kunnen dat ook niet, omdat deze jonge generatie de moraal heeft verloren. Zo zedeloos als zij zijn tegenover Basini, kennen zij ook geen moraal in hun eigen handelingen. Ongeremd ontplooien zij aan hen tot dan toe ongekende mogelijkheden van de psyche, in een ‘nieuw land’, aan de andere kant van goed en kwaad. De zoekende onzekerheid van pubers, hun karakterloosheid overtreft in Musils roman een psychologische studie; zij wordt tot symbool van een zichzelf herwaarderende tijd, die, weliswaar nog vaag, nieuwe dingen verwerft.
Het ziet er naar uit, als zouden Törleß en zijn vrienden zelf de beroemde woorden van de toentertijd wel belangrijkste en bekendste filosoof hebben vernomen: Friedrich Nietzschens Umwertung aller Werte, die hij als de leer van ‘de dood van God’ verbreidde. Reeds de achttienjarige Musil verdiepte zich geboeid in de werken van Nietzsche, wat later zijn roman zou kunnen hebben beïnvloed.
Nietzsche heeft, zoals bekend, de gehele westerse cultuur als een cultuur van de leugen beschouwd. Daarmee bedoelde hij een reeks filosofische en religieuze systemen met waardevoorstellingen van dat ogenblik, die niets anders dan menselijke vindingen zouden zijn. Vooral bestaat er volgens Nietzsche geen goed en kwaad op zich, er bestaan alleen maar menselijke definities van datgene, wat telkens voor een tijdperk, voor een groep of voor enkelingen als goed of slecht gegolden heeft. Werkelijk en waar is het leven alleen als een altijddurende chaos van ontstaan en vergaan, die men, om te kunnen bestaan, met behulp van definities uit de ethiek of de kennisleer probeert te ordenen. De westerse mens, te zwak om deze waarheid en realiteit te verdragen, heeft in de loop van zijn geschiedenis en cultuur in de schijn van eeuwig filosofische en religieuze waarden een uitvlucht gezocht. Deze schijnbaar zinvolle wereld is volgens Nietzsche niet werkelijk, en de werkelijke wereld is niet zinvol. Nietzsche eist de ontmaskering van deze bedrieglijke constructie en de erkenning van het chaotische leven, waarbij hij toch de illusies als levenshulp noodzakelijk acht; de illusies mogen alleen niet als waarheid verkondigd worden. Ondanks 't feit dat Nietzsche de onverbiddelijkste woorden gebruikte om de westerse geestelijke traditie te vernietigen, stond hij toch geenszins alleen met zijn opvattingen. Al tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw ontwikkelde zich een scepsis tegenover de traditionele voorstellingen, die tot een toenemende rechtvaardiging van het zuiver feitelijke en materiële in het leven leidde en de zogenoemde ‘positivistische’ wereld- en wetenschapsopvatting vestigde. Men beperkte zich tot het concrete en huldigde het zuiver zinnelijke. Een belangrijk vertegenwoordiger van deze empirische stromingen was de in Berlijn docerende filosoof en psycholoog Ernst Mach, over wie Musil de dissertatie ‘Beiträge zur Beurteilung der
Lehren Machs’ schreef, waarop hij in 1908 promoveerde. Mach bracht het geloof in de zelfstandige persoonlijkheid van het ik aan het wankelen. Voor hem vormden mens en buitenwereld een niet te scheiden complex van gewaarwordingen. Het ik is een soort ‘veld’ dat van buitenaf wordt geraakt door zinnelijke prikkels, die het ik onbewust of bewust registreert. Het past zich hen aan en wordt, terwijl het steeds verandert, door hen bepaald. Omdat dit zinnelijke receptieproces noch juist noch onjuist kan zijn, valt bij Mach de problematiek tussen juist en onjuist, tussen goed en kwaad te kunnen en te moeten kiezen, kortom, de moraal, weg.
De ideeën van Mach en hieraan verwante theorieën hadden een blijvende invloed op de literatuur en kunst van die tijd. Het gehele Impressionisme berust erop. Het werk van Oscar Wilde, de Italiaan d'Annunzio, de Oostenrijker Arthur Schnitzler en van vele anderen was hierbuiten ondenkbaar geweest, hoewel het geenszins met deze opvatting identiek is. Musils dichterlijke figuren komen hieruit voort, waarbij het deel, dat uit de jeugdervaringen van de auteur stamt, als ook eigen overwegingen met betrekking tot de toenmalige tijdsomstandigheden niet mogen worden onderschat. In de drie jongens Törleß, Reiting en Beineberg weerspiegelt zich de hopeloze ineenstorting van het morele en de overgave aan chaotische impulsen van de psyche, aan - volstrekt barbaarse - vitale krachten van het leven. Met name in de hoofdpersoon Törleß wordt duidelijk, dat in plaats van een concreet beschreven ik een veelvoudige gedachten-, gevoelens- en gewaarwordingsweergave optreedt. Musils levenslange overtuiging, dat er niets is, dat met zichtzelf identiek is of blijft, kondigt zich aan. Voortdurend worden rationeel onder woorden gebrachte opvatting van leven en leefwijze juist door deze dieptestromingen van de ziel in twijfel getrokken, onzeker gemaakt, verworpen. De realiteit is de verwarring of dat bijna ondoordringbare complex van bewustzijn en onderbewustzijn, van binnen en buiten, van werkelijk en mogelijk. Het leven is geen lijn, zoals Musil zegt, maar een van de werkelijkheid afbuigende lijn.
Daarmee staat Musil in het teken van een andere belangrijke figuur uit de periode rond de eeuwwisseling, namelijk Sigmund Freud. Freud had op zijn manier de oude overtuiging van een vaste persoonlijkheidskern van de mens ondermijnd, doordat hij, alle taboes doorbrekend, juist die psychische drijfveren van de mens aan het licht bracht, die ten dele in de ‘Törleß’ tot uitdrukking komen. Freud's ontdekking van de ‘libido’, van de erotische of sexuele drift als principe voor menselijk handelen en denken was geen geringere aanval op het traditionele mensbeeld dan Nietzsches ‘dode God’.
De interesse voor de ziel, hetzij wetenschappelijk zoals bij Freud of literair zoals bij Musil, komt dus enerzijds voort uit het reduceren van de mens tot het zuiver psychische, anderzijds uit het ontdekken van een nieuwe werkelijkheidsdimensie van het menselijke, waarbij men echter van duidelijke bepalingen en vaste waarderingsmogelijkheden af moest zien. Musil heeft zijn leven lang geprobeerd deze nieuwe werkelijkheid en waarheid in al haar nuances en met analytische scherpte te doorgronden, in principe een onderneming zonder einde, waarvan ook zijn hoofdwerk getuigt, de onvoltooide roman Der Mann ohne Eigenschaften. De psychologie in Musils werk is de kunstzinnige uiting van datgene, wat de jonge generatie van zijn tijd als waarheid en realiteit beschouwde.
De roman geeft echter uitdrukking aan méer.
De analyse van de toenmalige periode werd, zoals Musil en anderen later erkenden, een toekomstprognose, een profetie van de dictaturen van de twintigste eeuw, in het bijzonder van het nazi-regime. Na de machtsovername van Hitler noteert Musil: ‘Reiting, Beineberg: de huidige dictators in nucleo. Ook de opvatting van de “massa” als een bedwingbaar verschijnsel.’ Het is evident, dat de concrete terreur in het internaat van Törleß erg veel op de terreur van het Hitler-tijdperk vooruitloopt. Maar het blijft niet alleen bij deze uiterlijke overeenkomst. Musil onthult ook wezenlijke voorwaarden voor deze dictatuur: juist deze ineenstorting van traditionele waarden, de steriliteit van verouderde levensvormen, die de honger naar nieuwe levendigheid opwekten en wel onder verwerping van het oude; het humane werd door het dierlijke en barbaarse in het gezicht geslagen. Vooral Beineberg neemt in dit opzicht een veelzeggende plaats in: in een situatie van herwaardering van alle waarden of van een waardevacuüm is het mogelijk, een ideologie te creëren in de naam waarvan alles gerechtvaardigd blijkt, ook en zelfs juist de vernietiging van anderen. Hoeveel lijkt deze internaatsleerling op de latere Hitler, die met zijn rassenideologie geloofde, dat bepaalde groepen mensen het leven niet waardig waren.
Beide maken gebruik van een tijdsomstandigheid: een onbestemd psychisch complex heeft een vastomlijnd mensbeeld vervangen. Deze onbepaalde ‘nieuwe mens’ is niet niets of niemand, maar hij kan tot niets verklaard en op elk mogelijk denkbare manier gemanipuleerd worden, waarop de opmerking van Musil ‘Ook de opvatting van de “massa” als een bedwingbaar verschijnsel’ betrekking zou kunnen hebben. Concreet bedoeld is Reitings meesterschap in het beïnvloeden