II.
Dit laatste nu is niet verbazingwekkend wanneer men Döblins koncept van de Joodse vernieuwing in het kader van zijn gehele denken in de jaren twintig -dertig bekijkt. Er blijkt dan namelijk dat zijn houding in de Joodse kwestie slechts één konkretisatie van een veel omvattender utopisch beeld van de mens bij Döblin was, dat zijn gedachten over de mogelijkheid van een socialistische staat in Duitsland, de Poolse staat van 1924, over de moderne natuurwetenschappen, de Europeese verlichting maar ook zijn poetologische overwegingen en b.v. het ontwikkelingsverloop van zijn beroemdste romanfiguur, Franz Biberkopf uit ‘Berlin Alexanderplatz’ op exakt dezelfde manier dialektisch gestruktureerd zijn. Een paar voorbeelden hiervan:
Vlak na de Eerste Wereldoorlog, onder invloed van het oorlogsgebeuren zelf en de geschriften van Karl Marx en Ferdinand Lassalle, toonde Döblin grote affiniteit tot het socialisme. Dit kwam, hoewel hij nooit lid van de USPD of later van de SPD of KPD geweest schijnt te zijn, tot uitdrukking in zijn praktisch engagement als arts tijdens stakingsakties en in nachtasyls en publicistisch in zijn o.a. onder het pseudoniem Linke Poot in de ‘Neue Rundschau’ van Samuel Fischer verschenen strijdbare politieke essays. Hier riep hij de intellektuelen b.v. toe: ‘Freunde der Republik und Freiheit. Herüber nach links. An die Seite der Arbeiterschaft’. Maar het ging Döblin reeds hier niet zo zeer om de verwezenlijking van een socialistische staat in politieke zin, doch om zijn idee van een radikale, anarchistische demokratie waarvoor hem het radenmodel uit de revolutietijd van 1918/19 het meest deugdelijke vehikel leek te zijn. Toen hij echter ontdekte dat de socialistische beweging in Duitsland evenals in de Sovjetunie begon te verstarren in de burokratie van de partijbonzen, dat de ‘Klassenkampf’ de cirkel van de burgerlijke kategorieën van oorlog, geweld, onderdrukking niet wist te doorbreken, dat het uiterste wat men kon verwachten een puur economisch socialisme zou zijn waarbinnen de positie van de geestelijke mens onbezet zou blijven, toen staakte hij wel de politieke strijd maar bleef trouw aan zijn koncept van de geestelijke bestemming van de mens.
Analoog verliep de ontwikkeling van zijn oordeel over de jonge Poolse staat die hij in het najaar van 1924 op uitnodiging van de Berlijnse ‘Vossische Zeitung’ bezocht. Met grote bewondering zag Döblin in het begin van zijn reis, die hij in het 1926 uitgekomen