Bzzlletin. Jaargang 9
(1980-1981)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
Pierre H. Dubois
| |
[pagina 83]
| |
baat brengt aan zijn leiders van Arabisch ras en aan Holland dat jammerlijk met hen is gelieerd ter exploitatie van de Javaan... En als Java eens aan de Hollandse overheersing ontkomt, omdat het in andere handen overgaat ofwel zijn onafhankelijkheid opeist, dan zal Holland zich bevinden in de situatie van Spanje toen het de schatten moest prijsgeven die de galjoenen uit Peru aansleepten... De auteur heeft aan de publieke afkeer een koloniaal systeem willen prijsgeven dat even tegenstrijdig is aan de belangen van het moederland als onrechtvaardig en ruïneus voor de Javaanse bevolking. Zoals Mortier terecht opmerkt kan de roman op verschillende plans worden gelezen: een fictief verhaal, waarvan de schrijver zegt dat het in sterke mate berust op authentieke gebeurtenissen en historische personages; vervolgens het verhaal van een eiland en een exotische wereld die met kennis van zaken en liefde zijn geschilderd; tenslotte een ideologisch plan, van politieke, economische en sociale aard, dat het best geslaagd en in historisch perspectief gezien misschien het boeiendst is. Félix Batel, van Zwitserse afkomst, is net als zijn moeder, die bij zijn geboorte stierf, vriendelijk, elegant, sympathiek. Hij studeert mijnbouw en wordt in Zwitserland verliefd op Cécile, aan wie hij geen toekomst kan bieden. Hij heeft een rivaal, Nolins, Fransman van Nederlandse oorsprong wiens familie fortuin maakte op Java. De familie van Batel heeft onder haar vrienden ook een zekere kapitein Grinchant, die nog onder Daendels heeft gediend, en op wiens raad Félix besluit in dienst te treden bij het Nederlands-Indische leger op Java in de hoop dat Cécile op hem wacht. Tijdens de zeereis erheen wordt hij door een Europese familie die in Indië in de handel werkzaam is ingewijd in het leven in de kolonieën en in de harde realiteit van het leven der Javaanse bevolking. Door een heldhaftig optreden kort na zijn aankomst redt Félix de mooie, jonge Creoolse mevrouw F. uit het water en zij, op haar beurt, helpt hem wanneer hij al vrij spoedig in moeilijkheden raakt en uit het leger wil. Zij worden op elkaar verliefd ofschoon zij getrouwd is met een koffiehandelaar en er ontstaat een verhouding. Na een bal bij de G.G. in Buitenzorg ontmoet hij bij haar een rijk man, half Javaans, half Portugees, ‘Signo-Bezar’; de man van mevrouw F. is zijn ‘handelsagent’. De Signo die met een onbetekenend Frans actricetje een weelderig lui leven leidt en zich met niets schijnt te bemoeien, koestert in feite plannen voor iets ongehoords: een opstandige beweging die het Hollands gezag omver moet werpen en hem in de plaats stelt van de G.G. Van die samenzwering blijkt mevrouw F. de ‘brains’ te zijn, terwijl de Signo de fondsen verschaft. Félix zou de uitvoerder kunnen worden. Maar omdat hij niet financieel afhankelijk wenst te zijn van de Signo, niet genoeg fiducie heeft in de troep aanhangers, die uit Hollanders, Belgen, Duitsers, Zwitsers, Italianen en andere avonturiers bestaat, en vooral omdat hij niet voldoende gemotiveerd is (hij ziet in de G.G. geen tiran en heeft weinig last van frustraties jegens de heersende klasse in Batavia) weigert hij aan het complot deel te nemen. Hij aanvaardt een aanbod van de overheid om de leiding op zich te nemen van de bouw van irrigatiewerken op Oost-Java. Daar in de wouden, temidden van een bevolking die hij met al haar problemen en haar uitbuiting, zowel door de belastingen als door de radja's, goed leert kennen, beleeft hij een gelukkige tijd. De liefde voor Cécile komt weer op en hij schrijft een reeks brieven aan haar vader, een soort dagboek, waarin het land bejubeld, de Javaan beklaagd en het koloniaal systeem van het kultuurstelsel verworpen wordt. Men ziet hoe Félix zich ontwikkelt in de richting van verzet tegen het systeem en van gevoel vóór de onderdrukten. Het is het punt waarop de roman van Babut die van Multatuli kruist via het befaamde verhaal van Saïdjah. De bediende van Félix, Kitchill Bagouss, trouwt namelijk met Tehbora, een dochter van Saïdjah. Félix ontmoet nog een controleur, een Hollander, die zijn gevoelens deelt, een opzienbarend rapport wil opstellen en ontslag nemen uit 's lands dienst: Multatuli is merkbaar in de buurt! Félix acht dat optreden echter inopportuun en is van mening dat het systeem van binnenuit moet worden veranderd. De controleur neemt toch ontslag, maar sterft vóór hij zijn opzienbarend rapport heeft geschreven. Er volgt dan een reeks van gebeurtenissen. Uit een krant verneemt Félix dat zijn rivaal in de liefde, Nolins, met zijn vrouw, Cécile - die dus niet op hem heeft gewacht - op Java is aangekomen: een illusie minder. De irrigatiewerken kampen met grote tegenslag door overstromingen die de streek enorm veel schade berokkenen. Tehbora wordt, ten behoeve van een radja die haar begeert, ontvoerd. Félix bevrijdt haar, maar uit wraak worden anderen vermoord, en als hij een voor de radja vernietigend rapport opstelt, heeft dit tot gevolg dat het voorzichtige gouvernement hem als gewoon soldaat voor de dienst oproept, en laat arresteren wanneer hij onderduikt. Nolins, die als plichtsgetrouw assistent op Borneo werkzaam is, wordt door opstandige Dajaks gegijzeld en als Félix vrijwillig aan een strafexpeditie tegen hen deelneemt, krijgt hij gratie. De avonturen die hij op Borneo meemaakt in de ongelooflijk wilde en prachtige natuur, tussen een bevolking die hij met grote objectiviteit waarneemt en leert waarderen, leiden tot zijn besluit zich geheel te wijden aan de vrijmaking van de inlandse bevolking. Terug van de expeditie komt hij opnieuw in aanraking met mevrouw F. en de Signo, die intussen haar minnaar is geworden. Van hem verneemt hij dat er onrust heerst bij de verschillende legereenheden en dat het moment aanbreekt waarop het bestuur omver geworpen kan worden om tot een nieuw federaal bewind te komen (onder leiding van de Signo) en een nieuw liberaal-economisch bestel in te voeren. Ditmaal accepteert Félix de rol van uitvoerder in de overtuiging dat hij daarmee de inlanders dient. Maar hij wordt verraden, gevangen genomen en ter dood veroordeeld. Zijn vroegere bediende Kitchill slaagt er op het laatste ogenblik in hem te bevrijden en, achternagezeten door gezagsgetrouwe inlandse elite-troepen, volgt een lange moeizame tocht door een woeste natuur, waarvan een knappe, zeer beeldende evocatie wordt gegeven. Een bandjir houdt de vluchtelingen tenslotte tegen: Félix geeft zich over en wordt terechtgesteld. Het leven gaat verder, maar, zo luidt de slotzin van de roman: ‘Maar geduld: als het gaat om het leven van volkeren zijn jaren en mensen van geen tel, dan tellen slechts eeuwen en generaties!’. Uitsluitend bekeken als roman is Babuts Félix Batel niet erg belangwekkend, de karakters zijn niet uitgediept en tamelijk conventioneel, de handeling romantisch, niet vrij van pathos. Dat is Max Havelaar óók niet, maar bij Multatuli is het, gedragen door een zeer sterk persoonlijk talent, de subjectieve, persoonlijke betrokkenheid, waardoor de roman een andere dimensie krijgt en de auteur niet alleen de schrijver van de geschiedenis is die wordt opgediend, maar tevens de schepper van zijn eigen geschiedenis. Zowel dat sterke talent als die persoonlijke betrokkenheid, in deze laatste creatieve betekenis, ontbeert Félix Batel. Als zodanig is de waarde van de roman ongetwijfeld veel geringer dan die van Max Havelaar en mag daarmee ook niet worden vergeleken. Maar dat ontneemt aan het werk nog niet zijn verdere betekenis en deze rechtvaardigt ten volle de ruime aandacht die Roland Mortier eraan heeft besteed op een wijze bovendien die ook de juiste accenten op de juiste plaats legt. Die betekenis vindt men in verschillende aspecten, of beter op de verschillende plans, die hierboven al werden genoemd. Daarvan treft onmiddellijk het documentaire plan. In zijn totaliteit genomen, zegt Mortier, verschijnt Félix Batel ons als een werkelijke encyclopedie van de Javaanse realiteit in al de diversiteit van haar aspecten met een scherpe zin voor concrete perceptie. Het is een inwijding in de kennis van Java, maar de kennis van iemand met een veel verder gaande interesse dan die van een toevallig reiziger. Zijn beschrijvingen, zowel van de natuur, de landschappen, de bossen, als van de dorpen en de steden, de handelsnederzettingen, de kampongs, de verbijven van de Chinese en Arabische kooplieden, het leven op de prauwen, de | |
[pagina 84]
| |
sfeer van de tropen, de villa's en de luxe wijken wisselen af met soms zeer indringende observaties over het leven, ziekte, armoede, misdaad, sociale verhoudingen, politieke en economische toestanden. Wat de informatie in het algemeen en in bijzonderheden over dat Indië van omstreeks 1860 betreft, is de roman van Jules Babut ongetwijfeld veel instructiever dan Max Havelaar, waarvan dat ook niet de bedoeling was. Zwakker van opzet kon Félix Batel juist in dat opzicht méér geven. Babut is veel meer een, weliswaar zeer geïnteresseerd, waarnemer geweest dan een deelnemer, een belever, zoals Multatuli. Zuiver literair is dat zeker een nadeel, omdat bij gelijk talent (maar het talent van Douwes Dekker was veel groter) de emotionele betrokkenheid, de authenticiteit van de persoonlijke ervaring en doorleving een factor van betekenis is. Die doorleving verdiept de ervaring, maar begrenst de reikwijdte ervan en ik denk dat een deel van de fundamentele discussies die nog steeds worden gevoerd over de graad van Dekkers inzicht in de realiteit van de Indonesische samenleving op dat dilemma terug te voeren is (en waarvan de conclusie mijns inziens nooit positief of negatief kan worden gewaardeerd, maar louter constaterend zal blijven). Hoe dan ook, die reikwijdte heeft Jules Babut in de gelegenheid gesteld een werkelijkheid te zien en te beschrijven die men elders in de literatuur over het toenmalige Nederlands-Indië niet tegenkomst. Mortier gaat op talrijke aspecten in, die ik hier niet allemaal kan vermelden, maar die duidelijk bewijzen dat Babut Indië door en door kende en zich daarenboven uitstekend heeft gedocumenteerd. Dat geldt ook voor de ideologische en economische aspecten van zijn roman. Zo wijst Babut er met concrete voorbeelden op hoe de gevolgde regeringspolitiek door zijn genadeloze exploitatie het rendement van de Indonesische landbouwer vermindert en de technische ontwikkeling belemmert. Het systeem moet op den duur de kolonie ruïneren, maar het moederland evenzeer. De liberale ideeën van Babut zijn stellig niet de denkbeelden die men vandaag nog zou durven aanhangen, maar zij getuigen - zoals die van Multatuli - van een scherper en juister inzicht in de maatschappelijke en politieke werkelijkheid van meer dan een eeuw geleden dan de toen gangbare politiek acceptabel achtte. Dat inzicht was bovendien menselijker. Nog een laatste curieus aspect dat Mortier te berde brengt is voor onze koloniale geschiedenis interessant om te vermelden. Babut verklaart meer dan eens dat het drama van zijn hoofdfiguur ‘die onder een andere naam bestaan heeft’ op historische gebeurtenissen berust. Zoiets kan een schrijverslist zijn. Het is uiteraard bekend genoeg dat er herhaalde opstanden zijn geweest en de archieven (o.a. de papieren van Nahuys in de Leidse Universiteitsbibliotheek) bevatten gegevens over menige Javaanse rebellie. Maar nergens is sprake van een zo ongehoorde en omvangrijke opzet in samenwerking met buitenlandse huurlingen als waarvan de roman vertelt en waarvan Félix Batel een centrum is. Toch is uit een onderzoek dat Mortier in het Algemeen Rijksarchief in Den Haag en in tot voor kort gesloten geheime archieven van het voormalige ministerie van kolonieën heeft ingesteld gebleken dat Jules Babut weliswaar zijn gegevens heeft getransporteerd, dat hij personages heeft gevormd uit verschillende anderen, kortom als romancier te werk is gegaan, maar dat die gegevens, óók het omvangrijke complot, op een werkelijkheid berusten die zich met name in januari 1860 in Djokja heeft afgespeeld. Het complot werd op de laatste minuut ontdekt, maar uit de officiële stukken blijkt de ernst van wat erachter schuilging. De leider ervan was een Zwitsers officier in Nederlandse dienst Jean-Samuel Borgeaud, terechtgesteld op 8 november 1860. Er waren nog tal van anderen, waaronder veel Zwitsers, bij betrokken, met name een kanonnier, eveneens Zwitser, Félix Baltiser. Mortier veronderstelt dat Félix Batel - de keuze van de naam zou daarop kunnen wijzen - het resultaat is van een versmelting en een literaire transfiguratie van deze Félix Baltiser en Jean-Samuel Borgeaud. En zoveel is zeker dat de overeenkomsten tussen allerlei feitelijke bijzonderheden van het werkelijke complot en dat uit de roman te opvallend zijn om te worden veronachtzaamd. De documentatie is in elk geval overvloedig genoeg om een historisch onderzoek te wettigen. Dit te meer, omdat er destijds geen ruchtbaarheid aan gegeven is en dit aspect van de roman veelal als pure (en dan kwaadaardige) fantasie werd beschouwd. Want wanneer de roman op dit moment dan al vergeten mag zijn, ten tijde van de verschijning ervan heeft het boek verscheidene reacties gewekt, zowel in België als ook, en vooral, in Nederland en Nederlands-Indië. Een groot aantal daarvan was vijandig en in de passages die Mortier releveert treffen termen als ‘leugenachtig’, ‘beledigende kaakslag voor Nederland’, ‘weefsel van ondoordachte beweringen en onwaarheden’; Jules Babut kent Indië niet en is niet op de hoogte van de toestanden daar, enz. Maar Mortier wijst ook op verschillende positieve kritieken o.a. in de Soerabaya Courant, in de Arnhemsche Courant, de Nieuwe Rotterdamsche Courant en - misschien de meest evenwichtige, zegt hij - Het Vaderland. In deze bladen wordt het boek niet als een literair meesterwerk beschouwd en wordt kritiek niet gespaard. Maar men heeft de betekenis van de roman wel degelijk gezien, evenals de fundamentele waarheden erin. Op die kritiek in Het Vaderland heeft de schrijver gereageerd met een brief van 14 augustus 1869, die in het nummer van zaterdag 28 augustus is afgedrukt. Daarin leest men o.m. de volgende opmerkelijke passage: Elk boek bevat vergissingen. Toch geloof ik niet dat er ernstige kunnen worden ontdekt in mijn studies over het koloniale bestuur op Java. Over het algemeen geeft men zich in Holland geen rekenschap van de werkelijke toestand in de kolonie; nog sterker: de koloniale ambtenaren zélf, de controleurs, etc., beseffen het niet, want zij beoordelen die toestand altijd op grond van de rapporten der inlandse hoofden. Om die situatie in haar totale werkelijkheid te kennen moet men met de inlander hebben geleefd zoals... Félix Batel. Het belang van de roman ligt inderdaad in het koloniale probleem en stellig zou men kritiek kunnen hebben op de opvattingen van Babut, zeker in onze tijd waar het idee van kolonialisme als verwerpelijk heeft afgedaan. Maar in de 19e eeuw was men daar nog niet aan toe. Babut is nog geen anti-kolonialist, zomin als Multatuli. Hun verwerping van het kultuurstelsel, dat in beginsel en in opzet toch een verbetering was, was de verwerping van een systeem. Wat Babut er tegenover stelde, was zeker progressiever en humaner, maar binnen het toen vigerende maatschappelijke bestel had ook dat systeem ten nadele van de inlander kunnen worden aangewend. Mortier haalt een niet-gepubliceerde analyse van dit aspect van het werk aan van vice-admiraal Jules-Henry van Capellen, adjudant van koning Willem III, in een brief aan een onbekende, waarin wordt gewezen op de gevaren die op haar beurt deze politiek weer zou meebrengen. Hoe dan ook, de verklaring waarom de roman bij zijn verschijning weerklank vond en daarna in vergetelheid raakte, ligt zonder twijfel in het feit dat het literaire er ondergeschikt in is aan het politieke en economische. Dat verklaart tevens de superioriteit van Max Havelaar en Multatuli. Het belet niet dat Félix Batel, ou la Hollande à Java een hoogst curieus boek en een boeiend document is dat Roland Mortier kundig en terecht nog eens aan de vergetelheid heeft ontrukt. |
|