| |
| |
| |
Emma Brunt
Het wassenbeeldenkabinet van Sade
De reis voert door een wonderbaarlijk landschap. Op enige afstand van de reiziger doemt een grote, onregelmatige vorm op. Aan de verre horizon verrijzen twee sneeuwwitte heuvels waarvan de toppen zachtrose gekleurd zijn - alsof de rozenvingerige dageraad daarachter haar gloed verspreidt. Aan de voet van de heuvels begint een brede, glooiende laagvlakte, waarvan de golvende beweging slechts wordt onderbroken door een kleine vulkanische krater in het midden. Op het laagste punt versmalt de vlakte en verandert het perspectief. Links en rechts verheffen zich twee besneeuwde richels. Op de plek waar ze samenkomen - tevens het einddoel van de reis - bevindt zich een donker woud. Dit woud - eigenlijk is het meer een ruige bossage - is driehoekig van vorm en in het midden ervan loopt een diepe kloof. In zijn duistere schaduwen vindt de reiziger tal van natuurwonderen. Van de bovenrand ervan hangt bijvoorbeeld een grote, rose stalactiet naar beneden waarvan kleur en vorm voortdurend veranderen. Het enigszins peervormige interieur van de kloof herbergt een menigte aan diepe spleten, holen, kluizenaarsgrotten en ondergrondse rivieren - een verborgen, onderaards landschap laat zich hier ontwaren. Het klimaat is warm maar vochtig. Onweersbuien komen vaak voor in dit gebied, evenals aardbevingen. Niet zelden golven de wanden van het ravijn op en neer in een gewelddadig ritme en dan wordt de hoeveelheid zilt vocht die door de rivierbeddingen stroomt verdubbeld. Er heerst duisternis, maar alles is nog juist zichtbaar. Dit is het binnenste der aarde en tevens de plek die de mens het meest vertrouwd is, de reiziger is thuisgekomen.
Reisgidsen over dit gebied vindt men te kust en te keur, zowel in de betere boekhandel als in kiosken en sigarenwinkeltjes. Ze voeren naar Pornotopia, een landstreek die nog het meest lijkt op een reusachtig liggend vrouwelijk naakt. Pornotopia is in alle opzichten een merkwaardig land. Een gevestigde bevolking heeft het eigenlijk niet, er komen alleen wat nieuwsgierige bezoekers, meestal van het mannelijk geslacht. Hier en daar vindt men wat geïsoleerde behuizingen: een eenzaam kasteel op een bergtop, een ommuurde buitenplaats of een verlaten vissershut. De naam Pornotopia zal men op kaarten tevergeefs zoeken, het bevindt zich overal en nergens. In ieder geval ligt het ver buiten het bereik van de beschaving en de maatschappelijke werkelijkheid, net als andere Utopia's waarmee het bepaalde overeenkomsten vertoont. Sommige zoeken Pornotopia in het verre verleden, anderen juist in de toekomst. Sommigen stellen zich er geen natuurgebied bij voor, maar juist een geheimzinnig appartement in de stad, of een bordeel in een achterafstraatje dat - ooit in de nachtelijke uren bezocht - overdag onvindbaar blijkt te zijn. Voor de tijd in Pornotopia geldt hetzelfde als voor de ruimte waarin het zich bevindt: het is droomtijd in een droomlandschap. In zekere zin is het in Pornotopia altijd ‘bed-tijd’. Steven Marcus, aan wie ik bovenstaande typering heb ontleend, baseerde zijn beschrijving op de pornografie die in de 19e eeuw in Engeland verscheen, maar zijn karakteristiek gaat - binnen zekere grenzen - ook op voor pornografie uit andere landen en perioden. De verklaring voor die eenvormige vaagheid met betrekking tot ruimte en tijd ligt voor de hand. Marcus schrijft:
... bij de speciale ongebreidelde vrijheid die vereist is voor de handelingen waar het in pornografische fantasieën om gaat, worden détails (zoals de situering van het verhaal op een bepaalde plek of tijdstip, E.B.) beschouwd als beperkingen en hinderpalen die de lezer slechts afleiden.
Het eenzame kasteel op de berg is noodzakelijk, omdat een meer realistische sociale omgeving het verhaal onnodig gecompliceerd en bovendien onwaarschijnlijk zou maken. Voor het tijdsverloop geldt dat de enige tijdsspanne die relevant geacht wordt, bestaat uit de tijd die het kost om een reeks seksuele handelingen te verrichten en die op papier te beschrijven, of - en dat geldt meer voor de lezer - uit de tijd die nodig is om te masturberen.
Marcus voegt daar nog aan toe:
Iets ruimer bezien, kun je zeggen dat de tijd in Pornotopia wordt bepaald door de hoeveelheid tijd die het kost om een serie af te werken. Uitgaande van een beperkt aantal variabelen - dat wil zeggen, personen van beiderlei kunne - en uitgaande van een beperkt aantal manieren waarop je die variabelen met elkaar kunt combineren, kun je de tijd zien als een mathematische functie die gedefinieerd wordt door het tijdsbestek dat nodig is om alle mogelijke combinaties uitputtend te behandelen en weer te geven.
Marcus noemt in dat verband The One Hundred and Twenty Days of Sodom van het ‘waanzinnige genie van de pornografie’, Marquis de Sade, een schoolvoorbeeld. Sade zette zijn roman op ‘met psychotische rigiditeit en precisie, volgens een psychotische logica’ om zo langs rekenkundige lijnen te geraken tot een strikt wiskundige voorstelling: ‘... zoveel van dit en zoveel van deze en die, die zus en zo doen met deze en die in deze bepaalde volgorde; waarna er gedurende de volgende dag, nadat iedereen van rol en plaats verwisseld is... enzovoort, enzovoort.’ Pornotopia is volgens Marcus dan ook geen oord waar ‘vrijheid’ en ‘fantasie’ werkelijk de dienst uitmaken. Integendeel, de gebeurtenissen verlopen er op absoluut voorspelbare wijze, en dat komt omdat de mensen die de handeling dragen niet zozeer personages of ‘karakters’ zijn als wel wandelende geslachtsorganen. Zulke mobiele penissen, vagina's, borsten, billen en aarsen kennen geen emoties of motieven. Hun enige aandrift is die van lust en begeerte, het enige rustpunt wordt gevormd door een - altijd zeer voorbijgaande - bevrediging daarvan, waarna het spel opnieuw kan beginnen in een eindeloze monotone herhaling. Het is een mechanische wereld waarin op mensen gelijkende robots zich onstuitbaar voortbewegen, immer bezig om uitstekende delen van hun machinerie in de metalen inkepingen van een andere robot te plaatsen waarna het schuren van ijzer op ijzer te horen is terwijl de aandrijfstangen op en neer zwoegen.
Wat Marcus hier schetst is een ‘ideaaltype’ in de zin waarin Max Weber die term gebruikte, een verzameling kenmerken waaraan geen enkel concreet pornografisch werkje voor de
| |
| |
volle honderd procent voldoet, maar waarvan een aantal in ieder pornografisch boek terug te vinden is. Het is pornografie in de meest ‘zuivere’ vorm die hij beschrijft. Er zijn natuurlijk ook minder ‘zuivere’ vormen. Toen in het begin van de jaren zestig de overtuiging veld won dat sex goed en gezond was voor mensen, en dat er dus meer en beter geneukt moest worden - zowel in als buiten het huwelijk - steeg de belangstelling voor pornografie. De onpersoonlijke, functionele seksualiteit waar pornografie het van moet hebben viel in goede aarde bij de seksuele hervormers die sex wilden loskoppelen van huwelijk en voortplanting. Zij bouwden voort op de ideeën van dat andere krankzinnig geworden genie, Wilhelm Reich, die sex propageerde als een maatregel van geestelijke en lichamelijke hygiëne: een probaat middel tegen het ontstaan van psychische misvorming. Mensen die genoeg neukten waren volgens Reich zo door en door gezond dat ze natuurlijke afweermiddelen ontwikkelden tegen allerlei vormen van autoritair denken en slaafs gedrag. Zulke mensen waren resistent tegen de ziektekiemen van fascisme en dictatuur.
Sex zou even ‘gewoon’ en vanzelfsprekend genuttigd moeten kunnen worden als een snee brood of een glas water. Het enige probleem was dat er nog niet voor iedereen genoeg willige partners waren om sex van een schaars voorhanden artikel tot een vrijelijk verkrijgbare basisvoorziening te maken. Daartoe moesten bolwerken als het huwelijk worden opgebroken: weg met het sexmonopolie van het boterbriefje. Op die manier zou er genoeg keus zijn voor iedereen. De pornografische boeken die als het ware een model boden voor zo'n zakelijke benadering van de seksualiteit werden druk gelezen. Het waren veelal niet de meest ‘zuivere’ porno-fantasieën in de zin waarin Marcus dat bedoelt: het meest populair werd de ‘literaire’ porno die het verwende palaat van de intellectuele voorhoede van de jaren zestig nog iets meer kon bieden dan de monotone eenheidsworst van de doorsnee pornografie. Henry Miller was een grote ontdekking in die tijd, evenals Norman Mailer. Een absolute must was Lady Chatterley's Lover van D.H. Lawrence, en voor de meer op zelfwerkzaamheid en bruikbare tips gerichten, was er de Kama Sutra - het elegante neuken uit het Oosten - of de esthetische foto's in het boek Variaties. Pornografie was destijds buitengewoon vooruitstrevend, werkjes als bovengenoemde mochten niet ontbreken in de boekenkast van mensen die vanuit een mooi progressief ideaal het beste voorhadden met de maatschappij. In Kopenhagen werd in die jaren een tentoonstelling ingericht van pornografische beeldende kunst, en de initiatiefnemers - het echtpaar Kronhausen - reisden de hele wereld af om propaganda te maken voor het vrijgeven van porno ter vergroting van het menselijk geluk.
Het lijkt lang geleden. Inmiddels is de stemming volledig omgeslagen onder invloed van een andere vernieuwingsbeweging die in de jaren zestig begon, het feminisme. Feministen beschouwen pornografie helemaal niet als bevrijdend of progressief, integendeel, ze vatten het op als de agitprop van de ‘mannenmaatschappij’. Geproduceerd dóór en vóór haantjes zou pornografie mannen stijven in de opvatting dat een vrouw slechts een ‘lustobject’ is, altijd willig en beschikbaar. Is zij toevallig niet willig, dan is het gebruik van geweld toegestaan. Met als slimme uitvlucht dat ze het ‘eigenlijk’ toch wel lekker vindt. In veel pornografische boekjes is de constructie te vinden van de vrouw die eerst tegensputtert, maar dan - na met brute kracht tot sex gedwongen te zijn - het orgasme van haar leven krijgt. Vrouwen zeggen wel ‘nee’, maar ze bedoelen allemaal ‘ja’, een opvatting waarvan de echo te horen is in de zwakke klacht van sommige mannen die voor het delict verkrachting voor de rechter verschijnen: ‘Vrouwen zeggen altijd “nee”, hoe kon ik nou weten dat ze het ditmaal echt meende?’
Nog onlangs trokken duizenden vrouwen door Utrecht om te demonstreren tegen porno-bioscopen, peep-shows en sex-shops. Ruiten van neringdoenden op dit gebied werden ingegooid. Dit alles onder de leuze: pornografie is de theorie, verkrachting is de praktijk.
In de hedendaagse feministische ideologie is meer en beter neuken allerminst een goede zaak, het is oorlog tussen de seksen en neuken is ontmaskerd als ‘heterodwang’ en vrouwenonderdrukking. Seksuele prikkels worden uitsluitend nog toegediend in de vorm van lieflijke plaatjes van vrouwen die met vrouwen vrijen. De feministische - lesbische porno is teder en zacht, een Pornotopia dat vooral put uit het klassieke verleden van de Grieken of uit het Godinnenpantheon van de Voortijd. Het vereist minstens een behoorlijke tegendraadsheid om in zo'n klimaat uitgerekend Sade te behandelen als een pornograaf die bevrijdende dingen te zeggen heeft over vrouwen. Toch is dat precies wat Angela Carter heeft gedaan in haar boek The Sadeian Woman. Zij is niet van mening dat pornografen altijd en onder alle omstandigheden ‘de vijanden zijn van vrouwen’, en zij verduidelijkt dat standpunt in een inleidend hoofdstuk waarin twee soorten pornografie van elkaar onderscheiden worden.
Allereerst is daar de ‘gewone’ pornografie, die het zich tot taak stelt de lezer aangenaam te prikkelen en te onderhouden met fantastische mythe, zeg maar gerust leugen, namelijk dat sex een universeel, onveranderlijk gegeven is dat los staat van de sociale werkelijkheid. Pornotopia dus. Deze mythe gaat gepaard met allerhande stereotype beeldspraak - ‘de wind die het koren neerslaat, regen op de omlaaggebogen bomen, torens die vallen’ - beeldspraak die bedoeld is om, zoals Carter zegt, een loflied te zingen op ‘de vrijheid en de kracht van het bewegelijke, bevruchtende, onweerstaanbare, mannelijke principe en de zware, neerwaartse, eveneens onweerstaanbare aantrekkingskracht van de aardse moederschoot.’ Zij noemt dit ‘vleiende’ en ‘verleidelijke’ noties die aan sex een wereldwijde ‘betekenis’ verlenen, maar tegelijkertijd iedere werkelijkheidswaarde eraan ontnemen. Het lijkt poëtisch, maar het is kitsch. In plaats van een man en een vrouw - mét hun sociale en culturele posities en opvattingen - ontmoet hier het ‘mannelijk principe’ het ‘vrouwelijk principe’, een illusie die juist zo aantrekkelijk is omdat het een simplificatie betreft. ‘De vruchtbare aarde, tjeeminee, dat ben ik!’ Verleidelijker inderdaad, dan het inzicht dat sex - net als alle andere menselijke activiteiten - beladen is met de last van de geschiedenis en zijn vorm krijgt binnen een sociale context. D.H. Lawrence dacht dat sex de grote gelijkmaker was waardoor zijn lady Chatterley moeiteloos vervulling kon vinden in de armen van een eenvoudige boswachter. Angela Carter glimlacht een beetje over zoveel naïviteit, ze schrijft:
Geen bed, hoe onverwachts we er ook in belanden, of hoe vrijblijvend die daad op het eerste gezicht ook lijkt, is gevrijwaard van de de-universaliserende feiten uit het echte leven. We stappen niet eenvoudigweg in bed als een paar; zelfs als we er de voorkeur aan geven over zulke dingen niet te reppen, is het toch zo dat we de culturele bagage van onze sociale klasse met ons meeslepen, evenals die van onze ouders, onze banksaldo, onze seksuele en emotionele verwachtingen, en onze hele levensgeschiedenis - alle stukjes een beetjes die tezamen ons unieke eigen bestaan vormen.
Pornografie is fabel-lectuur. Het benadrukt ‘lust’ en ‘genot’ als onveranderlijke gegevens die voor iedereen en overal op dezelfde wijze aanwezig zijn. Die begrippen vormen de spil waarom de wereld draait in Pornotopia. De rechter beboet de hoer terwijl hij in de plooien van zijn toga de erectie verbergt die haar weelderige verschijning bij hem teweegbrengt - een milde satire op de menselijke pretentie dat het leven door andere belangen wordt bepaald dan die van de seksualiteit alleen. Ondertussen beneemt deze zogenaamd ‘realistische’ visie ons het zicht op de alledaagse werkelijkheid, waar wel degelijk andere belangen een rol spelen en waar sex evenmin een onveranderlijk gegeven is als de mensen die sex bedrijven. Alles is voortdurend in beweging, behalve in Pornotopia, daar is het
| |
| |
leven bevroren in één enkele starre pose.
Allen Jones Chair
Heel anders is het gesteld met de pornograaf die de ‘onschuldige’ wereld van de pornografie begint te stofferen met elementen uit de werkelijkheid. Zo'n schrijver bevindt zich al snel op politiek terrein want hij zal ontdekken dat hij in feite bezig is - zoals Carter zegt -
de werkelijke toestand van de wereld te beschrijven in termen van seksuele confrontaties, of zelfs ontdekken dat de werkelijke aard van deze confrontaties licht werpt op de wereld zelf; de wereld verandert in een gigantisch bordeel, en het gebied in ons leven waarop we meenden ons de meeste vrijheid te kunnen veroorloven wordt gezien als het gebied dat juist het meest ritueel is afgebakend.
Een pornograaf die geen fabeltjes vertelt om de mensen af te leiden van de onbevredigende kanten van het bestaan, maar zijn fantasie aanwendt om de werkelijkheid in zijn diepste uithoeken te belichten, zo iemand is gevaarlijk. Juist omdat de seksualiteit enorm tot de verbeelding spreekt, meeslepend is, heeft hij het in zich om een ‘terrorist van de verbeelding’ te worden. Angela Carter ziet in Sade zo'n terrorist, een man die sex gebruikte als een metafoor voor de onverkwikkelijke zaken die zich elders in de maatschappij voordeden. In zijn wereld- en dus ook in zijn bordelen - stond niet de liefde, de lust en het genot centraal, maar macht, uitbuiting en geweld.
Hij beschrijft seksuele relaties in de context van een onvrije samenleving als uitingen van pure tirannie, meestal uitgevoerd door mannen over vrouwen, soms door mannen over andere mannen, soms door vrouwen over mannen en andere vrouwen; het enige dat constant blijft in alle monsterachtige orgieën van Sade is het feit dat de hand die de zweep hanteert altijd de hand is van degene met de politieke macht, en dat het slachtoffer iemand is die weinig of geen macht bezit, of die daarvan beroofd is. In dit schema betekent ‘mannelijk’ tiranniek en ‘vrouwelijk’ betekent geslachtofferd martelarendom, ongeacht de officiële geslachtsidentiteit van de mannen en vrouwen die een rol spelen.
Aanlokkelijk klinkt het niet. De ‘morele pornograaf’ die de
| |
| |
status quo niet bevestigt maar ondermijnt, kan er op rekenen dat hij niet altijd de instemming van het publiek verwerft, om over de goedkeuring van the powers that be maar te zwijgen. Het lijkt Angela Carter veelzeggend dat de rebelse markies ook in zijn eigen tijd te lijden had van de censuur en een groot deel van zijn leven sleet achter de muren van een krankzinnigengesticht. Zijn reputatie bij het lezerspubliek was en is eveneens nogal dubbelzinnig. Weliswaar geldt Sade als ‘klassiek’ maar ik betwijfel of hij druk gelezen wordt. Zeker in de idealistische jaren zestig was zijn boodschap niet zeer welkom - toen geloofde men immers nog op grote schaal in de ongecompliceerde genoegens die het heteroseksuele verkeer - volgens het nieuwe vrijheid-blijheid-credo - te bieden had. Misschien is de tijd nu wèl rijp voor de onbarmhartige analyse van deze 18e eeuwse vrijdenker en zwartkijker. Mijns inziens zijn er aanknopingspunten genoeg die zo'n aansluiting bij hedendaagse opvattingen plausibel of zelfs waarschijnlijk maken. Sade overtreft bijvoorbeeld de meeste feministen in zijn visie op de heteroseksualiteit als het terrein bij uitstek waarop willekeur en machtswellust soeverein zijn. Tevergeefs zul je bij hem zoeken naar een passage waarin sex wordt voorgesteld als iets prettigs. Integendeel, zoals Carter opmerkt:
Voor Sade is alle tederheid vals, bedrog, een valstrik; alle genot draagt het zaad in zich van verschrikkingen; ieder bed is een mijnenveld. Zodoende wordt de deugdzame Justine veroordeeld tot een leven zonder één enkel ogenblikje van genot; alleen op die manier kan ze haar deugdzaamheid bewaren. Terwijl de slechte Juliette, haar zuster en tegenpool, zichzelf van iedere menselijkheid berooft in haar jacht op genot.
Vrouwen die zich met mannen afgeven deugen niet, daarover zullen de feministen het snel met Sade eens kunnen worden. Ook zijn visie op de wereld als een reusachtig bordeel zal de meeste feministen niet vreemd voorkomen. Wordt in die kringen de ‘mannenmaatschappij’ niet reeds lang afgeschilderd als een reusachtig bordeel, en de uitbuiting van vrouwen - vooral seksueel - als een metafoor voor alle andere vormen van onrecht en exploitatie? Iedere vrouw die met haar onderdrukker naar bed gaat is een hoer, ook daarover zijn de feministen en Sade het geheel eens. Is ze getrouwd, dan is ze ook nog een hypocriete hoer, omdat ze het contractuele karakter van haar seksuele dienstverlening ontkent. Overweldigend wordt de overeenstemming als je bedenkt dat het sluitstuk van de feministische redenering bestaat uit de onontkoombaarheid van geweld: ‘heterodwang’ loopt uit op verkrachting en vrouwenmishandeling. In het bordeel van samenleving en huwelijk is de hand die de zweep hanteert de hand van een man, en niet zelden de hand van de man met wie de afgeranselde vrouw gehuwd is. Sade heeft het allemaal al bedacht en opgeschreven, zo'n slordige twee honderd jaar geleden.
Wat kunnen hedendaagse vrouwen eigenlijk nog leren van deze libertijn? Waarin schuilt het bevrijdende van zijn analyse? Om te beginnen is een niet door sentimentaliteit vertroebelde blik op de sociale werkelijkheid altijd verhelderend - de waarheid maakt misschien niet gelukkig maar wel vrij. Carter schrijft:
De pornograaf in zijn gedaante van terrorist beschouwt zichzelf misschien niet als een vriend van vrouwen; wellicht is dat het laatste waar hij aan denkt. Maar hij zal altijd onze onbewuste medestander zijn omdat hij een begin maakt met de onthulling van een soort symbolische waarheid, in tegenstelling tot de serviele pornograaf die, zoals de verraderlijke heren die liefdesverhaaltjes schrijven in damesbladen - de zachtste vorm van pornografie die er is - alleen maar schade kunnen doen aan de vrouwenzaak.
De verdienste van Sade reikt echter verder. Hij heeft twee vrouwenfiguren geschapen die in allerlei opzichten de mogelijkheden ‘verbeelden’ waaruit vrouwen die moeten leven in een slechte wereld - ‘bordeel’ of ‘maatschappij’ - kunnen kiezen. Justine en Juliette - zusters en antipoden - staan model voor de twee manieren waarop vrouwen kunnen reageren op uitbuiting en onrecht. Ik zeg ‘de twee manieren’ omdat Sade er inderdaad maar twee in overweging neemt. Dat onderscheidt hem van de hedendaagse vrouwenbeweging die in toenemende mate begint te neigen tot de opvatting dat er slechts één modus voor vrouwen bestaat: de slachtoffer-rol. Bij Sade wordt die overtuigend vertolkt door de deugdzame Justine, een meisje van goeden huize dat door allerhande tegenslag gedwongen is haar eigen weg te zoeken in het leven, zonder de bescherming van een gefortuneerde familie. Dit loopt niet goed af. Justine - door haar opvoeding niet voorbereid op een samenleving waarin macht en geweld de boventoon voeren - beweegt zich verdwaasd temidden van de slechterikken die het ‘bordeel’ bevolken. Zij weigert om de spelregels te leren die haar in staat zouden stellen zich te handhaven of zélf enige macht te vergaren. Haar reactie op de talloze malen dat haar onrecht gedaan wordt - verkrachting, vernedering en mishandeling vallen haar dagelijks te beurt, dat kun je wel aan Sade overlaten - is er onveranderlijk één van gekwetste en ongelovige verbazing. Ze draagt haar ‘onschuld’ als een wapenrusting, maar moet keer op keer constateren dat hij geen bescherming biedt. Ze vertoeft in de wereld, maar ze is niet van de wereld, haar onnozelheid maakt haar tot eeuwige dupe. Justine kán de spelregels die de anderen zo vlot hanteren ook niet leren, want zij is met haar deugd behept zoals een ander met blond haar of blauwe ogen. Het is een
eigenschap die zich niet laat wijzigen of zelfs maar nuanceren, het is haar aard om zo te zijn. Een passieve duldende vrouw, madonna en heilige, en - natuurlijk, dat hoort er ook bij - frigide. Geen van de vele verkrachtingen kan haar kuisheid besmetten: het kwaad glijdt van haar af als water van een eend. Door de genoegens van de ‘wereld’ af te wijzen - zelfs niet te kunnen peilen waaruit die bestaan - blijft zij temidden van de hoeren, de pooiers en de klanten in wezen een non.
Onweerstaanbaar doet Justine mij denken aan het beeld dat door veel feministen van de vrouw wordt opgeroepen. Zacht, duldzaam, vredelievend, en vooral onschuldig, onbesmet en onberoerd door de ‘mannenmaatschappij’ waar agressie, winstbejag en moordlust vrij spel hebben. Gedupeerd, zeker, maar juist in dat martelarendom zo zuiver. Vrouwen, zo is in veel eigentijds feministisch geschrijf te beluisteren, staan buiten de geschiedenis en de maatschappij. Net als Justine zijn het allemaal nonnen in een bordeel.
Hoe anders is het gesteld met de zuster van deze lijdster, Juliette. Aan haar zijn de lessen die je in het bordeel kunt leren niet verspild. Ze wil háár deel van het ‘genot’, en bij Sade betekent dat niet alleen - of zelfs niet in de eerste plaats - seksueel genot, maar vooral macht. Voor Sade is de wereld simpelweg verdeeld in uitbuiters en uitgebuiten, en als je geen dupe wilt worden zul je zelf moeten leren roven, brandschatten, moorden en onderdrukken. Dat is het geheim van Juliette's succes, een op zijn minst dubbelzinnige triomf. Zodra een vrouw haar volledig passieve houding laat varen en een actief aandeel neemt in haar eigen bestaan, wordt ze gecorrumpeerd door haar omgeving. Ze wordt even slecht als de bloeddorstige mannen die haar omringen, zo niet slechter. Angela Carter schrijft:
Een vrije vrouw in een onvrije maatschappij is een monster. Haar vrijheid zal bestaan uit een toestand van persoonlijke bevoorrechting die degenen waarop ze die priveleges botviert berooft van hun eigen vrijheid. De meest extreme vorm van deze deprivatie is moord. Deze vrouwen (bij Sade, E.B.) zijn moordenaressen.
In de 18e en vooral in de 19e eeuw - waar Sade nog net deel van uitgemaakt heeft, hij stierf in 1814 - sloeg een niet gering aantal vrouwen daadwerkelijk aan het moorden. Soms zelfs op de massale schaal, zoals bij Sade. In haar boek Victorian Murderesses, a True History of Thirteen Respectable French and English Women Accused of Unspeakable Crimes doet Mary Hartman een poging om te verklaren hoe die vrouwen
| |
| |
tot hun daden kwamen. Het is precies de scheidslijn tussen ‘actief’ en ‘passief’ waarlangs die vrouwen moesten balanceren, gevangen als ze waren in het dilemma van oude traditionele opvattingen over de rol van de vrouw, en de daarmee strijdige eisen die aan ze gesteld werden door een maatschappij die snel veranderde. Niet allemaal grepen ze naar vergif of vitriool om hun innerlijke en familiale conflicten op te lossen, gelukkig maar. Mary Hartman weet echter aannemelijk te maken dat de verwarring waarin haar beroemde moordenaressen verkeerden door veel vrouwen gedeeld werd, en ze illustreert dat aan de hand van de verslagen die bewaard bleven van zulke destijds alom bekende rechtszaken. Tal van vrouwen bezochten de publieke tribune als een moordenares van man, minnaar of kind terecht moest staan, vielen flauw van emotie, huilden openlijk, en boden de daders niet zelden bloemen aan als een blijk van medeleven. In de rechtszaal zagen die dames de omstandigheden van hun eigen leven dramatisch opgevoerd. Velen moeten gedacht hebben - stilletjes natuurlijk - There, for the Grace of God, go I. Opmerkelijk is het ongeloof waarop zulke wandaden stuitten. Niet omdat de daad zelf meer unspeakable was dan wat mannen op het gebied van de criminaliteit te zien gaven, maar omdat het er bij de rechters, de rechtbankjournalisten en het grote publiek maar moeilijk in wilde dat vrouwen überhaupt tot misdadig gedrag in staat waren. Zij geloofden slechts in vrouwen als evenzovele replica's van de lijdzame Justine: criminaliteit ligt niet in de ‘aard’ van de vrouw. Vrouwen werden allerwegen juist beschouwd als de ‘hoedsters’ van de zeden en de moraal. Daarin is trouwens vandaag de dag nog maar weinig verandering gekomen. Het zwaartepunt van die zedelijke waakhondfunctie lag - en ligt - op het gebied van de seksualiteit. De moordenaressen in
de 19e eeuw maakten een goede kans op vrijspraak als hun seksuele levenswandel onberispelijk was. Een kuise vrouw moordt niet, was de onuitgesproken premisse. Een kuise vrouw is een heilige. Was echter aangetoond dat zij seksueel niet van onbesproken gedrag was, dan viel het oordeel des te harder uit. Niet zelden werd zo'n ‘ontaarde’ dame harder gestraft dan een man die een vergelijkbaar delict gepleegd had.
Heilige of monster, madonna of hoer. Het is het dilemma waarin de vrouwen die Sade schetste gevangen zitten, evenals hun ‘zusters’ in het echte leven van de 18e en 19e eeuw. Het zal vrouwen uit onze tijd ook niet vreemd voorkomen. Sade bekommerde zich overigens niet om hun rolverwarring uit humanitaire overwegingen. Hij mag een moreel pornograaf zijn, een zieleherder was hij niet. Net zo min als een feminist avant la lettre. Angela Carter veronderstelt dat hij - impliciet - wel degelijk een verandering van de maatschappij voorzag als vrouwen zich actiever - desnoods beestachtiger - zouden gaan gedragen. Ze schrijft:
... hij spoort vrouwen aan om zo actief te neuken als ze maar kunnen, zodat ze zich onder de stoom van hun tot dusverre nog niet aangeboorde seksuele energie al neukend toegang tot de geschiedenis kunnen verschaffen, en, op die manier, de geschiedenis veranderen.
‘Neuken’, dat zal duidelijk zijn, betekent bij Sade heel wat meer dan een ‘nummertje’: het is hem - in overdrachtelijke zin - neuken of verneukt worden. Misschien zwaait Angela Carter Sade op die manier wel teveel lof toe. Zijn visie op zijn heldinnen - Justine en Juliette - is immers vooral een ‘statische’: hun lot wordt bepaald door hun onveranderlijke ‘natuur’. Het bevrijdende van Sade is echter ontegenzeggelijk, dat hij niet terugschrikt voor het vooruitzicht dat vrouwen even machtig, zelfverzekerd en actief kunnen zijn als mannen. Hij dacht ze een eigen, autonome seksualiteit toe, geheel los van hun rol in huwelijk en voortplanting. Een opvatting die - zoals Carter constateert - ook in onze dagen nog omstreden is. Hij wist dat de vrouwelijke seksualiteit ten nauwste samenhing met het prikkelen van de clitoris, een inzicht dat Freud later weer zou verdoezelen, en dat pas door het werk van Masters en Johnson algemene bekendheid kreeg. In al deze opzichten was hij zijn tijd ver vooruit. Het feminisme heeft hij in zoverre iets te leren, dat hij de meest radicale vleugel daarvan een spiegel voorhoudt van het geïdealiseerde vrouwenbeeld dat daar opgeld doet: Justine, het immer klagende slachtoffer, té teer gebouwd voor de maatschappelijke realiteit. Het alternatief dat Sade biedt is echter minder bevrijdend: het perspectief dat vrouwen hun zelfstandigheid zullen moeten bekopen met een staat van totale verloedering is weinig aanlokkelijk. Maar op dat pad hoeven vrouwen de libertijnse mensenhater niet noodzakelijkerwijze te volgen. Sade beschouwde de wereld als een ‘bordeel’, anders niet; een genuanceerder kleurenschema dan zwart-wit kende hij niet. Om dat mistroostige wereldbeeld op de lezer over te brengen koos hij vrouwen als zijn belangrijkste romanpersonages: als hij aannemelijk kon maken dat zelfs deze reine schepsels - de patenthoudsters op de moraal bij
uitstek - ten prooi konden vallen aan liederlijkheid, dan was zijn stelling bewezen dat de moraal niet bestaat. Althans niet in déze samenleving. Dát zou de lezers die sidderden van zijn moordenaressen en hun unspeakable crimes overtuigen. De redenering werkte echter ook andersom: nadat hij had ‘aangetoond’ dat de wereld immoreel is, moest dat vervolgens dienen als verklaring voor het feit dat een actieve vrouw wel móet vervallen tot misdadigheid. De geoefende debater ontwaart hier een tautologie of cirkelredenering.
Sade kon zich niet voorstellen dat er een samenleving kon bestaan waarin vrouwen niet zouden hoeven kiezen tussen een leven in het klooster of in het bordeel. Evenmin kon hij zich voorstellen dat vrouwen ingewikkelder in elkaar zitten dan moreel geprogrammeerde robots. Zoals Justine behept is met ‘deugd’ zo is Juliette behept met ‘ondeugd’: in die zin maken ze geen van beide een echt ‘morele’ keuze, ze hebben niets te kiezen, ze volgen hun ‘natuur’. Het is zijn verdienste dat hij die ‘natuur’ zowel tot het goede als het kwade in staat achtte. Een dergelijk inzicht zou de feministische ideologie anno nu ten zeerste verrijken, of in ieder geval realistischer maken. Het volgen in de voetsporen van Justine lijkt mij in geen geval de weg die leidt tot vrouwenbevrijding! Het is jammer dat hij niet een derde mogelijkheid heeft overwogen: een maatschappij die niet alleen uitbuiters en uitgebuiten zou kennen, maar meer democratische verhoudingen en toenemende gelijkheid. In zo'n samenleving zou een actieve vrouw nog wel iets meer kunnen doen met haar vrijheid dan plunderen, verkrachten en moorden. Uiteindelijk blijft de pornografische verbeeldingskracht van Sade toch een Pornotopia: een bevroren wereld. Het wassenbeeldenkabinet van Madame Tussaud en meer in het bijzonder the chamber of horrors, vol met de afgietsels van beulen en slachtoffers, voor de eeuwigheid verstard in hun bloedige pose.
Angela Carter, The Sadeian Woman, Virago, London, 1979, Imp. Van Gennep, f 13,30.
Steven Marcus, The Other Victorians, New American Library, New York, 1977, Imp. Van Ditmar, f 16,60.
Mary S. Hartman, Victorian Murderesses, Schocken Books, New York, 1977, Imp. Ruward Den Haag, f 18,40 (paperback).
|
|