Bzzlletin. Jaargang 9
(1980-1981)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
Claire Rappange & Ageeth Scherphuis
| |
[pagina 48]
| |
StemGa naar eind7. terug op haar artikel uit 1946. Ze verbaast zich fijntjes over de snelle aanpassing van de moraal aan de economische noodzaak. Ze waarschuwt voor het gevaar dat als de tijden veranderen de vrouwen weer met hetzelfde gemak naar huis zullen worden gestuurd. En voorziet dat het vrouwen niet zal lukken én haar huwelijk in stand te houden én buitenshuis te werken zonder voorzieningen als centrale verwarming per woonblok, centrale keukens, gemeenschappelijke waskelders en crèches. Ze voorziet - in 1964 - ‘de economen zullen me wel weer een vreselijke dilettant vinden’ dat door de komende automatisering de vrouwen weer terug naar huis worden gestuurd: ‘uit spuit de bocht gaat uit’. Als enige oplossing ziet zij weer een vier-urige werkdag voor iedereen. Haar feminisme is in de eerste plaats solidariteit met de vrouwen die er het slechtst aan toe zijn. (Ook andere gediscrimineerde groepen konden op haar solidariteit rekenen). Sterk blijkt dit uit haar proefschrift dat al in 1935, onder de naam Vrouwenspiegel, als handelseditie werd uitgegeven. Maar ook later in 1975Ga naar eind8. vraagt ze zich af of er solidariteit tussen vrouwen bestaat, of er gemeenschappelijke vrouwenbelangen zijn. ‘Wie gaat met Opzij in de Pijp colporteren?’ Als eerste deed zij in haar proefschrift een onderzoek naar de maatschappij-visie van romanschrijfters en in hoeverre zij kwalitatief en kwantitatief hun achterstand op de man hadden ingehaald. Zij keek daarbij naar talent, grote betrokkenheid bij het verhaal, een niet minder grote afstandelijkheid van hetzelfde verhaal en nog eens: talent.Ga naar eind9. Vele volgens haar criteria, ontalentvolle hoofden zijn in de loop der tijd op haar schavot gevallen. Zij bezat de kracht van een visie: wanneer een ander die niet bezat, werd die genadeloos afgestraft. Van Ina Boudier-Bakker liet zij weinig heel: ‘deze boeken vertolken zeer zuiver het gemoedsleven van de Hollandse bourgeoisvrouw en, omdat de bourgeoisie nog altijd onze kultureel leidende klasse is, van de talloos velen die er naar streven het te worden,Ga naar eind10. Ook Top Naeff moet het ontgelden (zoals vele anderen): ‘Het realistisch uitbeelden heeft in deze verhalen geen ander doel, dan den lezer toegankelijk te maken voor de emotie, maar de werkelijkheid doet niets ter zake.’Ga naar eind11. Van damesfeminisme moest zij niets hebben. Het feministische boek, (1896) Hilda van Suylenburg van Cécile Goedkoopde Jong van Beek en Donk, kon in haar ogen geen genade vinden. Evenmin de rode freule Cornélie Huygens. Beide konden geen aansluiting vinden bij het proletariaat. Annie Romein hield hen de Russische Sofia Perofskaja en de gezusters Figner, uit de negentiende eeuwse revolutionaire ‘Naar het volk’ beweging, ten voorbeeld. Ter illustratie gaf ze een fragment van Kropotkin over Sofia Perowskaja: ‘Niemand had in de kleinburgeres, die in een katoenen japon met bonte hoofdoek om en in mannenlaarzen water ging scheppen in de Newa, de generaalsdochter, de freule vermoed.’Ga naar eind12. Om de tegenstelling Sofia - Hilda te laten uitkomen, schrijft Annie vervolgens: ‘Een Hollandse pendant - van ongeveer 20 jaar later - zou moeten luiden: Ieder vermoedde in de opvallende verschijning, die in een degelijke mantel met een petrolie-kan in de hand door de zonnige straat stapte, onmiddellijk de vooruitstrevende dochter van een bekende Amsterdamse familie’. In de ogen, van de door haar verfoeide schrijfsters die ook nog met een ‘zwak literair talent’ begiftigd waren, was het hoogste doel voor de burgelijke vrouw: ‘het bereiken van een behoorlijke aan haar vermogens beantwoordende werkkring die haar in staat zal stellen tot een rationeler bescherming van haar misdeelde zusters.’ Voor Annie Romein is dit de nieuwe versie van de ouderwetse soep- en borstrokken-liefdadigheid.Ga naar eind13. En dat waren nog feministische schrijfsters!
Over twee belangrijke onderwerpen in de vrouwenbeweging heeft Annie Romein zich zeer terughoudend uitgelaten: abortus en de sexuele revolutie. Voor zover we konden nagaan, heeft ze één keer haar houding tegenover abortus beschreven in een artikel in Verstandig OuderschapGa naar eind14. uit 1962. Ze toont zich daarin geen voorstander. Ze schrijft dit naar aanleiding van discussie over het al dan niet toestaan van een abortus aan de Amerikaanse mrs Finkbine die softenon had geslikt, en zo goed als zeker een mismaakt kind zou krijgen. In zo'n geval en in andere ernstige gevallen: als het voortzetten van de zwangerschap gevaarlijk is voor de gezondheid van de vrouw, en als het kind een te zware last voor de moeder zou zijn, is volgens Annie Romein abortus geoorloofd. Televisie-interview door Ageeth Scherphuis.
Verder wilde zij - in 1962 - niet gaan. Haar houding tegenover sexualiteit was niet preuts, maar wel zeer terughoudend. Voor de sexuele vrijheid die de NVSH in de jaren zestig voorstond had ze geen goed woord over. Ze vond voorbehoedmiddelen niet iets als een zakdoek die je bij je steekt als je een avondje uitgaat.Ga naar eind15. In de artikelen die ze over dit onderwerp heeft geschreven gaat ze ervan uit dat hele sexuele revolutie op mannenvoorwaarden is opgezet, omdat op dat moment de vrouwenemancipatie nog lang niet was voltooid, of liever gezegd, volkomen was vastgelopen. Er is geen rekening gehouden met wat de vrouw wil, er is zelfs niet over nagedacht. Je uitleven, schrijft ze, gaat altijd ten koste van een ander en in dit geval ten koste van de vrouw. De sexuele openheid vindt ze een wezenlijke winst, maar het betekent ook in dat verhevigde mate van de vrouw gevraagd wordt dat ze zich aanbiedt als een verzameling lichaamsdelen en niet als een mens. De grote winst gaat toch naar de man. Een opvatting die pas later in de vrouwenbeweging opkwam en daar nu gemeengoed is. Haar ideeën over het huwelijk blijken duidelijk uit de recensie - veel meer een essay - die ze schreef over Portret van een huwelijk door Nigel Nicolson in de Boekenbijlage van Vrij NederlandGa naar eind16. in 1975. Het society-huwelijk van Vita Sackville West - een minor poet and novelist, zoals de Engelsen dat zo aardig uitdrukken - en Harold Nicolson - een zwak parlementslid - waarin beiden volstrekt hun eigen gang gingen en Vita het niet in haar hoofd haalde haar man ooit te volgen naar en van zijn buitenlandse posten en in haar brieven nooit naar zijn werk informeerde, kon geen genade vinden in de ogen van Annie Romein. ‘Nergens ben ik een zinnetje tegengekomen dat getuigt van de warmte, van de vertedering, van een zich verplaatsen in, zich aanpassen aan de verlangens of de tobberijen van de ander, de met toegeeflijkheid aanvaarde hebbelijkheden die in een lang huwelijk zo kunnen binden en irriteren soms.’Ga naar eind17. Dit is een opvatting van het huwelijk die zij ook in haar eigen leven in praktijk bracht, getuige haar herinneringen in Omzien in verwondering. Een opvatting die niet altijd overeenkomt met de ideeën over het huwelijk in de vrouwenbeweging. Zich aanpassen, goed, maar dan van beide kanten. Annie Romein die zichzelf omschrijft als een ‘meisje voor halve dagen’ in haar huishouden, maar ook in haar werk daarbuiten, was een voorbeeld van iemand die zich aanpaste aan de wensen van | |
[pagina 49]
| |
de ander(en?). Tekenend in dit verband is haar opmerking als Simone de Beauvoir zich beklaagt dat zo vaak wordt aangenomen dat haar roem een afleggertje zou zijn van die van Sartre, dat ‘dat voor een deel onvermijdelijk, onmisbaar en helemaal geen schande is’. Tegelijkertijd ziet zij heel duidelijk dat deze opvatting een handicap is voor de volledige emancipatie van de vrouw. Je vrijheid veroveren op wie je het meest dierbaar zijn: je man en je kinderen, is moeilijk en maakt je strijd al gauw belachelijk. Annie Romein was ervan overtuigd dat de vrouw blijvend in de positie is van het arme negerslaafje dat zo aan zijn goede baas is gehecht, ‘Wij vrouwen zijn allemaal Uncle Toms.’ Annie Romein, ca. 1950.
|
|