Bzzlletin. Jaargang 9
(1980-1981)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Arend Slagman
| |
[pagina 62]
| |
Toen hij de Tango danste,
de ruimte sierlijk mat en
deze 3/4 of quick-quick-slow
bevond; de tijd zich terug-
trok achter de portretten van
maagden en keurvorsten,
ontdekte hij het principe van
stilstand in ruimte en tijd.
Maar als hij niet blind geweest was
van verdriet, zou zijn horloge
hem anders hebben geleerd.Ga naar eind8.
De gedichten in Zeg nu zelf, is dit ontroerend? worden zonder uitzondering gekenmerkt door hun parlando toon. Als je de bundel leest is het net alsof je een kamer binnen bent gestapt, waarin de dichter vrienden en kennissen vermaakt met allerlei ironische verhaaltjes. Verhaaltjes met typische spreektaalkenmerken als herhaling en herhaling + inversie, zoals het ‘Ik zeg / ik zeg’ en ‘Ik schrijf / schrijf ik’ in het gedicht Ik zeg: Ik zeg
(En wat ik niet gevloekt heb,
geslagen en verwond)
Ik zeg dat het trilt
en dat het beeft.
Ik schrijf met regelmatige
halen, op en neer,
schrijf ik alle namen
die ik ken. (...)Ga naar eind9.
Of de retorische vraag, bijvoorbeeld in het eerste gedicht van de cyclus In memoriam: mijn vlees en bloed: en in de titel van de bundel, die afkomstig is uit het laatste gedicht en op de omslag wordt gevolgd door de laatste twee regels (‘En altijd wel...’) uit Met goud in de mond: Maandagmorgen b.v.
of een doos rode condooms.
En altijd wel een lekkende kraan
of een versleten vloerkleed.
Het kan soms
zo huilen in dit land.Ga naar eind11.
De ‘best leuke gedichtjes (verhaaltjes)’, aldus het gedicht Flaptekst, dat niet alleen in de bundel maar ook op de achterflap voorkomt, zijn naar inhoud grofweg te verdelen in maatschappijkritische en persoonlijke gedichten. Tot de eerste groep behoort onder andere het verhalende gedicht Anatomie 1965, waarin de oorsprong ligt van Ferrons bouwen aan de monumentale schijnwereld in zijn latere werk. Waar blijft het wezen van iemand die wordt voorzien van een schedelplaat van vitalium, een plastic kunstoog, een neus van zacht plastic, een nylon hartklep, een plastic strottenhoofd enz.? Het lijkt. Wat blijft er van de seksualiteit, wanneer alleen enig harmonisch bewegen van een buitenproportionele penis van nyloflex omsloten door een aangepaste vagina van rubberoid een zucht van welbehagen door miljarden kan laten gaan? Een kortstondige vochtige aanslag aan de nikkelen hemel. Een wezenlijk probleem dat in het werk van Ferron in allerlei gedaanten telkens weer aan bod komt, staat in Anatomie 1965 al geformuleerd: ‘Hoe verder wij de geslachtelijke zones naderen, hoe verder wij van het lichaam verwijderd raken’.Ga naar eind12. A.K. Emmerich.
De persoonlijke gedichten lijken voornamelijk notities van alledaagse ervaringen waarin kleine ontregelingen zijn aangebracht. Ontregelingen die dezelfde werking hebben als het vertellen van negermoppen waar hard om gelachen wordt: al te hevige emoties onderdrukken, ware gevoelens verbergen. De spanning in Zeg nu zelf... gaat verloren, omdat de vraag in de titel beantwoord kan worden. Ontkennend in dit geval. Ferron denkt er zelf net zo over: Het slechte van deze bundel vind ik, dat ik alle gevoelens die ik heb en toen had probeerde weg te duwen, zo van: wordt in godsnaam niet sentimenteel, niet romantisch en extatisch. Dat heb ik altijd weggedrukt. Fout! Want later ben ik gaan ontdekken: nee, dat moet jij er juist in hebben, want daar ligt juist jouw kracht. Niet in het wegduwen ervan, nee, juist in het spelen ermee. Desnoods nog een keer overdrijven ook.Ga naar eind13. Het spel van schijn en werkelijkheid dat in Ferrons romans groteske vormen zal aannemen, begint in de tweede bundel Grand Guignol. Alleen de titel is al veelzeggend: een vorm van volkstoneel waarin gruwelen en misdrijven, met behulp van ingenieuze trucs, op plastische wijze worden uitgebeeld. Een groot aantal motieven dat later in de romans terugkomt, wordt hier gepresenteerd. Schrijvers, musici, tekstfragmenten en andere decorstukken uit het Duitse taalgebied, de film als structurele vorm (vgl. de vierde roman Turkenvespers), de western (vgl. de zesde roman De ballade van de beul) en allerlei verwijzingstechnieken. Dit alles om de strijd in beeld te brengen tussen schuld en verlossing, tussen zonde en zuivering. Opvallend is dat schuld en zonde vaak expliciet in de teksten aan bod komen, terwijl verlossing en zuivering impliciet worden aangeduid. De bundel, die als motto een regel van L.F. Céline meekreeg (‘Alleen gekken gaan de nacht in zonder slapen’), is verdeeld in twee afdelingen, Wagneriana en & Andere Curiositeiten, hetgeen betekent dat Ferron de gedichten in Grand Guignol allemaal merkwaardigheden noemt. Deze merkwaardigheden zijn over het algemeen langer dan de gedichten in de eerste bundel. De ‘ingenieuze trucs’ en de ‘plastische uitbeeldingen’ hebben de ruimte nodig. Ik wil dat brede effect, een golf van emoties etcetera. Gestuurd en met een systeem erin, dat wel, maar ik wil over de mensen heen walsen. Overdonderen. Daarom heb ik de behoefte een boek van 2000 pagina's te schrijven. Een boek waar je in moet gaan wonen, waarmee ik de lezer dwing om uit alles te stappen waar hij verder mee bezig is, zodat hij afgesneden wordt van zichzelf en een maandlang gewoon in dat boek woont. Een totaal kunstwerk. Het liefst voor een groep ingewijden die alle verwijzingen naar oudere literatuur herkennen zou, zodat je in feite een boek van 10.000 pagina's zou krijgen. Een wereld.Ga naar eind14. Ga naar eind15. Hoe gaat de verwijzingstechniek in Grand Guignol in haar werk? Om daar iets van duidelijk te maken, citeer ik eerst het derde gedicht uit de eerste afdeling: | |
[pagina 63]
| |
Das Luxuspferd
oder
Karl Marx und Moritz auf Pappe geklebt
(Franz von Stuck gewidmet)
& Stilte.
Dr. Gradus broedend in zijn nikkelen
abattoir. Vrouwe Germania dweilt de trappen.
Damp slaat neer in de retorten.
Dr. Gradus werkt aan een bijzonder soort
plastic. Een textiel om de schone Jane
te kleden in haar rol van Barbarella.
(Moeder Gods, maagd in lastex,
wonderdoend.)
Balloons zeilen langs het plafond.
Extatische teksten als:
POW!
BANG!
HOOMPF!
Geweld op 20 grams papier. Maar dit
is nog maar het begin. Want...
het brein achter Gradus denkt in
vele dimensies.
& Stilte.
Hoe lang nog?
Het leder zwelt. In zilveren plassen
rinkelen de sporen.
En of hij wil of niet, onze bewoner
van de Parnassus staat op uit zijn broeden
en trapt met bloeddoorlopen ogen de deur in
naar het aangrenzende vertrek.
En treft een wenende Katharina.
(es irrt der Mensch so lang' er strebt)
Dr. Gradus weet zich een held.
Ein Felsenritter. Donnerwetter.
Sidderend zinkt zij op de knieën en hij,
Atilla, Odorik, keizer aller Goten,
trekt de riem uit zijn broek, slaat
ijzergeurende runen in haar rug,
haar billen.
Schreeuwt om bloed, zijn zaad brult.
Hij legt haar het bit aan.
(Leichte Kavallerie) Hopla!
Alsof...
dit nooit zou overgaan.
Haar borsten gerafeld, haar geheimste
lippen opengebroken, afgesneden gelijk
de oren van een stier.
Kretenzische voorzegging.
Negen maanden leeft zij, arme Katharina,
onwetend van haar grote taak, haar roeping,
in koortsdromen, zwachtels en zwavelverband.
Alvorens haar keizerszoon te baren.
De balloons drijven over.
Aan haar graf staat Dr. Gradus.
Blind van verdriet en een horzel in de aars.
De titel klinkt erg week, vooral door de woordgroep ‘auf Pappe geklebt’. Kritiek op Marx? Bij Louis Ferron niet onvoorstelbaar. Deze indruk wordt versterkt door de dubbele betekenis van luxepaard: paard dat alleen als rijdier dienst doet, en: iemand die weinig hoeft te doen. Marx en Moritz is een combinatie die meteen de beroemde striphelden Max und Moritz van de Duitse humoristische schrijver Wilhelm Busch (1832-1908) in ons blikveld brengt. Busch illustreerde zelf zijn ‘Bilderbücher’. Dat verklaart het ‘auf Pappe geklebt’, op bordkarton geplakt, en de structuur van het beeldverhaal die dit gedicht heeft, zoals blijkt uit o.a. de tweede strofe (balloons, 20 grams papier). Max verwijst tevens naar de foto op het frontispice van het schilderij ‘De extatische maagd A.K. von Emmerich’, 1885, door Gabriël von Max. De arme Katharina die in het gedicht met name wordt genoemd. Op de foto zien we waar de zwachtels en het zwavelverband vandaan komen.
Anna Katharina Emmerich (1774-1824) was een augustijner non in Dülmen (Westfalen). Toen in 1812 het klooster werd opgeheven, bleef ze er toch wonen. Hier kreeg ze de visioenen die opgetekend zijn door Clemens W.M. Brentano, vooral bekend als één van de stichters van de Heidelberger Romantiek en als balladendichter en sprookjesverteller. Aan Brentano-Emmerich is in de tweede afdeling van Grand Guignol een afzonderlijk gedicht gewijd, Brentano's Emmerich Erlebnis / In sociodrama vertaald, waarin de mystieke ervaringen van de extatische maagd in de laatste strofe grondig worden gerelativeerd: Door God, jazeker Heer, en alleman verlaten,
Verlaat ik mij op wat in eenzaamheid is opgegroeid,
Mijn pijn-doorschoten ei, een koekoeksjong,
Ja, 't is waarachtig,
Een piepend jong, met vingers en met tenen,
Een kopje met een doornenkroon,
Mij hoort u niet meer wenen.Ga naar eind16.
De opdracht aan Franz von Stuck (1862-1928), een Duits schilder en beeldhouwer en maker van grote doeken met allegorische inhoud, refereert aan Ferrons zoeken naar mythologische constanten, naar de door de loop der generaties van alle overtolligheden ontdane oerthema's die nog verder ver-oerd moeten worden dan ze al zijn. Poëzie schrijven is uitbenen, zowel naar vorm als naar inhoud. Dat wil niet zeggen dat ik mij niet van pronk en praal van de taal zou willen bedienen. Integendeel. Ik ben best bereid om mijn slagerswerkzaamheden in alle openbaarheid te verrichten. Een ieder mag er getuige van zijn dat de lappen vlees me om de oren vliegen, dat ik kniediep in het bloed van mijn offerlam sta.Ga naar eind17. Dr. Gradus na een korte adempauze aan het werk in zijn nikkelen slachthuis. Nikkel, een metaal dat niet in zuivere vorm voorkomt. Het verwijzingsspel gaat verder. Dr. Gradus is afgeleid van ‘Gradus ad Parnassum’, treden naar de dichterberg Parnassus, een in 1687 gedrukte handleiding voor het maken van Latijnse gedichten. De componist Claude Debussy (1862-1918) spotte ermee door in zijn Children's Corner te spreken over Doctor Gradus ad Parnassum. Zo zitten we meteen goed, want Debussy moest niets hebben van de in zijn tijd in Frankrijk overheersende Duits-romantische richting! Wanneer Dr. Gradus de wenende Katharina aantreft, worden we geconfronteerd met een scène die karakteristiek is voor ontmoetingen tussen man en vrouw in het (dicht) werk van Ferron. Telkens wanneer het liefdesspel in het geding is, komt er geweld, bloed of dood aan te pas. Dr. Gradus hult zich in de gedaante van Attila (Atilla, schrijft Ferron), de koning van de Hunnen, bijgenaamd de Gesel Gods, en Odorik, de koning der Oost-Goten die met de Hunnen opgetrokken waren om na de dood van Attila (in 453) in Italië het Oost-Gotische Rijk te stichten. De ‘Kretenzische voorzegging’ voert ons via de bijbel naar Kreta. Hier is Titus achtergelaten om ‘in orde te brengen hetgeen verbetering behoefde’. De voorzegging komt voor in | |
[pagina 64]
| |
De brief van Paulus aan Titus (I, 10-14), waarin Paulus de Kretenzen als volgt typeert: Want velen willen van geen tucht weten: het zijn ijdele praters en misleiders, vooral die uit de besnijdenis zijn. Men moet hun de mond snoeren, daar zij gehele gezinnen ondersteboven keren en, om oneerlijke winst te maken, onbehoorlijke dingen leren. Iemand uit hun kring, hun eigen profeet, heeft gezegd: Leugenaars zijn de Kretenzen altijd, beesten en vadsige buiken. (Curs. A.S.) Dit getuigenis is waar. Daarom, weerleg hen kortweg, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof, en niet het oor lenen aan Joodse verdichtsels en geboden van mensen, die zich van de waarheid afkeren. Opgravingen en onderzoekingen hebben een heel ander beeld van de Kretenzich-Mykeense cultuur opgeleverd: een hoge beschaving, rijkdom, vrede, levensgenot, smaak en verfijnde levensstandaard. De vrouw had in die maatschappij grote achting. In het gedicht wordt ook naar déze visie op de Kretenzen verwezen door middel van de stier. Het vereren van de stier was naast het symbool van de dubbele bijl namelijk karakteristiek voor de godsdienst van dit volk. Toch krijgt de profeet, de ziener gelijk. De stier raakt zijn oren kwijt, Dr. Gradus zijn gezichtsvermogen door verdriet. De dichter heeft een schijnwereld opgetrokken die niet meer oplevert dan een kwelgeest in de aars. Het openingsgedicht van de afdeling Wagneriana, Dr. Moebius en het bruidenbitter, lijkt op het eerste gezicht een verwarrende western, met namen en elementen die zes jaar later ook in de roman De ballade van de beul zullen voorkomen. In het gedicht bijvoorbeeld moet de lezer zich voorstellen een sfeertekening ‘IN PANAVISION’ te zien. In de roman stelt de motoragent Angus McCleod zich de oplossing van het raadsel rond Hausers slordige rijgedrag in ‘Panavision’ voor.Ga naar eind18. Whisky vloeit er in beide teksten rijkelijk. John Ford en John Wayne komen er aan te pas. De dichter stoeit met het begrip herinnering en ‘Hauser wil vergeten, wil geen verleden hebben’.Ga naar eind19. Een belangrijke overeenkomst is de aandacht voor de muziek in een western. Die is voor een belangrijk deel sfeerbepalend, kan dreiging ondersteunen, een liefdesscène sentimenteel maken of een droevige passage extra treurig. Suggestie. In het gedicht werkt de keuze van de muziek bij de beelden op papier komisch, omdat de combinatie in dit fragment een burleske oplevert: Jim the Trigger was een zéér romantisch
man; zo copuleerde hij b.v. bij
voorkeur op de snellere delen van
Mahler's 4e, die toen juist
was overgewaaid uit Europa.
Voor een duel daarentegen maakte hij
liever gebruik van Schubert's
kwartet Der Tod und das Mädchen,
wat zou kunnen duiden op een
perverse inslag.Ga naar eind20.
De roman geeft een korte verhandeling tussendoor over De western en zijn relatie tot de laatromantische, europese muziek, die impliciet duidelijk maakt wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen Amerika en Europa (Duitsland) als leveranciers van decorstukken voor het werk van Ferron. De muziek in een western staat op gespannen voet met het gepresenteerde beeld. Weliswaar vindt deze muziek haar oorsprong in de periode waarin de meeste westerns zich afspelen - zo ongeveer in het laatste kwart van de negentiende eeuw -, dat neemt echter niet weg dat alle western in de twintigste eeuw vervaardigd werden en worden en ze eerder het heden dan het verleden representeren - wat uit heel wat meer dingen blijkt dan kapsels, grime en jeans alleen. Muzikaal gezien echter blijken de op te roepen gevoelens alleen verklankt te kunnen worden in een taal die stamt uit de periode waarin de gevoelens definitief gemunt werden, althans voor een publiek dat zich tot de western voelt aangetrokken.Ga naar eind21. Band van Mobilus II/M.C. Escher.
Dit fragment maakt duidelijk hoe in een film (western) de herinnering vervalst wordt, of kan worden. Daarover gaat Dr. Moebius en het bruidenbitter eigenlijk ook. Het gedicht kent vier lagen werkelijkheid: Jim the Trigger (hoe dubbelzinnig!) in het Far West, de herinnering aan grootvader, de handeling van het schrijven en de film met alles wat zich daar omheen afspeelt. Deze lagen schuiven voortdurend door en over elkaar heen, zodat je op een gegeven moment de indruk krijgt met één doorlopende oppervlakte van doen te hebben. Niet voor niets kreeg het gedicht deze regels van Blaise Cendrars als ondertitel mee: La guillotine est le chef-d'oeuvre de / l'art plastique / son déclic / Creé le mouvement perpetuel. Niet voor niets is Dr. Moebius in de titel ten tonele gevoerd. Deze August Ferdinand Moebius (1790-1868), een Duitse wis- en natuurkundige, ontdekte het volgende verschijnsel. Als je met een lange smalle reep papier een ring vormt, waarbij de uiteinden van de reep ondersteboven aan elkaar zijn geplakt en de strook dus een draai van 180 graden heeft gemaakt, krijg je een zogenaamde Ring van Moebius. Deze ring heeft in feite maar één oppervlakte (vgl. de Band van Mobius II, van M.C. Escher). De dichter kan aan het eind van het gedicht alleen maar tot deze retorische vraag komen: Curieus is de correctie die aangebracht is bij het optreden van Rosa. In Een moderne dood (voor J.L. Godard) uit de bundel Zeg nu zelf... wordt Roza (met een z) twee keer omschreven. Eerst als ‘vrouw en kind uit mijn tweede huwelijk’, even later als ‘kind en vrouw uit mijn derde huwelijk’.Ga naar eind23. In Dr. Moebius en het bruidenbitter verbetert de dichter: ‘Rosa is mijn dochter niet, ze is mijn vrouw. Rosa is mijn zuster die me uithoort over...’Ga naar eind24. Wie is Roza/Rosa nu precies? Welke rol speelt de vrouw in de poëzie (het werk) van Louis Ferron? ‘Wie naar macht streeft komt in conflict met de vrouw,’ schreef Ferron in de Inleiding van de Synopsis voor ‘Götterdämmerung’ (een nooit te realiseren toneelstuk). Streven de mannen in de boeken naar macht? Of is er angst in het spel? Wellicht fungeert de vrouw als spiegel en is het leven van Les belles bourgeoises een metafoor van het werk van de schrijver: Hun leven is de spiegel van hun dood;
Grafmonumenten voor zichzelf.Ga naar eind25.
die beseft dat zijn monumentale schijnwerelden inderdaad grafmonumenten zijn, want Het niets heeft altijd op de loer gelegen
En heeft tenslotte zijn triomf behaald.Ga naar eind26.
|
|