sen’ en al die figuren zijn niet bij machte daarmee op rijpere leeftijd in het reine te komen. Hun pogingen daartoe worden door Ferron telkens opnieuw in Freudiaanse zin uitgelegd. Het gevecht dat zij voeren is in laatste instantie een metafysisch gevecht omdat zij zich enerzijds verantwoordelijk weten voor hun daden maar anderzijds het vermoeden hebben dat de individuele mens niet voor alles verantwoordelijk geacht kan worden. Op deze wijze verworden Ferrons Hoofdfiguren tot tragische zondebokken die meer dan eens, belast en beladen als ze zijn, als een lijdende Christus zouden willen sterven. Maar laat u zich niet misleiden: al hun gezoek, al hun getob is zinloos en slechts terug te voeren op perverse jeugdbelevenissen. In werkelijkheid heeft de hemel geen boodschap aan de zoekende mens. Wat hij zoekt, is fictief zoals
bijvoorbeeld de western fictief is. Ook Hauser ontdekt dat zijn pogen tot mislukken gedoemd is. Ook hij komt tot het inzicht dat slechts zijn dood opweegt tegen zijn schuld, maar een vroege dood is hem niet vergund. Zijn vijanden kennen hem te goed en weten dat leven een zwaardere straf voor hem betekent dan de dood.
Het moet gezegd worden dat Howard Hauser zij filmrol met overgave speelt: zij is hem dan ook op het lijf geschreven. Ook zijn verleden is bepaald niet brandschoon, om over het heden maar te zwijgen. Hij is een perverse verkrachter van een joods meisje in het na-oorlogse Duitsland waar hij als soldaat gelegerd was. Hij is een communistenvreter uit de jaren vijftig van senator McCarthy. Puur uit eigen belang geeft hij in die tijd vier onschuldigen aan bij het HUAC, het House Un-American Activities Commitee. Om aan geld te komen treedt hij op in porno-films. Hij vermoordt een vriendelijke student. Hij is een rechtse Amerikaan uit het Nixon-tijdperk die Vietnamezen bij voorkeur spleetogen noemt, homoseksuelen en negers haat en die studenten en andere demonstranten tuig vindt dat maar het best verdelgd kan worden.
Vandaar ook zijn grote bewondering voor John Wayne, de personificatie van de ideale cowboy. Maar Wayne is ook lid van het ultra-rechtse American Legion, dat bijna drie miljoen tellende leger van veteranen uit de beide wereldoorlogen, uit Korea en uit Vietnam. Het is sterk anti-links, het appelleert voortdurend aan nationale en patriottische sentimenten, het wenst ‘law and order’ te handhaven opdat ‘a 100 per cent Americanism’ gewaarborgd is, opdat de Amerikaanse droom in stand gehouden wordt. Inhoudelijk komt die droom altijd neer op een onaantastbaar gezag, op normen en wetten die blijmoedig als juist en zaligmakend geaccepteerd worden, op de zekerheid dat The American Way of Life de enige juiste is. Niets moet Hauser dan ook eigenlijk hebben van zijn regisseur David McCormick die er nota bene dialectische opvattingen op na houdt en die hij er van verdenkt het Amerikaanse heldenepos, de western, en hen die erin geloven eens flink te willen bezoedelen.
Hausers verleden mag dan behoorlijk in strijd zijn met zijn eigen idealen, zijn heden is dat niet minder. Totaal verloederd door drankmisbruik en heroïne eindigt hij verpauperd in een kraakpand in Hollywood. Hij woont daar op 'n zolderkamer met Oona, een verslaafde die zich in leven tracht te houden door schilderijen te maken van gekleurde maiskorrels. Die schilderijen verkoopt ze dan aan toeristen. ‘Portretten van Jezus en zo.’ Zij is het type dat meer in Ferrons boeken voorkomt. Lichtelijk debiel, zogenaamd naïef en in ieder geval voor de hoofdpersoon het toppunt van onschuld. Daar tegenover plaatst Ferron dan vaak een erotische vamp, in dit geval heet zij Alice Schwartzer, een naam die verdacht veel lijkt op die van de hoofdredactrice van het Westduitse feministische blad Emma. Alice is voor Hauser de totale Amerikaanse vrouw, is voor hem alle vrouwen die hem in commercials zo fascineren. Iedere man die haar persoonlijkheid kan overspelen is haar welkom. Want ook zij wil verlost worden. Verlost ‘van de rollen die ze zichzelf had opgelegd om aan de dwang te ontsnappen van diegenen die een plaats in haar leven hadden ingenomen.’ Wellicht neemt niet iedere feministe Ferron deze opmerking in dank af, maar Ferron is tenslotte Alice Schwartzer Niet!
Overigens zijn deze Oona en Alice wel weer heel tekenend voor Hauser. Tot een normale seksuele verhouding is hij niet in staat want schuld en lust zijn voor hem onverbrekelijk met elkaar verbonden en dat vrijt natuurlijk niet zo best. Vandaar zijn extreme verhoudingen: de vrouw is voor deze idealist óf een hoer, óf een etherisch wezen. En was het niet William Reich die de relatie legde tussen seksuele deformatie enerzijds en fascistoïde neigingen anderzijds?
Bovengenoemde tegenstelling is bij Ferron bepaald niet uniek. In Gekkenschemer speelt Zuster Anna als pseudo-mistica de rol van de gefrustreerde, naar bevrediging hunkerende vrouw. Daar tegenover staat Diotima als onaantastbare, onschuldige engel. In Het Stierenoffer nemen Erika en Eulchen die functies waar terwijl in De Gallische ziekte Olimpia als het geïdealiseerde erotische zusje en als de hoer Schnutzi beiden vertegenwoordigt.
In zijn recensie in Het Vaderland maakt Andre Matthijsse de gelukkige opmerking dat beide dames wel erg sterk deden denken aan de schonen die Parzifal omringen. Hij achtte het niet onmogelijk dat De ballade van de beul een hedendaagse versie van dat oude verhaal zou zijn. Ferron kennende zou mij dat niets verbazen. Zonder Wagner zou zijn werk immers ondenkbaar zijn en het kan niet anders of Wagners interpretatie van het Parzifalverhaal - de reine dwaas die een synthese probeert te vinden tussen geest en materie - moet hem aanspreken. Misschien moeten we in Oona dan wel een van de bloemenkinderen zien en in Alice Kundry, de gepassioneerde dienares én de onweerstaanbare verleidster.
Vindt Hauser de graal? Brengt hij de synthese tot stand? Bepaald niet! Als die andere Amerikanen (McCormick, demonstranten, studenten) hem een geweten willen schoppen, als zij zijn droom eens goed de fik willen steken omdat het een kleinburgerlijke droom is en omdat ze hem willen laten ontdekken ‘dat hij het bed deelt met de rest van de wereld’ dan vlucht hij uit de ene mythe (de western) weg, en verstopt zich in de andere (de heroïne).
Het wereldbeeld dat Ferron voor ons afdraait is ontluisterend. Essentiële gevoelens van Hauser blijken, als de camera inzoemt, in werkelijkheid commercials te zijn, erotiek is altijd en alleen maar seksueel gefrutsel van machtelozen en het individu draait zichzelf altijd opnieuw een loer door de fictie, de film voor de werkelijkheid aan te zien. Zijn leven is een schijnleven dat zich afspeelt in een pseudolandschap, en dat, zoals uit De ballade van de beul blijkt, op zijn best als variéténummer aan het volk gepresenteerd kan worden. In de roman heeft namelijk ook William F. Cody's Wild West Show een plaats gekregen. Cody, beter bekend als Buffalo Bill, reisde rond de eeuwwisseling door Amerika en Europa met een groep Indianen, cowboys en prairiejagers uit de Far West. Zij voerden de meest spectaculaire gevechtsscènes op en droegen daardoor sterk bij tot het geromantiseerde beeld dat wij nu nog van het wilde westen hebben. Ferron noemt Cody de man die ‘een legende ontwierp in een periode die achteraf zèlf als legendarisch wordt beschouwd.’ In de roman verandert de wildwestshow geleidelijk aan in Carradyne's Greatest Wild West and Hanging Show on Earth. Carradyne is Hausers dubbelganger. Waar Hauser de idealist pretendeert te zijn, daar is de eerste altijd onmiddellijk bereid om hem weer met beide benen op de grond te zetten door hem op ironische en relativerende toon te herinneren aan zijn minder idealistische praktijken. Het laatste gedeelte van de Show laat met name die praktijk zien: ‘Het gruwelijk misdrijf begaan aan een jonge maagd en de daaropvolgende rechtszitting en uitvoering van het vonnis door de matchless hangman.’ Zodat we nu de ingewikkelde structuur hebben dat een acteur anno 1970 een beul speelt rond de eeuwwisseling en dat in die film, die overigens ‘wegens omstandigheden niet voltooid kon worden’, de beul in een show
een schandelijke daad opnieuw bedrijft waarna hij zichzelf opknoopt. Verwonderlijk is het niet dat die sterfscène nogal wat overeenkomsten vertoont met