Pablo Neruda
Over een poëzie zonder zuiverheidGa naar voetnoot*
Het is zeer aan te bevelen, op bepaalde uren van de dag of de nacht, aandachtig te kijken naar voorwerpen in rust: de wielen die lange, stoffige afstanden hebben afgelegd met zware vegetale of minerale vrachten, de zakken uit de kolenhandel, de tonnen, de manden, de heften en de handvaten van het gereedschap van de timmerman. Het contact met mens en aarde maakt zich ervan los als een les voor de geplaagde lyrische dichter. De uitgesleten oppervlakten, de slijtage die de handen de dingen toebrachten, de vaak tragische en altijd pathetische sfeer rondom deze voorwerpen, oefent een niet te veronachtzamen aantrekkingskracht uit op de werkelijkheid van de wereld.
De verwarde onzuiverheid van het menselijk wezen is erin te zien, het groeperen, het gebruik en onbruik van de materialen, de sporen van de voet en de vingers, de standvastigheid van een menselijke atmosfeer die de dingen doordrenkt vanuit het innerlijk of uiterlijk.
Laat zo de poëzie zijn die wij zoeken, als door een zuur versleten door de plichten des hands, doortrokken van zweet en rook, riekend naar urine en lelies met spikkels van de verschillende beroepen die worden uitgeoefend binnen en buiten de wet.
Een poëzie onzuiver als een pak, als een lichaam, met morsvlekken en gênante activiteiten, met kreukels, dromen, wakkerzijn, profetieën, liefde- en haatbetuigingen, beesten, schokken, idylles, politieke overtuigingen, loocheningen, twijfels, beweringen, geboden.
De heilige wet van het madrigaal en de decreten van tastzin, reukvermogen, smaak, gezicht, gehoor, het verlangen naar gerechtigheid, sexueel verlangen, het ruisen van de oceaan, zonder iets bewust buiten te sluiten, de ingang tot de diepte der dingen in een daad van liefdesvervoering, en het product poëzie besmeurd met digitale druiven, met sporen van tanden en ijs, misschien licht aangevreten door zweet en gebruik. En uiteindelijk geraken tot dat zoete oppervlak van het onverpoosd bevoelde instrument, die bikkelharde zachtheid van het gehanteerde hout, van het trotse ijzer. Ook de bloem, het koren, het water bezitten die specifieke vastheid, die toevlucht van een magnifieke tast.
En laten we nooit de melancholie vergeten, de versleten sentimentaliteit, volmaakte onzuivere vruchten van wonderbare vergeten kwaliteit, door de boekengek achtergelaten: maneschijn, de zwaan bij het vallen van de avond en ‘mijn liefste’, vormen ongetwijfeld het elementaire en onontbeerlijke van de poëzie. Wie de slechte smaak ontvlucht verkilt tot ijs.