Engelse kroniek
James Brockway
Tussen alles wat binnenkwam: een nieuwe roman van Paul Bailey, zijn vijfde, en een vernieuwde van Beryl Bainbridge, want de laatste heeft een van de twee romans van haar, die verschenen voordat ze met de uitgave van Harriet Said... en The Dressmaker beroemd werd, herschreven en de nieuwe versie onder de oude titel Another Part of the Wood is thans bij Duckworth verschenen en in de boekwinkels te verkrijgen. Duckworth was de uitgeverij die de kracht van Harriet Said... heeft ingezien, nadat deze roman jarenlang in een kast had gelegen: andere uitgevers hadden het boek namelijk steeds geweigerd, in één geval omdat het onderwerp zo ‘naar’ was. Maar in de jaren zeventig was de smaak veranderd en Harriet Said... sloeg in.
Bailey's nieuwe roman Old Soldiers is zijn eerste sinds zijn vertrek een paar jaar geleden naar Amerika, waar hij onder andere aan de universiteit van Idaho gedoceerde... om het geld. Weinig jongere auteurs hebben zoveel éclat gemaakt of van zoveel prestige genoten - zelfs Ian McEwan niet - als Bailey, die in 1967 met At the Jerusalem debuteerde. Kort daarna zag men zijn naam regelmatig in de literaire tijdschriften verschijnen en hij recenseerde ook regelmatig voor grote bladen als The Observer. De literaire prijzen stapelden zich op. Als een nieuwe prijs werd ingesteld, dan kon men met zekerheid stellen, dat die prijs binnen korte tijd aan Bailey zou worden toegekend. Zijn eerste vier romans, waarin hij zich liet zien als een auteur die heel veel in heel weinig woorden kon zeggen, kregen, als ik het goed heb, nooit anders dan lof. Iedere kritikus leek er vast van overtuigd, dat Baileys schrijven uitmuntend was. En toch schreef hij mij kort voor zijn vertrek naar Amerika dat hij, na het succes van vier romans en vele artikelen in de bekendste en voornaamste Engelse bladen, opgescheept zat met een schuld aan zijn bank en een huis dat met een flinke hypotheek belast was. Waarvoor al die inspanning toch?
Dat zijn romans hem niet van een groot inkomen voorzien hebben, verbaast mij niet. Hij lijkt mij, hoe populair hij onder de kritici ook mag zijn, een auteur voor de fijnproever. Bovendien zijn zijn onderwerpen van een vrij sombere, grimmige aard. De oppervlakkige lezer zou ze misschien zelfs deprimerend noemen. In At the Jerusalem registreerde Bailey bijvoorbeeld de ondergang van een intelligente oude dame in een bejaardentehuis met een trefzekerheid, vooral waar het de dialogen onder de oude vrouwen en de taal van de verpleegsters betreft, die doet vermoeden, dat de auteur wekenlang bezig is geweest, allerlei gesprekken in een bejaardentehuis met een bandrecorder op te nemen. Het lukte hem eveneens aan dit verhaal over een oude dame een element van echte, universeel geldende tragedie te verlenen. De vrouw wordt een symbool van de intelligentie, die in een eenzame strijd tegen de domheid en het onbegrip van de massa ten onder gaat.
In zijn tweede roman, Trespasses, naar mijn smaak zijn beste tot dusver, maakt hij gebruik van een mozaikconstructie, waarbij kleine notities van een jonge man, die in een zenuwinrichting zit, geleidelijk aan tot een beeld van zijn psychische toestand en ook tot het verhaal van zijn leven uitgroeien: hij is met een jonge vrouw getrouwd die, als zij ontdekt dat hij haar eigenlijk niet nodig heeft en nooit met haar had moeten trouwen, zelfmoord pleegt.
Vooral in deze roman toont Bailey zich een formidabel begaafde technicus van het woord, terwijl het verhaal, waarin alles slechts langzaam aan het licht komt en voor de lezer duidelijk wordt, dezelfde aangrijpende kracht heeft als in zijn eersteling merkbaar was. Zijn derde roman, A Distant Likeness, was aanmerkelijk korter dan de eerste, nooit breedsprakige twee. In dit boek over een detective die steeds meer op zijn prooi begint te lijken, is de techniek zo weinig mogelijk woorden te gebruiken zo streng toegepast, dat de roman hier en daar kryptisch wordt. Sommige passages bestaan uit slechts een of twee woorden. Toch passen al deze kleine stukken in elkaar. Hier echter is mijn bezwaar dat Bailey het lezen voor de lezer te moeilijk heeft gemaakt. Dit is niet het geval met zijn vierde, wat langere roman (191 bladzijden), Peter Smart's Confessions, waarin Bailey enkele pittoreske en eksentrieke figuren schept (trouwens lang niet afwezig in zijn eerder werk) op een wijze en met een verve en komische kracht die aan Charles Dickens doen denken. Wij volgen het verhaal van Peter Smart's kinderjaren en leren de heer F. Leonard Cottie, arts en werkgever van zijn moeder, een huishoudster, kennen. Dit vreemde heerschap schrijft onleesbare boeken die als deurstoppen dienst doen en maakt als regel zijn huishoudsters tot zijn maitresses. Peter wordt later een derde- of vierderangs toneelspeler (Bailey is zelf als toneelspeler begonnen) en de auteur trakteert ons dan op enkele scenes uit de toneelwereld (of onderwereld) die bijna barok in hun detaillering aandoen en heel humoristisch zijn.
Een grimmig element vinden we echter steeds in zijn boeken terug en Peter, zoals wij in een uiterst lakoniek ‘Afterword’, dat geschreven werd door een medeacteur, lezen, sterft aan kanker, luisterend naar de woorden van de achttiende eeuwse dichter, Cowper, die ‘seeing yellow leaves falling from the willows, rejects the idea of a short earthly continuance; rejects, too, the notions of heaven and hell,