Haverschmidt als versjesmaker
Haverschmidt kon in de kring van zijn beminden, zijn vrouw, zijn kinderen, zijn vrienden, tussen gelijkgestemden, dikwijls heel vrolijk zijn, bijna uitgelaten soms. ‘Zum Tode betrübt’ maar ook ‘himmelhochjauchzend’! Alle hoogtijdagen werden gevierd, in gepaste vreugde, maar op verjaardagen of Sinterklaas of bij de Kerstboom temidden van zijn gezin of temidden van de weeskinderen, voelde hij zich letterlijk ‘òp-gewekt’, dan kreeg zijn behoefte aan gezelligheid, aan vriendelijkheid, aan menselijk geluk de overhand. ‘Dan was Haverschmidt in zijn element,’ schreef een zekere Jan Stout in zijn jeugdherinneringen (niet in de handel): ‘Zooals hij de tooverlantaarn vertoonde, kon een ander het niet. Hij vertelde zoo boeiend zoo geestig. Jong en oud genoten met volle teugen. Haverschmidt was een prachtmens.’
En thuis? Dan kregen ze allen cadeautjes en allen werden erbij betrokken, ook de huisdieren en zelfs de planten en de dingen, en Haverschmidt maakte natuurlijk de rijmpjes. Waar was hij anders dichter voor! Er zijn verschillende van die versjes en gelegenheidsgedichtjes bewaard gebleven, vaak geïllustreerd met eigen gemaakte tekeningen, ‘krabbeltjes’ meer, zoals hij ze zelf noemde. Tekenen deed Haverschmidt ook al, niet al te goed, maar aardig. In tegenstelling tot dichten of preken was het zijn vak niet. In dit Haverschmidt-nummer zijn die versjes, met de bijbehorende tekeningen, niet als afzonderlijke rubriek bijeengebracht, maar tussen de bladzijden rondgestrooid. Ze laten ons Haverschmidt van een andere kant zien, zoals hij óók kon zijn en graag wilde zijn.
Bij een kopje behoort een schoteltje
En bij een schoteltjen een kop.
Het schoteltje moet onder het kopje
of wel het kopjen er boven op.
Soms komt er dan nog een bordje onder,
en dan is het hele spul compleet,
Waarom het dan ook, op zijn Hollandsch,
Zoveel als een dejeunertje heet. -
Gebruik, Mevrouw, nog menig jaar
Dit heel stelletje bij mekaar.
Uw bruine blikken, ach, verliezen meer en meer
Hun schoonheid wel niet, maar hun scherpte van weleer.
Bedien u daarom Koos, als 't lezen niet meer wil,
Des Avonds bij de lamp van dezen nieuwen bril.