Pierre H. Dubois
Franse kroniek
De dimensies van Jean Giono
Tien jaar geleden, op 9 oktober 1970, overleed in Manosque, waar hij werd geboren en vrijwel zijn hele leven heeft gewoond, de Franse schrijver Jean Giono. Merkwaardig genoeg is hij in ons land weinig bekend, al zijn er een paar boeken van hem vertaald, drie zover ik heb kunnen nagaan, Regain uit 1930, Le chant du monde uit 1934 en Le Moulin de Pologne uit 1953. De verklaring daarvan kan misschien worden gevonden in het wat anecdotische feit dat hij bij de Nederlandse schrijvers in elk geval één bewonderaar had, Anton Coolen, die in 1937 een roman van hem vertaalde, Regain (Weer een lente), nadat Giono overigens een jaar eerder, in 1936, de Franse vertaling van De goede moordenaar (Le bon assassin) met grote waardering had ingeleid. Die verklaring zou dan zijn, of althans kúnnen zijn, dat Giono hier wordt beschouwd (evenals Coolen) als de auteur van streekromans.
Daar heeft het ook lang op geleken. Maar in Frankrijk is men van die simplistische gedachte inmiddels wel genezen. De verjaardag van zijn dood is dit jaar dan ook niet onopgemerkt gebleven. De bekende serie-uitgave van Franse en internationale klassieken, de Pléiade, is al lang geleden begonnen met hem tot de klassieken te rekenen en de Oeuvres romanesques complètes in de reeks op te nemen. Er zijn tot nu toe vier delen van ongeveer 1500 tot 2000 bladzijden van verschenen, een vijfde deel verschijnt in oktober, evenals het eerste deel van de Oeuvres cinématographiques, terwijl dit jaar het Album - een telkens aan een ander schrijver gewijd en op dezelfde wijze als de Pléiade-delen uitgegeven iconografisch boekwerk - over Giono gaat. Er verscheen bovendien nog een ongepubliceerd jeugdwerk Angélique, in oktober komt de eerste aflevering van de Cahiers Giono, een eer die hij met een betrekkelijk klein aantal andere schrijvers, als Gide, Camus, Céline, Proust en nog enkelen deelt en hij kreeg - en krijgt ongetwijfeld nog - bijzondere aandacht in de literaire tijdschriften.
Er is dus een herleving van Giono aan de gang. Eigenlijk is hij nooit uit de aandacht weg geweest en moet men dus feitelijk spreken van een opmerkelijke, tien jaar na zijn dood toenemende belangstelling.
Dat is ook helemaal terecht. Want nog afgezien van de vraag of ook de regionale of streek-roman niet zou kunnen worden gekenmerkt door grote kwalitatieve verschillen en dus door literaire kwaliteit, is het al te gemakkelijk en zeker voor een groot gedeelte totaal onjuist Giono als een streek-auteur, in dit geval van de Provence, te willen afdoen. Dat gaat hoogstens voor een aantal van zijn romans op, en dan nog bereikt hij daarin een universaliteit die hem ver boven deze meestal wat denigrerend bedoelde karakteristiek uittilt. Giono is, simpelweg geformuleerd, een groot romanschrijver, en hij wordt als zodanig in Frankrijk erkend en ver daarbuiten, in Amerika en Europa, voor en achter het ijzeren gordijn, vertaald. Zoals hijzelf eens een boek schreef over zijn ontdekking van de schrijver van Moby Dick, Pour saluer Melville, zou men nu iets dergelijks kunnen doen voor hem, en in feite gebeurt dat ook.
Giono werd in 1895 in Manosque geboren als zoon van een schoenmaker en een strijkster. Zijn grootvader was Italiaan van geboorte en dat verklaart voor een groot deel zijn belangstelling voor Italië, waar een niet onaanzienlijk deel van zijn oeuvre mee verbonden is. Door ziekte van zijn vader zag hij zich gedwongen op 16-jarige leeftijd de middelbare school te verlaten en in een bank te gaan werken, onderbroken door de eerste wereldoorlog, waarin hij dienst deed tot hij in mei 1918 aan het front een gasvergiftiging opliep. Na zijn demobilisatie werd hij weer te werk gesteld bij de bank in Marseille en een jaar later als agent in Manosque. Intussen was hij al begonnen te publiceren (schrijven deed hij van jongsaf) en in 1929 gaf Grasset zijn eerste roman uit, Colline, die ook in het Engels werd vertaald en toen de Prix Brentano ontving. Hij kwam in aanraking met Gide, Paulhan, Guéhenno en de anderen en wijdde zich vanaf 1930 geheel aan de literatuur.
Zijn reputatie van streek-romancier hangt samen met het onmiskenbare feit dat het hele eerste deel van zijn oeuvre zijn ontstaan inderdaad aan de Haute-Provence, het gebied van Manosque, tussen Baumugne en het gebergte van La Lure, dankt. Maar vanaf het begin kent zijn werk een hoog gehalte aan poëzie, aan kennis van de natuur, aan de treffende wijsheid die er bij sommige herders en boeren te vinden is. Het is bekend dat hij die romans uit de eerste vooroorlogse jaren, alvorens het manuscript naar Parijs te sturen, naar Gallimard, met wie hij sinds 1930 contractueel verbonden was, aan de bewoners van zijn streek voorlas. Hij heeft daar in die jaren voor zijn taal en stijl veel aan te danken gehad. En wie Jean le Bleu (1932) leest, een verhaal over de jeugd van de schrijver, ziet duidelijk waar hij vandaan komt, hoe zijn aandacht is gegroeid voor geuren, kleuren, geluiden, hoe muziek en poëzie zich aan hem openbaren, hoe gevoel voor de realiteit van de menselijke natuur, van de arbeid, hand in hand gaan met de ontdekking van de schoonheid, die dan ook nooit een louter-idyllische is maar waarin ook het niet-mooie is betrokken. Een natuurkracht. Zo herkent men hem in een roman als Batailles dans la Montagne uit 1937, een roman die een verschrikkelijke overstroming in de Alpen beschrijft. Het is een epos in de ware zin van het woord. Mensen en dieren in deze roman zijn belangrijk, dramatisch en tragisch, maar zoals ze het zijn in de visioenen van Goya over de oorlog. Hoofdfiguur is het water, de roman van een collectiviteit, de gemeenschap van een bergdorp, dat zich tegen het dreigende water verzet.
In datzelfde jaar verscheen een heel ander boek van zijn hand, Refus d'Obéissance, weigering van gehoorzaamheid. Het is een boek dat ten grondslag ligt aan een omstreden episode uit zijn bestaan. Giono, die de oorlog aan den lijve had ondervonden, koesterde een blinde woede tegen deze waanzin en was een hartstochtelijk pacifist. In 1935 tekende hij het manifest tegen het fascisme, zoals hij een jaar later stelling nam tegen de processen in Moskou. Maar op het moment, waarop links zich uit naam van het anti-fascisme achter de defensie schaarde, weigerde hij deel te nemen aan wat hij als een vals pacifisme beschouwde. Refus d'Obéissance is een