Gedicht op het Schiedamse vocht
Een gedicht dat op het eerste gezicht niet de indruk maakt door hem zelf geschreven te zijn. Door zijn vrouw? Het handschrift is echter duidelijk dat van Haverschmidt. Wàt Sinterklaas hem gaf, blijkt uit de tekst.
Ik ken een man, een heel raar man,
Die allemachtig soezen kan:
Zoo soezen ja, dat men zou vreezen:
Hij voorbedacht! een soes wil wezen -
Ik ken een man, een heel gaar man,
Die flauw en uiïg wezen kan,
Maar op z'n flauwst is hij vaak 't aardigst,
Den naam van Paaltjens dan het on-waardigst.
Ik ken een man, een heel groot man,
Die schoone verzen maken kan;
Maar werd hij dichter ook geboren -
Piet gaat door 't preeken vast verloren.
Ik ken een man, een heel knap man,
Die vaak zeer stichtelijk preeken kan;
Vooral in ‘voordenmiddagkerken’,
Waarvoor hij 't best (maar laat!!!) kan werken.
Ik ken een man, een heel braaf man,
Die (hoe is 't mogelijk!!) bitt'ren kan!
Helaas! zijn vrouw helpt nooit een handjen -
Maar maakt veel liever Frans een standjen.
St. Nicolaas, depôthouder van het echte, zuiver, onvervalschte Paaltjens bitter.