag dan nog stil en ingekeerd en geurde naar alle vakanties uit zijn jeugd.’ Hoewel de schrijver uiterst sober is in zijn feitelijke mededelingen, kan men zich een wezenlijk beeld vormen van de verpleger: natuurgevoelig, humaan, beschouwend en gelovig, maar enigszins ‘besmet’ door het dagelijks contact met de geesteszieken. Hij heeft een bezwaard geweten door allerlei zaken die hij in en om het krankzinnigengesticht waarneemt, zoals de door de directeur ontworpen therapie die een volstrekt zinloze ‘Sisyphus’-arbeid voor de patiënten betekent, en het feit dat eerder genoemde patiënte onder het mom van huishoudster als ‘bedlam’ wordt misbruikt.
Door deze voor Schenk ontoelaatbare toestanden krijgt het al wekenlang dreigende onweer voor Schenk een apocalyptisch karakter. Voortekenen wijzen op Hemelse straf, nà het chaotische, tumultueuze gebeuren is de wereld als nieuw.
Tussen wouden, over een maagdelijk groene weide, gleed een paarse schaduw en in die schaduw dwaalde een stralend wit lam. Onvergelijkelijk alleen was het, maar uit de woudrand trad een man en stond in de zon en om hem heen bewoog de wereld in glanzende legpuzzlestukken.
Deze paradijselijke beelden zweven Schenk voor de geest, en dan ziet hij de patiënte die eerder een gevoel van misselijkheid bij hem had teweeggebracht. Nu, na de reinigende ‘zondvloed’ is zij een symbool van schoonheid, zuiverheid en onschuld, met ‘haar voluit gespreide handjes en hun uiterst gevoelige bewegingen, en een vreemde traagheid doorstroomde hem, een zonnige loomheid, waarin her en der kloppende netwerkjes, intieme rode holten, stukjes warme huid.’ Hij voelt dezelfde reactie als hij eerder bij het kijken naar een grote, bonte vlinder had.
‘Wat ben je lief’, zegt Schenk tegen deze ‘Eva’ zonder kennis van goed en kwaad, het dwalende witte lam. Haar reactie maakt een eind aan zijn illusie: ‘... en natuurlijk kirde en koerde de lach omhoog, maar al landelijk tinkelend en parelend.’ Zo lokt ze onwetend de bedreiging van haar zuiverheid.
Schenks ideaalbeeld van de vrouw is dat van de zuivere natuurlijkheid waarbij de omstandigheid dat een normaal functionerend verstand afwezig is niet toevallig is. Verstand en onschuld sluiten elkaar uit. Dit is de gedachte die de schrijver hier heel even laat meespelen. Wat Schenk zich herinnerde was waarschijnlijk een ooit door hem beminde vrouw, een relatie die door een bepaalde verhouding tussen gevoel en verstand stukgelopen is.
Vanzelfsprekend is dit een subjectieve interpretatie, met alle risico's van dien, maar ze raakt de kern van het thema en een van de onderliggende thema's van de bundel. Thema is het individuele verlangen naar geluk, onderliggende thema's worden gevormd door de verhouding tussen het gevoel en het verstand bij dit verlangen en het begrippenpaar kunst en leven. Vijf manieren om een oude dame te wekken bevat een ‘boodschap’ aan een ‘oude dame’, namelijk dat die verhouding zelden zodanig is dat ze een redelijk kans op verwezenlijking van het geluksverlangen mogelijk maakt. Brakman geeft met al zijn personages uit de bundel voorbeelden van een minder of meer overheersen van òf het gevoel òf het verstand, waarbij zij die een hoger doel in het leven nastreven, met name de kunst, de beste kansen hebben om een zekere staat van harmonie en geluk te bereiken.
Wat de ‘oude dame’ bovendien moet inzien, de reden waarom zij gewekt moet worden, is dat ieder mens het recht en de vrijheid heeft zijn of haar individuele verlangen naar eigen aard en inzicht te proberen te verwerkelijken. Zij wil namelijk haar eigen overtuiging en visie met betrekking tot zinvol leven op een ander overbrengen, waardoor ze die ander îedere kans op geluk ontneemt. In een korte beschrijving van representanten van uitersten onder de ‘gelukzoekers’, waarin tegelijkertijd - weliswaar onvolledig - de thematische samenhang in de bundel is te constateren, zal de ‘oude dame’ nader ‘aangewezen’ worden. Jim, de geniale jongeman uit het verhaal ‘Liefde als amore’ maakt alles, ook zijn niet geringe intelligentie, ondergeschikt aan zijn verlangen naar een onaardse staat van geluk. Tijdens zijn obsessionele streven hiernaar houdt hij geen rekening met zijn aarde-gebondenheid en moet dit met de dood bekopen.
De beeldhouwer Epnet uit hetzelfde verhaal is in alles Jims tegenpool. Onder andere zijn harde, armoedige verleden heeft hem gesterkt in zijn streven om kunstenaar te worden. De stem van dezelfde zangeres waardoor Jim zich bewust werd van zijn bizar verlangen, was voor Epnet lang geleden een inspiratiebron van onschatbare waarde. In zijn leven is geen plaats voor een partner, hoewel hij zich wel vermaken kan met een vrouw: ‘Wat een wijf’, zegt als hij naar een opera-zangeres staat te gluren, ‘om patat en paling mee te eten, met om de smakzoen een jenevertje!’
Vrouwen voor enig vertier, maar de kunst is zijn leven.
In de verhalen ‘Het kind dat wij waren’ en ‘Oorsprong en doel der geschiedenis’ komen ‘gewone’ mensen voor, mensen die het voor hun geluk vrijwel uitsluitend moeten hebben van de relatie met een ander. Volgens de visie die uit de bundel spreekt, zijn zij die geen doel in hun leven hebben waardoor ze boven verlangen naar liefde en warmte kunnen uitstijgen, de meest kwetsbare mensen. Een leven lang ongelukkig door een verloren gegane jeugdliefde (‘Oorsprong en doel der geschiedenis’) of zo sterk verlangen naar de warmte die nooit ontvangen is dat het leidt tot onbegrepen, afwijkend gedrag (‘Het kind dat wij waren’), dat kan het lot zijn van ‘gewone’ mensen. Wie niet kàn verlangen naar geluk zoals de meeste mensen met een normaal functionerend verstand, is een zwakzinnige als de patiënte uit ‘Bedlam’. Niet gehinderd door de rede, door een zedelijk besef, is zij al dartelend en zingend het ‘gelukkigste’ vrouwelijke personage uit de bundel, waar de directeur van de inrichting zijn voordeel mee doet. De verteller noemt hem een ‘Boris Boef’. Hij is tijdens het onweer bang voor het onverklaarbare oergeweld dat hij ook als een veroordeling van hogerhand ervaart. Radeloos zakt hij biddend op de knieën, maar zodra alles voorbij is, toont hij zich