Poëzie laat niets gebeuren
Rutger Kopland
‘Poetry makes nothing happens’, zegt Auden. Poëzie beschrijft geen gebeurtenissen, bewegingen, veranderingen, zij beschrijft wat niet verandert, beweegt, gebeurt, d.w.z. het scenario. Zij portretteert geen ‘werkelijkheid’, zij laat zien dat er geen ‘werkelijkheid’ is, dat er alleen maar gezichtspunten zijn. Het zou een misverstand zijn te denken dat poëzie daarom individualistisch en subjectief zou zijn. Dat is een conclusie die berust op de onuitgesproken veronderstelling dat de werkelijkheid buiten ons om objectief is, een onjuiste veronderstelling. Objectiviteit is een begrip dat uitsluitend op mensen van toepassing is. We kennen de werkelijkheid uitsluitend via onze gezichtspunten en hoe meer wij onze gezichtspunten met anderen kunnen delen, hoe objectiever wij ons ten opzichte van de werkelijkheid kunnen opstellen.
Ook poëzie is een objectiverende beschrijving van de werkelijkheid. Zij beschrijft geen toevallige, éénmalige gebeurtenissen, maar verschaft gezichtspunten van waaruit die gebeurtenissen worden bekeken. Zij is dus niet individueel, maar algemeen, niet subjectief, maar objectief. De conclusie dat poëzie daarom dor, onpersoonlijk, ‘gewoon’ zou zijn, berust eveneens op een misvatting. Helaas worden veel gedichten vanuit dit misverstand gemaakt. Het is in de poëzie helaas gewoon, dat de dichter zijn eigen visie niet voor een persoonlijke, maar voor de enige mogelijke verslijt. Poëzie die van deze laatste veronderstelling uitgaat is met recht dor, onpersoonlijk en zeer vervelend.
Het boek Verplaatste Tafels van K. Schippers (Barbarberboek, 1969) ontleent zijn kracht voor mij aan de intelligentie en de humor waarmee de essentie van wat ik tot nu toe heb beweerd, wordt verbeeld. Neem bv. de volgende tekst uit ‘Een nacht in Casablanca’:
De werkelijkheid niet intensiveren, maar verijlen, wegmaken.
De anekdotische situatie, een nacht in Casablanca, zou voor vele dichters een uitnodiging zijn voor de beschrijving van een buitengewone, unieke, prachtgebeurtenis. Schippers echter neemt de uitnodiging niet aan, maar hij laat een advies volgen, een kookboekrecept haast: in dit soort gevallen dient de dichter niets te beschrijven. De lezer moet aan zijn lot worden overgelaten, aan zijn eigen gezichtspunt, hij ziet maar, de dichter zal zijn persoonlijke werkelijkheid daar niet tussen schuiven. De lezer zou het eens voor ‘de werkelijkheid’ kunnen gaan aanzien.
Want wat is de werkelijkheid? Voor de schrijver en de lezer in eerste instantie alleen dat wat opgeschreven is, tekst. De tekst verwijst naar de werkelijkheid van alle dag, maar deze wordt uitsluitend en alleen opgeroepen via die tekst. Welke werkelijkheid wordt opgeroepen, wordt niet alleen door de schrijver van de tekst bepaald, maar ook door de lezer, die immers zijn eigen persoonlijke associaties, gevoeligheden en ongevoeligheden, heldere visies en blinde vlekken heeft. Het heeft geen zin om deze via een tekst opgeroepen werkelijkheid af te doen met de kwalifikatie schijn-werkelijkheid. Immers, alles wat wij als werkelijk om ons heen ervaren is op die manier als schijn te bestempelen. We selecteren, maar we weten niet waaruit. We kennen alleen onze selectie en waarom zou deze onwerkelijker zijn dan datgene wat we niet ervaren. Ook een tekst biedt ons een selectie, een geïsoleerd segment uit alles wat wij als werkelijkheid kunnen ervaren. Wat een tekst ons laat zien, lezers zowel als schrijvers, is de onvrijheid in onze selectie.
Schippers presenteert ons erg ‘gewone’ teksten. Zijn teksten maken dezelfde indruk van gewoonheid als de teksten die b.v. taal-analytici als voorbeelden gebruiken in wetenschappelijke verhandelingen over grammaticale categorieën. Ook Schippers presenteert voorbeelden van gewone teksten. Hij demonstreert geen werkelijkheid, hij demonstreert de demonstratie van werkelijkheid, de toevallige inhoud van het gedemonstreerde is van geen belang. De toon van zijn teksten is die van de man die die teksten niet gemaakt heeft, maar ze gevonden heeft en er zich over verbaast. Hij pakt er een voorbeeld uit, niet om wat die tekst beschrijft, maar om te laten zien welk gezichtspunt hij vertegenwoordigt. Zijn toon is: ‘neem bv. een tekst als: Een doos op tafel’. Gewoner kan het niet zou je zeggen, maar de selectie en de isolatie op een grote witte bladzijde geeft tevens het karakter van ‘ongewoonheid’, van nadrukkelijkheid. Hoezeer zo'n tekst ook de indruk maakt van toevallig en verwisselbaar te zijn, zijn isolement haalt hem tevens uit de sfeer van toeval en legt hem zo vast, dat hij niet verwisselbaar wordt. Laat ik het hele gedicht, of de hele tekst, nu citeren:
Doos in vijf verschillende standen op tafel voor Bob Langestraat