Theun de Vries
Strijdbaar, kritisch, puriteins
Herinneringen aan Annie Romein-Verschoor
Wat Annie Romein-Verschoor in haar overigens unieke mémoires over mij heeft geschreven, deugt niet. Ik bedoel daarmee: zij heeft mij in de schaduw van haar levensverhaal gelaten en mij daar maar éénmaal uitgehaald om mij een of andere zotternij te laten uithalen. Zo was het niet, en dat wist Annie Romein zelf natuurlijk het best. Maar in de tijd toen zij haar herinneringen schreef was een oude controverse tussen haar en mij kennelijk niet geheeld. Ik kom daar nog nader op terug.
Om bij het begin te beginnen: ik ken het echtpaar Romein van het midden der jaren '30. Onze contacten begonnen met een brief van mijn kant, om mijn bewondering uit te spreken voor De Lage Landen bij de Zee (1e dr. 1933), dat mij bij het vormen van mijn marxistische visie op de eigen vaderlandse historie van immens nut is geweest; hetzelfde kan ik zeggen van Jan Romeins Machten van deze Tijd, een boek dat voor mij het wereldtoneel met alles doordringende schijnwerpers verhelderde. In 1936 kreeg ik van de Uitgeverij Leopold het verzoek om voor een reeks ‘Grote vaderlanders’ een figuur te kiezen en ‘historisch’ - niet-belletristisch - te behandelen. Ik koos Oldenbarneveldt, in wiens leven het drama van de Nederlandse klassen- en politieke strijd in de 17e eeuw zich voor het eerst acuut heeft geopenbaard. Voor dat werk riep ik - het was mijn eerste marxistische studie - de hulp in van het echtpaar Romein. Annie Romein heeft mij toen een zeer charmante brief geschreven, waarin zij naast haar bewondering voor Stiefmoeder aarde een hele reeks adviezen gaf die mij bij het schrijven van mijn biografie (meer een biografisch essay, zou ik het nu willen noemen) van dienst konden zijn. Zo ried ze mij de lectuur aan van Franz Mehrings Lessinglegende, een kapitaal boek in de marxistische geschiedschrijving, ook nu nog van verbluffende actualiteit. Niet in 't minst omdat Mehrings kritiek op de Hohenzollens en Pruisen als geschreven lijkt voor de DDR van vandaag, waar militair vertoon, Pruisengeest (Scharnhorst, Gneisenau c.s.) en ophemeling van Frederik II aan de orde van de dag zijn. Maar dit terloops.
Later heeft Jan Romein het handschrift van mijn Oldenbarneveldt-essay nog eens kritisch doorgenomen en mij nog met enkele formuleringen geholpen. De link met de Romeins was daarmee gelegd. Ik werd door hen gevraagd in Amsterdam kennis met hen te komen maken, wat ik uiteraard graag deed. Dat was nog in 1936. Ik werd in dat huis aan de toenmalige Zuider Amstellaan sterk getroffen door de sfeer van eenvoud in de sfeer en het gezin. Ik denk dat er ook niet overmatig veel geld was. Ik bleef er 's middags warm eten, een degelijke stamppot waarvan ik me overigens herinner dat ze me uitstekend smaakte. Die stamppot was een soort symbool van de eenvoud en het puritanisme dat in den huize Romein heerste - puritanisme niet als bekrompenheid, maar als warsheid van elk uiterlijk vertoon, of dat nu eigen interieur, kleding of ideeën betrof; een spartaanse en daardoor fascinerende ernst. Ik kreeg bij die gelegenheid erg veel respect voor Annie (als ik het nog niet had), nu ik haar ‘dubbel leven’ van zo nabij zag; ze moest het huishouden leiden, waaronder haar drie kinderen, de keuken doen; er werd tevens verwacht dat ze met fervente betrokkenheid meedeed in onze gesprekken over literatuur, marxisme, politiek en wat toen de topic of the day was: de Spaanse burgeroorlog. Annie's betrokkenheid was enorm. Het moest mij daarbij uiteraard opvallen dat Jan Romein zachtmoediger was in zijn oordeel en opinies over mensen dan Annie. Haar fel en strijdbaar karakter maakte mij toen wel een tikje bang voor haar; ik was nog erg jong en gemakkelijk te intimideren. Ik zei zelf ook niet zo veel; ik had dan ook veel te luisteren en te leren, nog niet wetend dat Annie in later jaren soms mijn wanhoop worden zou.
In januari 1937 kwam ik in Amsterdam wonen als kersvers lid van de CPN en kunstredacteur van De Tribune. Ik was van het begin af aan een huisvriend van de Romeins. Ze ontvingen graag mensen, zo eens in de drie of vier weken waren er ontzaglijk gezellige avonden - en daar is wat afgepraat! Daar waren Alexander de Leeuw, theoreticus van de partij, Jac. Bot, de architect en voorzitter van de Bond van Kunstenaars ter Verdediging van de Kultuur, een linkse anti-fascistische organisatie; de leraar en latere hoogleraar Dirk Loenen; de toneelspeler Louis van Gasteren en zijn vrouw, de zangeres Menagé Challa; de schilders J.J. Voskuil en Peter Alma, allemaal met vrouwen en vriendinnen. Iets later maakte ik bij de Romeins kennis met Henriette van Eyk. Mr. Sem Davids, redacteur van De Groene, was er geregeld van de partij (en van ‘de’ partij). Deze boeiende en voor een jong auteur onvervangbaar ‘leerzame’ avonden hielden op, toen in het voorjaar van 1938 een conflict rees tussen de Romeins en de CPN.
Nu heeft Annie Romein in haar memoires gezegd dat ze de CPN - Romein was immers vroeger redacteur geweest van De Tribune - al in 1927 hadden verlaten. Die verklaring is mij een raadsel; laten wij haar aan verzwakt geheugen toeschrijven... Bijna alle goede vrienden en kennissen van de Romeins waren communisten of vrienden van de partij. Zo heb ik ook, zonder enige twijfel aan hun partijlidmaatschap, Jan en Annie in de zomer van 1937 voor De Tribune, nu omgedoopt tot Volksdagblad, geïnterviewd; ik maakte toen een reeks interviews met schrijvers en kunstenaars rond het vraagstuk van een antifascistisch volksfront.
De controverse met het echtpaar Romein rees in alle scherpte tijdens de z.g. Trotzkisten-processen in Moskou, die al in 1936 waren begonnen en waarbij de ene Sovjet grootheid na de andere sneuvelde, meestal na vernederende bekentenissen van schuld en verraad. Ik zeg dit laatste vanuit het huidig perspectief; ik was er destijds volledig van overtuigd dat de procesverslagen uit de USSR op waarheid berustten. Die toenmalige waarheid verdedigde ik heftig; ik herinner me een bewogen avond bij het echtpaar Romein, toen Jan en Annie - Annie vooral - grondige twijfel lieten blijken omtrent het waarheidsgehalte van de processen. Jan wilde dat ik zou uitpraten, Annie sneed mijn argumenten af. Ik verliet het huis van de Romeins, om er niet terug te komen; een huis waarvan ik op sentimentele wijze was gaan houden. Wij hadden er o.a. het feest gevierd,