Bzzlletin. Jaargang 8
(1979-1980)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik sta opgesteld als vliegende keep
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als een soort lantaarnKarel Eykman is als schrijver voor kinderen bekend geworden door zijn teksten voor het IKON-tv-progamma Woord voor Woord, bijbelverhalen verteld door Aart Staartjes en geïllustreerd meestal door Bert Bouman. Tien jaar lang, van 1966 tot 1976 is de bijbel inspiratiebron geweest en heeft Karel Eykman, als opvolger van Mies Bouhuys, elke week op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onorthodoxe wijze verhalen verteld die kinderen eerder wegwijs probeerden te maken in de werkelijkheid om hen heen, dan in de uiterlijke werkelijkheid van een paar duizend jaar geleden zoals die in de bijbel beschreven staat. Want dat is altijd zijn uitgangspunt geweest: bijbelverhalen gebruiken om in gemoderniseerde parabels en andere zinnebeeldige verhalen, ontleend aan het Oude en Nieuwe Testament, het doen en laten van de hedendaagse mens van commentaar te voorzien. Toen hij in 1970 in vaste dient kwam bij het IKON als schrijver-programmamaker had hij er al heel wat schrijfwerk opzitten; als jeugdpredikant - eerst in Rotterdam, later in Amsterdam - schreef hij elke week zijn preek, niet zozeer omdat het verkondigen hem zo aansprak, want dat ging hem minder goed af, maar om het plezier van het schrijven. Dat wilde hij al toen hij nog theologie studeerde. Uit die studententijd, 1961 om precies te zijn, stamt zijn eerste toneelstuk: Francois Villon, opgevoerd met bijpassende gebaren en costuums door studenten die, aldus Eykman, bloedernstig en heel romantisch houterige dialogen uitspraken. Ze vonden het waarschijnlijk prachtig dat ze zo'n artistiek begaafde medestudent in hun midden hadden, maar de kwalifikatie van Rinus Ferdinandusse toen: corpsledenarrogantie, show en flauwe kul, was niet helemaal onterecht. Maar ik heb er wel veel van geleerd, onder andere van Hella Haasse die mij toen als toneelschrijver begeleidde. Na zijn jeugdpredikantschap, waarbij hij in Amsterdam veel jeugddiensten verzorgde met een duidelijke gerichtheid op theater en literatuur, maar zich allengs meer bezighield met noodzakelijke maatschappelijke en individuele hulpverlening aan scholieren die dáár om kwamen en niet om zijn preken, - richtte Karel Eykman zich helemaal op het schrijven. Zijn eerste boeken zijn verhalen, die ontleend zijn aan de bijbel en dragen titels als: Het Begin, over de scheppingsgeschiedenis, Noach, over de grote dierenark, De eerste mensen, over Adam en Eva en Kaïn en Abel, De jongen en het meisje, een poëtische bewerking van het Hooglied, en De werksters van half vijf en andere gelijkenissen met tekeningen van Peter Vos. Van verschillende kanten is hem vanaf het begin kwalijk genomen dat die verhalen te ver ‘weg’ zouden gaan van de vertrouwde bijbelse vertellingen, onvoldoende recht zouden doen aan de oude tekst dus, en hij zich teveel moderne vrijheden zou veroorloven. Over de achtergrond van waaruit hij die verhalen voor kinderen herschreef zegt Karel Eykman: Misschien gaan die verhalen wat verder weg van de vertrouwde vertelling, misschien komen ze dichter bij de oorspronkelijke vertelling! Wie zegt bovendien dat de kinderen die ‘vertrouwde’ vertelling als vertrouwd kennen? Als ik afhaak van de vertrouwde herders, dan haak ik af van de herders van de lieve plaatjes. Want die herders, die geven in Lucas aan dat de geschiedenis van God terecht komt bij de laagst geklasseerden. Het hele kerstverhaal is één grote tegenstelling: tussen de geschiedenis van de machthebbers, de ‘officiële’ geschiedenis, en aan de andere kant, de geschiedenis van God. Nou, en die geschiedenis hoort thuis bij de ploegenwerkers, bij de slechtbetaalde sjouwers, bij de armen en de underdogs. Ik weiger te werken voor de mensen van het kleine clubje, de mensen van de grote kerk-traditie, die zich eigenlijk willen opsluiten binnen hun veilige muren.Ga naar eind2. In 1976 verscheen zijn kinderbijbel Woord voor Woord, in twee delen, het Oude en Nieuwe Testament, waarin de tv-verhalen verwerkt zijn. Daarin valt vooral op hoe kundig hij de verhalen tot de kern heeft teruggebracht en de inhoud in simpele maar doeltreffende taal, uitstekend weet over te dragen. In tegenstelling tot die kinderbijbels die de bijbel zo letterlijk mogelijk overschrijven en alleen hier en daar vereenvoudigingen aan brengen, is Woord voor Woord vooral te interpreteren als een boek van de verdrukten - en dat was de bijbel oorspronkelijk ook - met verhalen die niet meteen dichtgesmeerd worden met een moraal of een luidruchtige verkondiging. Karel Eykman: Door het schrijven van deze bijbelverhalen heb ik ontdekt dat het schrijven voor kinderen even moeilijk is als het schrijven voor volwassenen, dat het daarnaast leuk en spannend is en dat ik het bovendien aardig kan. Ik heb geleerd om dingen, die inhoudelijk moeilijk zijn en waarvan je snel geneigd bent te zeggen: oh, dat sla ik maar over, dat snappen ze toch niet, om die zo eenvoudig mogelijk te zeggen. En met eenvoudig bedoel ik: tot de kern teruggebracht, zo dat je het zelf ook weer begrijpt. Op den duur heb ik de discipline die nodig is om vergaande inhouden naar kinderen te vertalen leren ontwikkelen, een discipline in het duidelijk leren zijn, en er niet omheen draaien of op de toer van de mooi-schrijverij te gaan. Dat moest ook wel, want je kunt niet verwachten dat als je bijvoorbeeld woorden als De Heilige Geest gebruikt, dat zomaar duidelijk is. In De werksters van halfvijf en andere gelijkenissen, veertien parabels in een verrassend hedendaags decor, verwerkt Eykman bovenstaande opvatting in een van zijn verhalen. Het is De zaklantaarn waarin twee honden in een donker pakhuis een zaklantaarn vinden die ze kunnen laten schijnen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er zijn ook mensen die het verhaal voor zichzelf willen houden en wegstoppen, want ze zijn eigenlijk bang om om zich heen te kijken. Er is zoveel om ze heen dat ze griezelig vinden, ze zien zoveel dingen die verschrikkelijk zijn dat ze maar liever niet meer kijken. Ze zijn net als de grote zwarte hond die maar liever de lamp wegstopt onder een emmer. Hij wil liever in het donker blijven. Maar dit soort verhalen zijn het fijnst voor mensen die die verhalen kunnen gebruiken als een soort lantaarn om te kijken hoe het werkelijk is. Hoe Karel Eykman zich in de loop van zo'n tien jaar met name in zijn taalgebruik en stilistische vormgeving heeft ontwikkeld toont zijn laatste bijbelboek, het prachtig uitgegeven Het verhaal van Johannes en wat hij zag in zijn dromen. In een beeldende verteltrant - een soort tussenvorm tussen poëzie en proza - met sterk ritmische zinnen, herhaling en in directe spreektaal geeft Johannes aan zeven steden die hem schreven niet zo gelukkig te zijn met wat de mensen van de wereld gemaakt hebben, niet alleen een apocalyptisch beeld van de ondergang van de oude aarde - macht, onderdrukking, uitbuiting - maar vertelt hij ook, in een geslaagde combinatie van actueel en bijbels taalgebruik, van de inzet voor een nieuwe, betere wereld. Een goed voorbeeld ook van hoe Eykman vanuit zijn ‘aardse’ visie te werk gaat bij het herschrijven van verhalen komen we tegen bij de eindtekst van de televisiefilm De hond en de herder, gebaseerd op een vertelling van Paul Biegel. Het gaat om Het verhaal van het schaap uit Het sleutelkruid, waarin een prins, als de herder van de kudde is gestorven, de herdersmantel omslaat om met de hond Miskindir de schapen voortaan te hoeden in het paleis: Toen gingen alle schapen rond de zetel staan en herkauwden.
Miskindir deed de prins de herdersmantel aan, zette hem de
hoed op en reikte hem de staf. Het oudste schaap hield de
toespraak en zei: ‘Hoogheid, wij zullen nooit meer weglopen.’
Sinds die tijd grazen er schapen in het paleis en Miskindir
slaapt weer 's nachts op de divan.Ga naar eind3.
Eykmans versie wijkt op het einde beslissend af van de tekst van Biegel: de prins trekt weg uit het paleis het land in en neemt de schapen mee. Hoewel Biegel zijn verhaal, en dan met name het einde, nooit bedoeld heeft als: het binnentreden in de hemel als beloning voor gehoorzaamheid aan de Heer, draait
Eykman de zaak om. Jesus begeeft zich onder de mensen, trekt weg uit het paleis. Ik heb de hele nacht niet kunnen slapen.
Ik heb erover nagedacht.
Ik heb niet voor een goede herder voor jullie gezorgd.
Want zie je... ik wilde vragen... of ik
er misschien bij mag horen... Dan kan ik herder zijn.
Dat past me ook meer dan prins.
Ik heb jullie nodig.
Willen jullie?Ga naar eind4.
Karel Eykman: In mijn taal heb ik altijd geprobeerd het bijzondere gewoon te maken, maar tegelijkertijd het essentiële door te laten klinken. De teksten van Woord voor Woord, maar ook de scenario-teksten van de televisiefilms De man die zichzelf weggaf en De hond en de herder, zijn zoveel mogelijk in gewone spreektaal geschreven. Vooral de verhalen van Woord voor Woord, en dat komt omdat ik op den duur wist hoe Aart Staartjes ze zou zeggen. Ik wist met welke intonatie, met welke lichte nadruk van zijn Amsterdams accent ook, en daarop schreef ik. Zo heb ik vooral spreektaal leren schrijven, en in latere boeken, zoals De Gorterbuurt en Detectivebureau De Helpende Hand is dat te merken; het fascineert me hoe je gewone spreektaal om kunt zetten in schrijftaal. Zo praat Kooiman, uit Detectivebureau De Helpende Hand, bijna uitsluitend in korte Amsterdamse regels, zoals: ‘Kom ik boven, staan ik daar, zien ik....’ enzovoorts. Dat vind ik heerlijk, en dat is bepaald iets anders dan een Amsterdams accent nabootsen door overal waar een z hoort te staan een s te schrijven. Probleem is wel dat je het pas goed begrijpt als je het hoort. Het lezen geeft soms moeilijkheden omdat je er geen fonetische suggestie bij kunt geven. Niet alleen de stem van Aart Staartjes hoort wezenlijk bij de verhalen van Woord voor Woord, ook de tekeningen van Bert Bouman hebben een intieme relatie met de teksten van Eykman. De illustraties van Bert Bouman bezitten een mengeling van dingen uit onze tijd en figuren uit de bijbeltijd. Het is eigenlijk als bij de ‘Vlaamse primitieven’. Dat naïve directe heeft Bert Bouman ook. Wat hij tekent gebeurt toen en nu. Het wordt aangevoeld kennelijk, ook door buitenlandse uitgevers, zelfs als wij dachten dat het hier en daar wat te ‘hollands’ was. Bijvoorbeeld in de Jordaan, waar Johannes doopte, daar drijft gewoon een klomp op het water. Als we het anders gedaan hadden waren we naar mijn gevoel modieus geworden. Bert vertelt in zijn tekeningen trouwens méé. Hij tekent dingen waarover ik niet meer hoef te schrijven. En als hij iets openlaat, dan vul ik hem weer aan met mijn tekst. De plaatjes en de tekst lopen door elkaar heen en vullen elkaar aan. Bert heeft trouwens de capaciteit dat hij iets in een tekening tot uitdrukking kan brengen, dat veel te zwaar zou overkomen, als je het onder woorden zou brengen.Ga naar eind5. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schrijven zonder rijinstructeurIn 1974 verscheen van Karel Eykman De vreselijk verlegen vogelverschrikker, een prentenboek met schitterende illustraties van Charles Donker, dat een jaar later bekroond werd met een Zilveren Griffel. Het gaat over de vogelverschrikker Paulus die door zijn verlegenheid totaal ongeschikt is om het land van de boer te beschermen tegen de vogels die het voorzien hebben op de graankorrels. Paulus komt niet verder dan een vriendelijke vermaning, een binnensmonds mompelen waar hij zelf nauwelijks in gelooft en de vogels trekken er zich dan ook niets van aan. Dat brengt Paulus in conflict met zichzelf. Welke kant moet hij kiezen? Die van de boer of die van de vogels? Maar ook de vogelverschrikkersschool brengt geen oplossing: Paulus is totaal ongeschikt voor zijn taak, en de boer wil hem wegdoen. Dan zijn het de vogels die de kant van Paulus kiezen en hem gezamenlijk wegvliegen naar het bos om daar de mensen af te schrikken. De vreselijk verlegen vogelverschrikker is een beeldschoon | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boek waarin het gevoel van verlegenheid, dat over het algemeen negatief wordt gewaardeerd, juist positief wordt benaderd: durf verlegen te zijn is de in speelse taal verpakte boodschap van deze parabel. Karel Eykman: Je kunt De vreselijk verlegen vogelverschrikker als een boek zien waarin ik me heb losgemaakt van de bijbelverhalen. Het is nog wel heel duidelijk een parabel, met een boodschap ook, maar het is het eerste boek dat ik geschreven heb zonder de bijbel als inspiratiebron. Het deed me goed nu eens een keer een parabel te schrijven die niet van Jesus was gejat, maar steunde op mijn eigen ervaring met mijn verlegenheid. Overigens was het best moeilijk, net zoiets als voor het eerst zonder rijinstructeur in een auto rijden... Na dit boek publiceerde Karel Eykman nog een aantal boeken waarin parabelachtige situaties voorkomen. Eén daarvan is het voor jonge kinderen bedoelde De Allerallersterkste. Een kleine jongen gaat fietsen en krijgt van moeder de waarschuwing mee goed uit te kijken voor auto's want ‘de auto is sterker dan de fiets’. En dat roept bij de jongen de vraag op: is er nog iets dat sterker is dan de auto? Een vrachtwagen, want die kan de auto èn de fiets dragen. En verder? Een kraanwagen, is die dan de allersterkste? Nee, want die kan met vrachtwagen, auto en fiets op een trein. En die trein kan op een schip. Is een schip dan het allersterkste? Dat schip moet bestuurd worden, anders heeft het allemaal geen zin. De jongen ontdekt dat zowel het schip als de trein, de kraanwagen en de vrachtauto, de auto en ook de fiets, nutteloze technische produkten zijn als ze niet bediend worden. En de bestuurder van de fiets is hijzelf! De relatie tussen de mens en zijn ‘bestuurbare’ omgeving komt in dit boekje helder tot uiting en De Allerallersterkste is te beschouwen als een variant van een verhaal dat in verschillende versies in diverse landen verteld wordt. Zo lijkt het boekje van Eykman kwa thematiek en uitwerking veel op het in Cuba verschenen kinderboek Quién es al más fuerte? waarin, behalve de trein en het schip ook nog een olifant en een walvis een rol spelen. Het Cubaanse boekje is verfraaid met grote krijttekeningen en is oorspronkelijk geschreven door de Russische schrijver Valeri Suslov.Ga naar eind6. Ook het Duitse boekje Die Geschichte von Makamuk und GaukukGa naar eind7. behandelt een vergelijkbare thematiek. Het gaat over twee eskimokinderen die een boompje gaan omhakken om hout te krijgen voor een vuur. Ze vechten om de bijl, maar het blijkt dat ze even sterk zijn. Iemand moet toch de sterkste zijn, vinden ze. Ze vragen het aan de vorst, die alles tot ijs kan maken, maar die verwijst naar de zon. En als de wolken er zijn is ook de zon machteloos. En de wind dan die ze kan wegblazen. Nee, toch niet, want de ijsbergen zijn veel sterker. Hoewel: een boom dringt met zijn wortels dwars door het ijs. En waarvoor zijn die twee kinderen ook al weer op weg gegaan? Precies. Verhaaltjes met een cirkelstruktuur dus, gebaseerd op het principe van de herhaling, die waarschijnlijk verre bindingen hebben met volksvertellingen en -sprookjes. Trouwens, de drie hier genoemde boekjes zijn nauw verwant met het sprookje van de steenhouwer in de Max Havelaar van Multatuli. Al lijken ze kwa thema erg veel op elkaar, ze zijn heel verschillend uitgewerkt. Karel Eykman, ondersteund door tekenaar Joep Bertrams, heeft met De Allerallersterkste een prima versie gemaakt. Omslag: Heleen van der Wusten
Omslag: Joep Bertrams
Allemaal samen kan beschouwd worden als een soort vervolg hierop rondom het thema solidariteit. Het bekende samen-staan-we-sterk-onderwerp met als locatie een berg zand op de stoep waar het heerlijk spelen is. Hoewel er natuurlijk altijd van die rotjochies zijn die dat willen verhinderen. Onderlinge onenigheid tussen de spelende kinderen maakt plaats voor gezamenlijk optreden tegen de spelverstoorder, en met succes. Herkenbaarheid en identificatie zijn in dit boekje groter, maar het is wat minder verrassend en puntig geschreven. Geestig zijn de tekeningen van Joep Bertrams die in steeds wisselend perspectief rondom de berg zand en de kinderen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
draaien; de voorkant herinnert trouwens opvallend aan een historische prent... Illustratie: Joep Bertrams
Het derde en laatste deel van deze kleine trilogie voor kleuters Alles proberen heeft weer een duidelijk parabelkarakter. Het is gebaseerd op het verhaal Vernielen, dat leren is van Bertolt Brecht dat te vinden is in Me-ti, boek der wendingenGa naar eind8.. In deze vertelling gaat het om het inzicht dat het goed is je eigen materiaal, je eigen werktuigen en instrumenten uit te testen - ook al gaat er daarbij iets kapot - omdat de basis van vernieuwing, vooruitgang is. Oftewel: je moet je dingen eigen maken voordat je er echt mee kunt leven; experimenteren om te kunnen veranderen. Bij Eykman wordt dat een verhaal over twee kinderen die een hut aan het bouwen zijn, maar het gereedschap daarbij volkomen ‘verkeerd’ gebruiken, bijvoorbeeld een zaag om een baksteen doormidden te krijgen. De ruzie die daardoor ontstaat wordt, door tussenkomst van een volwassene, in goede banen geleid en het besef dringt door dat experimenteren leuk en noodzakelijk kan zijn. Maar of dat moet leiden, als ze eenmaal hongerig aan tafel zitten, tot het smeren van een boterham met een beitel is weer een ander punt...
Alhoewel Karel Eykman veel verhalen en gedichten heeft geschreven die realistisch te noemen zijn - De Gorterbuurt bijvoorbeeld - is hij op zijn best als hij een combinatie hanteert van werkelijkheid en fantasie. Dat geldt vooral voor Detectivebureau De Helpende Hand dat wel uitgaat van herkenbare en realistische gegevens, maar door een voortdurende uitvergroting op een heel knappe manier realiteit en fantasie met elkaar vermengt. Het is een zowel inhoudelijk als technisch vakkundig verteld verhaal dat hier en daar parabelachtige trekken vertoont. Het boek gaat over het meisje Henriëtte dat de kerstvakantie doorbrengt bij haar oudtante Trip, een uiterst vitale en fantasierijke dame, en samen richten ze, omdat ze wel eens wat anders willen, een detectivebureau op. Binnen de kortst mogelijk tijd raken ze verzeild in een aantal maffe situaties. Na de eerste klanten - een jongeman die denkt dat ze een privé-massagehuis runnen en een vrouw die haar man, op verdenking van overspel, laat schaduwen terwijl hij simpelweg in alle rust met zijn treintjes wil spelen - worden ze door de Bijenkorf ingeschakeld om winkeldieven op te sporen: Ze werden geplaatst op de afdeling Onnodigheden. Ringetjes, dingetjes, schattige bloknootjes, snoezige bloknootomslagjes, doddige bloknootomslagklemmetjes, te gekke tasjes waar precies bloknoots met omslagklemmetjes in kunnen. Dat soort dingen werden het meest gestolen had mijnheer Personeel gezegd. Illustratie: Jansje Fluit
Ze maken er een dolle boel van, spelen diefje met verlos en de kassa is de buutplaats voor heel wat ‘dieven’. Eykman steekt op een heel plezierige manier de draak met de opdringerige verkoopmethoden, zet kinderen aan het denken over eigendom en overdreven belangstelling daarvan, parodieert op het thema kunst onder het volk, en behandelt op een erg onconventionele wijze zaken als huizenspeculatie, geldlenen, het maken van winst, enzovoorts. Zijn taalgebruik is in dit boek van een bijna onmerkbare soepelheid, vol woordgrapjes, humoristische wendingen en verrassende overgangen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zijn stilistische vaardigheid houdt de aandacht konstant vast, ook al omdat hij de kunst verstaat, vergrotingen tot aan de grens van het absurdistische uit te schrijven, maar nooit vervalt in niet-funktionele uitweidingen. Karel Eykman: Het is moeilijk te zeggen waarop dit verhaal gebaseerd is. In de tijd dat het idee ervoor ontstond was ik bezig te schrijven voor de Seniorenshow, en daarin had ik een heleboel scènes over grootouders en hun kleinkinderen verwerkt. Daarbij komt dat ik eens een schitterend verhaal van Brecht heb gelezen over een oude vrouw die niet voldoet aan de normen van het oud-zijn, en na haar zestigste opeens geld gaat uitgeven, naar de bioscoop gaat en zo, en dat heeft een behoorlijke indruk op mij gemaakt. Ik wilde in ieder geval een kind deel uit laten maken van de wereld van de volwassenen - daarom komen er behalve Henriëtte geen kinderen in voor - en tante Trip is een onaangepaste tante die nog voldoende weerbaarheid over heeft om het een hoop mensen moeilijk te maken. De bestaande normen op hun kop te zetten, het belachelijke ervan laten zien, de draak steken met conventies en nutteloze regels, dat zit er allemaal zo'n beetje in. Ik heb het boek geschreven tijdens mijn vakantie in Griekenland en uit een soort heimwee naar Amsterdam heb ik de locaties exact laten kloppen. Het was nog een hele toestand dat toen ik terugkwam de treinenwinkel waar Henriëtte en tante Trip die man treffen die zo graag met zijn treinen speelt, verplaatst bleek van de Da Costakade naar de Kinkerstraat, en ik naar de uitgever moest hollen om dat nog veranderd te krijgen. Het klopt allemaal tot op de vierkante meter. Door middel van namen van straten, parken, pleinen, winkels, musea enz. geef je het boek een realistische locatie, terwijl de gebeurtenissen en de mensen niet-realistisch zijn. Je krijgt dan een vermenging van werkelijkheid en fantasie, die ik bij het schrijven erg motiverend vind. En bij het lezen ga je je misschien afvragen: zou het tòch niet echt gebeurd zijn? Die verwarring, daar gaat het om. V.l.n.r. (staand): Fetze Pijlman, Willem Wilmink, Hans Dorrestijn, Jan Riem; zittend: Ries Moonen en Arie Rampen, op de grond: Karel Eykman.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het schrijverscollectiefHet actuele gebeuren en het daarmee samenhangende levensklimaat worden door kinderen even sterk beleefd als door volwassenen. Annie M.G. Schmidt's liedje voor een klein meisje ‘Dit is het bos, waar grote mensen wonen; het is er boos, je hoeft er nog niet in’ stemt wel in met het verlangen van de ouders, maar gaat niet op voor het leven van hun kinderen. Het trekt een grens, waar géén grens meer is. Kinderen wonen al in het enge bos. Er is geen grens wél een onderscheid. De boosheid zit inderdaad bij de volwassenen, die doen alsof het enge bestaat. Het enge is, wat niet wordt verteld, maar weggelaten, gecensureerd, verdrongen. Het kind krijgt symbolen van een werkelijkheid aangereikt, die verder nergens aan bod komt, zodat ze te laat (of nooit) ontdekken, wàt in die gespeelde, geprefabriceerde of serieus gepresenteerde illusies ontbreekt. Een kind, dat de illusie van televisie nog niet kàn doorzien, wordt zo het slachtoffer van een volwassen censuur. Televisie is iets doodgewoons, is een werkelijheid en tegelijkertijd een exponent van het vertekenen, verdringen en ontwijken van de realiteit. Mensen zijn geen dieren; Ponds biedt geen droomkastelen; het nieuws biedt geen objectief, maar een zorgvuldig voorgesorteerd, illusoir beeld van de werkelijkheid. Er is dus alle reden om kinderen volstrekt ernstig te nemen als tijdgenoten, ook in het televisieprogramma.Ga naar eind9. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit citaat van Wim Koole, directeur van de IKON-televisie, geschreven naar aanleiding van de gebundelde teksten van de programma's Woord voor woord extra en Wat je zegt, ben je zelf in de bundel Met je kop onder lijn 11 (1971) is, zou je kunnen zeggen, Karel Eykman op het lijf geschreven. Vanaf het allereerste moment dat hij voor televisie ging schrijven heeft hij kinderen volstrekt serieus genomen en juist daardoor - eerst alleen, later samen met de auteurs van het schrijverscollectief - zulke prima programma's kunnen maken die een doorbraak betekenden op het gebied van de kindertelevisie. En daarbij zijn de programma's, van toen en van nu, er steeds op gericht individuele en maatschapplijke problemen in een dramatische vormgeving die aanspreekt en motiveert te brengen voor zowel kinderen als ouderen. De teksten die in Met je kop onder lijn 11 bij elkaar zijn gebracht tonen aan hoe in samenwerking met kinderen thema's als emancipatie, oorlog en vrede, gezag, woonomgeving, spelen en opvoeden zijn uitgewerkt die een manier van televisiemaken hebben voorbereid waar later programma's als De Stratemaker-op-zee-show en de J.J. de Bom-show op voort hebben kunnen bouwen. Naar aanleiding van één van de uitzendingen - een programma over oorlog en vrede, waarin kinderen van een Venrayse school die brieven hadden geschreven naar de minister van Defensie, op een aangrijpende manier oorlogje speelden en dat in 1972 in München bekroond werd met de Prix Jeunesse - vroeg de VARA aan Aart Staartjes om een kinderprogramma te maken. En dat is uiteindelijk De Stratemaker-op-zee-show geworden. Frans Boelen, als regisseur aan de VARA verbonden, had een hoop auteurs die geschikte teksten zouden kunnen leveren bij elkaar gebracht voor ‘Wij en de wereld’ - in de eerste fase waren het en zo'n kleine veertig - waaruit tenslotte het schrijverscollectief overbleef: Hans Dorrestijn, Karel Eykman (die onder het pseudoniem Hendrik Blaak voor de VARA werkte om niet de indruk te wekken dat hij door deze omroep zou zijn ‘opgekocht’), Ries Moonen, Jan Riem en Willem Wilmink. Een aantal van hen schreef al teksten voor verschillende televisieprogramma's of voor cabaret, maar het werken als groep, als collectief was ook voor hen nieuw. Inmiddels is het schrijverscollectief uitgegroeid tot een unicum in de jeugdcultuur: actief zowel op het gebied van de literatuur (proza en poëzie), de televisie (programma's voor jong en oud), de muziek (liedjes, grammofoonplaten) en het onderwijs (leesmethoden). Waar het individualisme hoogtij viert in de vaderlandse literatuur met elkaar beconcurrerende schrijvers, waar de jeugdliteratuur over het algemeen niet over de grenzen van de eigen boekenproduktie wenst heen te kijken, daar mag het schrijverscollectief dat nu al zo'n tien jaar werkstukken van hoog niveau aflevert, het bewijs zijn dat gezamenlijke schrijfarbeid met behoud van individuele voorkeur en specialismen tot uitstekende literaire resultaten kan leiden. De stimulans die uitgaat van het gezamenlijk werken is blijkbaar zo groot, dat de laatste jaren de leden zich in individueel werk nadrukkelijker profileren zonder dat dit ten koste gaat van het collectief. En dat is het beste bewijs dat creatieve arbeid en collectiviteit uitstekend samen kunnen gaan. Karel Eykman: Wij zijn er altijd van uitgegaan, en dat doen we nog, dat je geen aparte werelden moet creëren voor kinderen of ouderen. Volwassenen en kinderen moeten met elkaar in gesprek blijven, en daarom moet je voor kinderen geen gespreksthema achterhouden. Wat mij betreft is dat al begonnen bij Woord voor Woord, waar ik bepaalde gedeelten waarvan altijd gezegd werd dat die niet voor kinderen geschikt zouden zijn, nooit heb overgeslagen. Er mag geen onderwerp zijn dat uit de weg wordt gegaan onder het valse argument dat ze daar nog niet aan toe zijn of dat het ze niet aan zou spreken. Het collectief heeft die visie nog steeds en is in de loop van de jaren alleen maar overtuigder geworden van die opvatting. Want ook wij zijn gegroeid, misschien kun je zeggen, als je bijvoorbeeld De Stratemaker-op-zee-show vergelijkt met de J.J. de Bom-show dat we harder zijn geworden, minder een blad voor onze mond nemen, er rechtstreekser voor uitkomen wat we kwijt willen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We komen er ook duidelijker voor uit dat we kinderen niet als naïeve, lieve persoontjes beschouwen. Ook onder hen zijn krengen en klootzakken, net als onder volwassenen. We zetten in ieder geval niet het lieve kind tegenover de boze volwassene, en we worden dan ook kwaad als we te horen krijgen dat we toch zó achter het kind staan... We hebben de vreselijkste ruzies achter de rug over elkaars teksten, maar het wonderlijke is dat we elkaar enorm inspireren. Hoewel het soms ook nogal hard is, je hebt een tekst geschreven en je leest die op de vergadering voor en dan blijft het een tijd stil. Net iets te lang dus, en dan komt de kritiek los. Dat kan ertoe leiden dat je je oorspronkelijke tekst toch gaat herschrijven omdat je bijvoorbeeld te veel bent uitgegaan van je eigen ideeën, of omdat de stilistische vormgeving zwak is. Op die manier stimuleer en corrigeer je elkaar, iedereen brengt eigen thema's en eigen deskundigen mee, waar je gezamenlijk van kunt profiteren. Er ontstaat dan een soort proces van: als jij nou dit schrijft, dan zou ik dat kunnen doen, en dan kan hij met dat liedje aansluiten op die tekst van hem. Ik ben bijvoorbeeld niet zo sterk in eindgrappen maar dat kan een ander weer goed, Jan Riem is goed in slap-stick en Willem Wilmink blijft de beste liedjesschrijver. Je zou het ook zo kunnen zeggen: Willem Wilmink is de midvoor, Hans Dorrestijn kan op de rechter- en linkerflank heel onverwacht uikomen, Jan Riem en Ries Moonen zijn stevige middenvelders en ik sta opgesteld als vliegende keep, die overal kan inspringen waar het nodig is. En samen leggen we een aardig partijtje op de mat, juist omdat je tijdens het spel leert van elkaars discipline en ervaringen. Er is natuurlijk een spanning tussen individueel schrijven en het werken in een collectief, maar wat mij betreft werkt die spanning alleen maar positief. Het medium waarvoor je werkt als schrijver kan met zich meebrengen dat je gedwongen bent om met anderen samen te werken. Als je een televisieprogramma wilt maken heb je meer nodig dan alleen een serie teksten, andere mensen zorgen voor het decor, de kostumering, de regie, en je hebt natuurlijk de spelers. De ervaring dat een produkt door de inspanning en deskundigheden van verschillende mensen tot stand komt is heel belangrijk en is van invloed - in ieder geval bij mij - op mijn schrijversschap. Zo ben ik door te werken voor televisie, film, theater en radio vooral getraind in het gebruik van de montagetechniek. De oorzaak daarvan ligt ook in de praktische omstandigheid dat een televisieuitzending bijvoorbeeld exact aan tijd gebonden is: de J.J. de Bom-show duurt 24 minuten, het mag een halve minuut korter of langer, maar dan is het op. Je moet altijd kunnen inkorten, maar toch zo effectief mogelijk je inhoud vorm weten te geven. Bij de opbouw van een verhaal kun je dan tijd winnen door montagetechnieken toe te passen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De schoolleesboekjesKarel Eykman en het schrijverscollectief hebben zich ook ingezet voor een vernieuwing van het leesonderwijs op de scholen. De boeken die zij in de loop van de jaren hebben geschreven: De Gorterbuurt, Gritter en zijn vrienden en Om de hoek zijn evenzovele aanvallen op de conservatieve leesmethoden die nog steeds op veel scholen gebruikt worden. En dat de boekjes die bij het leesonderwijs - (technisch lezen, begrijpend lezen, forum lezen, belangstellend lezen of wat dan ook) - gebruikt worden, over het algemeen zwaar verouderd zijn, bewijst Annerieke Freeman-Smulders, die in een uitstekend gedocumenteerd artikel: De baard van DaantjeGa naar eind10. het volgende opmerkt: Op welk aspect men de leesboekjes ook onderzoekt, steeds weer blijkt de gemiddelde kwaliteit teleurstellend laag te zijn. De grote meerderheid bestaat uit bedenkelijke serieprodukten, die klakkeloos neergeschreven lijken, die eindeloos uitgegeven, gekocht, herdrukt en opnieuw gekocht worden. Want we zitten midden in een vicieuse cirkel; een vertegenwoordiger op een onderwijstentoonstelling zei me een tijdje geleden: ‘Vindt u die boekjes ouderwets? Ze lopen anders als een trein. En zolang scholen de boekjes kopen, houden wij ze natuurlijk op de markt!’ Waarmee weer eens duidelijk wordt, dat de zogenaamde educatieve uitgeverijen uiteindelijk commerciële maatstaven aanleggen bij de produktie van onderwijs- en leermiddelen, en dat inhoudelijke vernieuwing van het (lees)onderwijs zeker niet voorop staat. Pas nadat gebleken is dat er een flinke markt voor is - vanuit financiële overwegingen dus - zal men het beleid in meer progressieve zin wijzigen.Ga naar eind11. De konklusie van Annerieke Freeman-Smulders is navenant: Een en ander doet vermoeden dat sommige boekjes, nu nog aanbevolen voor het leesonderwijs, ouder zijn dan de leerkrachten die voor de klas staan. (...) Men kan zich afvragen of het verantwoord is om kinderen in een verplichte leersituatie te confronteren met het werk van dilettanten. Karel Eykman: We hadden contact gekregen met Arie Rampen die de schoolleesboekjes De Trapeze verzorgde. Hij heeft die serie opgezet vanuit de idee dat gerenommeerde jeugdauteurs samen een verantwoorde bijdrage kunnen leveren aan de vernieuwing van het leesonderwijs. Dat was overigens in de tijd toen de ambitieuze schoolmeesters nog voor de leesboekjes zorgden. Ik heb samen met Frank Herzen en Paul Biegel voor De Trapeze gewerkt, resp. verhalen en liedjes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Illustraties: Jansje Fluit
doeld voor de middenklassen. De opzet was een serie voor kinderen die niet zulke geweldige lezers zijn, een hekel aan lezen hebben of kampen met leesmoeilijkheden juist door de invoering van leesniveau-groepen, om voor die kinderen verhalen en gedichten te schrijven die spannend zijn, emotioneel op hun niveau liggen, terwijl ze leestechnisch gezien aan de makkelijke kant zijn. Dus: verhalen en gedichten met woorden van niet meer dan drie lettergrepen, geen hoofd- en bijzinnen, of in ieder geval zo min mogelijk, onopvallende herhaling van woorden die misschien problemen opleveren, onderbroken door liedjes, een ruime opmaak veel illustraties en dat alles spannend en aantrekkelijk. Wat we met Gritter en zijn vrienden, maar ook met de andere boekjes willen proberen is de stigmatisering die uitgaat van het niveau-groepen-systeem voor wat betreft het lezen te doorbreken. Want zodra je kinderen gaat opdelen in de knappe koppen, de grijze middelmaat en de achterblijvers, dan ben je op een kwasi-moderne manier bezig een vorm van beoordeling en selectie toe te passen die atomiseert, kinderen als groep uit elkaar slaat en hen een bepaald stempel - goed, middelmatig, dom - opdrukt.Ga naar eind12. We willen dat doorbreken, en ik heb ook de indruk dat de boekjes goed bruikbaar zijn omdat het leestechnisch niveau van basisschoolkinderen helemaal niet zo hoog is als over het algemeen gedacht wordt. En natuurlijk willen we ook inhoudelijk iets goeds brengen, geen Oki-en-Doki toestanden, een doorbreking van vastgeroeste rolpatronen, emotionele herkenbaarheid en het aanroeren van maatschappelijke problemen waar de kinderen in hun eigen omgeving, de straat, de buurt, mee te maken hebben of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
krijgen. Want zowel Gritter en zijn vrienden als Om de hoek zijn gesitueerd in een buurt, die voor kinderen herkenbare personen en situaties kent. Gritter is de patat-man bij wie de kinderen regelmatig komen om naar zijn verhalen te luisteren, sterke verhalen over zijn tijd in China, over zijn avonturen met krokodillen of over zijn jeugd, weliswaar allemaal dingen die niet helemaal met de realiteit kloppen, maar ze zijn dan ook bedoeld om de fantasie te prikkelen. Via Pauline Heinsius, Eykmans vrouw, kwam hij in 1973 in contact met de Rooie Vrouwen van de PvdA, die hem vroegen verhalen voor het onderwijs te schrijven over onder andere het rolgedrag van jongens en meisjes. Zij drongen er op aan geen ingewikkelde parabelachtige verhalen te schrijven, maar dagelijkse situaties met veel mogelijkheden voor identificatie. Uit die opdracht is De Gorterbuurt ontstaan, korte verhalen waarin allerlei thema's, zoals woon- en werksituatie, spelen en verkeer in de wijk, rolpatronen en sexualiteit, onderwijs en ouderparticipatie, gastarbeiders en staken, huishoudgeld en verdienen, ruzie en vriendschap, aangereikt worden. Opzettelijk worden deze thema's niet uitgewerkt omdat de verhalen bedoeld zijn om in het onderwijs als discussiemateriaal gebruikt te worden bij themalessen of kleine projecten. Opnieuw spelen gewone kinderen uit een herkenbare buurtsituatie de hoofdrol die ontdekken dat het mogelijk is, als je maar wil, om in verschillende situaties verandering te brengen. In een artikel in Uitleg, het blad van het ministerie van Onderwijs, zegt een van de Rooie Vrouwen, Marijke Wutrich over het gebruik van de verhalen in de klas: De school is autonoom in de keuze van lesmateriaal. Wij trachten nu door middel van oudercommissies de aandacht te vestigen op De Gorterbuurt. Het is goed materiaal waarop voortgebouwd kan worden en waarin alle elementen van het onderwijs terug te vinden zijn. Denken we hierbij aan taal (verslag maken), rekenen (berekenen van bijvoorbeeld het aantal voor- en tegenstanders van de actie), aardrijkskunde (planologie), geschiedenis (historische groei van De Gorterbuurt en wijdere omgeving), tekenen (schetsen van oversteekplaats of trapveldje), gymnastiek (eveneens geënt op situaties uit de boekjes) en handenarbeid (het maken van maquettes e.d.).Ga naar eind13. Bepaalde rechtse delen van het christelijk onderwijs reageerden afwijzend op De Gorterbuurt, met name het Nederlands Dagblad schreef een furieus stuk tegen Karel Eykman. En passant werd hem verweten een afvallige te zijn, een dominee die in de zondige realiteit en de normloosheid is verdwaald omdat hij zich niet ondergeschikt maakt aan de normen van het Woord van God. Het artikel krijgt hilarische allure wanneer men in een citaat het woord godsamme, dat Eykman gebruikt als voorbeeld van een onschuldige krachtterm die kinderen veel gebruiken, vervangt door: (kernachtige vloek, red). Want hoe was het ook al weer? Wat (...) te noteren valt, is dat de minister het project Rooie Vrouwen-Eykman-Sjaloom blijkbaar belangrijk genoeg heeft geacht om het door middel van een publicatie in Uitleg onder de aandacht van het hele onderwijsveld te brengen. Meneer van Kemenades befaamde leuze: ‘Meer mensen mondig maken’, krijgt opeens een extra dimensie: ‘meer mensen vuilbekken maken’. (...) Zeker als dominee kan hij (Karel Eykman dus, pvdh) weten dat de zondige werkelijkheid van deze wereld vervangen is door een hogere geheel nieuwe werkelijkheid: nl. dat Jesus Christus de zonde heeft overwonnen en Heer is van deze wereld. Dat zal kinderen in leesboekjes duidelijk gemaakt moeten worden.Ga naar eind14. Karel Eykman: Ja, er zijn zelfs kamervragen naar aanleiding van die publicatie in Uitleg gesteld, voortkomend uit de angst dat De Gorterbuurt, geschreven door iemand met socialistische principes, een verderfelijke invloed zal uitoefenen binnen het onderwijs. Protesten dus, waarbij het woord indoctrinatie ettelijke keren werd genoemd. Maar er wordt gemakshalve vergeten dat de christelijke indoctrinatie zonder enige moeite plaatsvindt. Als ik op scholen kom, dan beginnen ze er vaak over, en dan vraag ik: wijs dan eens aan waar er precies geïndoctrineerd wordt? Waar staat dat dan? Maar je ziet ze om de brei heen zwemmen en uiteindelijk blijkt dat ze de kleine lettertjes bedoelen ergens vooraan in de eerste druk, waar gezegd wordt dat de tekst geschreven is in opdracht van de Rooie Vrouwen. Blijkbaar mag je een dergelijk prima initiatief niet vermelden, want dan is het indoctrinatie, da's toch te gek! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kan ik uit m'n vel springen. Geen woord over de aardrijkskunde en geschiedenisboekjes en hoe díe indoctrineren, maar wel al volop bepalen wat kinderen moeten begrijpen en wat ze leuk moeten vinden. Achttien, negentien jaar, en al helemaal schoolmeesters. Via de taal wordt kinderen een hoop geleerd van wat wel en niet mag. En het gaat eigenlijk niet om een woord als godsamme maar meer over de eng-pedagogische achtergrond van een verbod daarvan; waarden en normen, oordelen en gedragingen worden op die manier bijna onmerkbaar aangeleerd. Maar dat hoort zo, dat heeft niets met indoctrinatie te maken, dat is opvoeden. Ouders: Kind toch wat een taal, Dat is de tekst van een liedje dat Karel Eykman schreef voor Kind toch, wat een taal! een in opdracht van de CPNB voor de kinderboekenweek van 1976 geschreven kindercabaret, dat uitgevoerd werd door de groep Potvoordrie. Onderdrukking van de taalcreativiteit van kinderen door volwassenen was één van de onderwerpen die in dit cabaret aan de orde werden gesteld. Het schrijverscollectief maakte in datzelfde jaar ook het kinderboekenweekgeschenk Het verdwenen plakboek waarin op een schitterende wijze met allerlei taalvormen wordt gespeeld. Alle mogelijke taal- en tekensystemen over de hele wereld - van de gebarentaal van de Indianen (Karels aandeel in het boek) tot de internationale morse code - zijn in het verhaal verweven. Het meisje Koos raakt het plakboek van de meester kwijt en gaat op zoek om het terug te vinden. Vooral de vormgeving van het boek, waarvoor Fiel van der Veen verantwoordelijk is, springt door een aanstekelijk knip-en-plak-werk erg op de voorgrond. Het is trouwens een boek dat tussen de regels door nog een hoop informatie doorgeeft en daardoor uitstekend geschikt is voor gebruik in het onderwijs. Dat geldt zeker voor de uitgave 100 jaar geleden, opnieuw door het schrijverscollectief in samenwerking met Fiel van der Veen, in mei 1979 als boek van de maand verschenen. Het is een gedramatiseerde documentaire over de werkelijkheid van de periode van 1860 tot 1870, vertelt aan de hand van de lotgevallen van Claartje Haas, dochter van een Friese Veenarbeider, die achtereenvolgens in Heerenveen, in de arbeidersbuurt De Krim in Enschede, als hulpje aan boord van een beurtschipper en in de kelderwoning van de Amsterdamse Jan Hamer van alles meemaakt zodat kinderen van nu inzicht krijgen in de leefomstandigheden van kinderen van toen. Het laat de armoede zien in de plaggenhutten van Friesland, de uitbuiting in de Twentse textielfabrieken en de tegenstelling tussen rijk en arm in Amsterdam; het geeft inzicht in de relatie tussen onderwijs en armoede, rijkdom en macht, arbeid en verzet, en wat vooral zo belangrijk is: de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
persoon van Claartje is het levendige middelpunt van spannende, informatieve en treurige gebeurtenissen waardoor de historische gegevens ongemerkt tot de verbeelding gaan spreken. Het boek is een literaire en historische verbeelding van een periode die in de traditionele geschiedenisboeken op de basisschool òf wordt verzwegen òf zwaar wordt onderbelicht, maar die heel wezenlijk is omdat daarin een klassebewust proletariaat ontstaat.Ga naar eind15. Omslag: Bert Bouman
Karel Eykman: Iedereen van het collectief heeft vanuit zichzelf enorm veel ingebracht voor dit boek, daarom is het ook zo'n rijk boek geworden omdat er allerlei elementen inzitten waar je op je eentje niet aan toegekomen zou zijn. Zo heeft bijvoorbeeld Fetze Pijlman gezorgd voor de stukken die in Friesland spelen, de flash-backs die hier en daar terugkomen; Willem Wilmink heeft het Twentse gedeelte voor zijn rekening genomen en het leven in een rijke grachtenhuisfamilie is van mij omdat ik de sfeer van huis uit ken. Willem Wilmink heeft de eindredaktie gedaan en er voor gezorgd dat je nergens meer de lassen ziet tussen de verschillende stukken. Het is een boek, kun je zeggen, in de Brechtiaanse traditie: meer aandacht voor de omgeving dan voor de psychologische uitdieping van de persoon. Hoewel het wel vanuit het point-of-view van Claartje is geschreven en de wereld wordt getoond zoals zij die ziet. Ik vind het, ondanks het feit dat je er best kritiek op kunt hebben, een prachtig boek, waarvan de voordelen, namelijk de rijkdom aan gegevens die op die manier bij elkaar zijn gezet, opweegt tegen het nadeel dat het misschien wat brokkelig is en het de emotionele kant van Claartje wat aan de buitenkant laat. We hopen erg dat het als leer-leesboek in het onderwijs gebruikt zal worden. Illustratie: Bert Bouman
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De blauw geruite kielSinds enkele jaren maakt Karel Eykman, samen met Aukje Holtrop, De Blauw Geruite Kiel, de inmiddels wijd en zijd bekende kinderkrant van Vrij Nederland elke week opgenomen aan het eind van de bijlage. Het is een opmerkelijke krant die sterk afwijkt van wat gemiddeld aan kinderrubrieken in dag- en weekbladen verschijnt. De opvattingen van het schrijverscollectief in het algemeen en Eykman in het bijzonder voor wat betreft het schrijven voor kinderen en de relatie tussen de wereld van de volwassenen en die van de kinderen, expliciteren zich de laatste tijd steeds duidelijker in de kolommen van deze wekelijkse krant. In die zin is De Blauw Geruite Kiel te beschouwen als een voortzetting van een ontwikkeling die van De Stratemaker-op-zee-show naar de J.J. de Bom-show loopt; met name in het laatste jaar is het informatieve karakter van de kinderkrant sterker geworden - zonder dat dit afbreuk heeft gedaan aan het belletristische gedeelte ervan - worden kinderen directer aangesproken door beantwoording van brieven en is het aantal rubrieken uitgebreid. De Blauw Geruite Kiel is een volwassen krant, een wekelijks | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijdschrift dat wel heel ver af staat van de kneuterigheid van Piepschuim (De Volkskrant) of Achterwerk (VPRO-gids), kinderhoekjes waar het jonge volkje zich te buiten mag gaan aan ingezonden raadsels, moppen, oproepen, besprekingen en briefjes onder het toeziend oog van een hoogst verantwoordelijke redactrice die voor deze wekelijkse gelegenheid gepromoveerd is tot kinderjuf. Met andere woorden: het meerendeel van de kinderhoekjes in allerlei kranten - met uitzondering misschien van De Kleine Krant van Trouw en De Kinderkrant van Het Algemeen Dagblad, die af en toe heel zinnige afleveringen hebben - ademt de sfeer van de geïsoleerde speeltuin waar kinderen zich naar hartelust mogen uiten, maar waar zich de volwassenen niet laten zien. Waarschijnlijk vanuit het tamelijk valse idee dat kinderen vooral zichzelf moeten zijn en zich vrijelijk moeten kunnen ontplooien zonder welke dwang dan ook, maar ook wel omdat het gewoon het makkelijkste is, worden ze op die manier naar een uithoek van de actualiteit gedrongen. De kinderwereld en die van de ouderen is strak gescheiden. Zoals er vroeger nog een aparte vrouw-en-kind-pagina was, zo is nu de kinderrubriek nog altijd een uiting van hoe ouderen tegen kinderen aankijken: de beschermende arm van de pedagoog, het opkomen voor het kind door het te willen afzonderen van de boze wereld. Maar ondertussen wordt wel vergeten dat de werkelijkheid anders is. Op het gebied van de kindertijdschriften in Nederland is misschien alleen het blad Kris-Kras (1954-1966) te vergelijken met De Blauw Geruite Kiel, maar dan waar het gaat om het serieus nemen van kinderen. Kris-Kras was een enigszins elitair en literair blad waar geen politieke en sociale actualiteit in te bekennen was en dat is het grote verschil met De Blauw Geruite Kiel. Maar het heeft van het begin tot het eind volgestaan met werk van volwassenen, jonge auteurs die de basis hebben gelegd voor de huidige jeugdliteratuur, en die door middel van hun werk met kinderen in gesprek wilden komen. De Blauw Geruite Kiel zet die traditie, aangepast aan deze tijd, op een voortreffelijke manier voort. Karel Eykman: We hebben voordat we met De Blauw Geruite Kiel begonnen uitgebreide discussies in de redactie gevoerd over wat we met de krant wilden. Het komt erop neer dat we kinderen deelgenoot willen maken van wat ons bezighoudt in deze wereld, en daarbij gaan we ervan uit dat dat wezenlijk geen andere wereld is dan die waarin kinderen leven. Hen betrekken bij wat er om je heen gebeurt, dat is een belangrijk uitgangspunt, in ieder geval niet doen alsof ze daar nog niet aan toe hoeven zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een onoverzichtelijke emotionele bedreiging is, die als een verlammend spookbeeld over hen heen hangt, is het belangrijk dat je opiniërend bezig bent, ze handvaten geeft waarmee ze overeind kunnen blijven. Dat is ook wat socialistische opvoeding zou moeten zijn; kinderen niet het beginselprogramma van een of andere linkse partij uit het hoofd laten leren, maar ze critisch inzicht leren ontwikkelen zodat ze weten wat er aan de hand is, en op basis daarvan zelf beslissingen kunnen nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beknopte bibliografie Karel Eykman (geb. 1936)Voor volwassenen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor kinderen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Werk voor theater en televisie:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met anderen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boeken met anderen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Werk op grammofoonplaten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enkele artikelen van Karel Eykman:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enkele artikelen over Karel Eykman:
|
|