van Drieu te weten valt. Aan het boek hebben zij drie jaar gewerkt, maar zij houden zich al meer dan dertig jaar met de figuur bezig en hebben al die tijd opsporingen verricht. Elk feit, het kleinste détail, is nagegaan en verantwoord en het resultaat is ondanks alle voorgaande publikaties over Drieu toch verrassend nieuw, niet zozeer, zoals ze zelf opmerken, omdat ze met een nieuwe interpretatie-theorie zouden komen aandragen, als wel omdat door de verzameling en de ordening van zoveel materiaal een belichting mogelijk werd die zowel het leven als het werk in een zo juist mogelijk perspectief plaatst. In die zin is het zeker op dit moment het kapitale werk over Drieu, dat overigens andere studies niet zal beletten (er zijn er alweer een paar aangekondigd) en evenmin zal kunnen voorkomen dat deze meest volledige synthese te zijner tijd zal worden betwist. Maar daarvan leeft de literatuurstudie nu eenmaal.
In ons land is er tot voor kort nooit enige belangstelling voor de schrijver geweest, terwijl van verschillende generatiegenoten van hem, zoals Malraux en de Montherlant, toch wel boeken zijn vertaald. Of de oorzaak daarvan in de politiek moet worden gezocht lijkt mij zeer de vraag. Tenslotte is Céline wél vertaald en diens houding tijdens de nazi-periode is zeker niet méér verklaarbaar dan die van Drieu, zijn antisemitisme veel virulenter. Van de andere kant is ook een groot talent als Aragon nooit vertaald, maar dat komt dan misschien omdat hij een fervent communist is, al was hij in de oorlog dan ‘goed’ (nadien was hij overtuigd Stalinist). En hoe het zij: van geen van deze schrijvers hebben àl hun boeken met hun politiek engagement te maken.
Voor Drieu is er nu misschien een einde aan dit ‘vagevuur’ gekomen. Onlangs verscheen een vertaling van zijn allereerste roman, L'homme couvert de femmes, uit 1925, vertaald onder de mij niet erg aansprekende titel Aan elke vinger een vrouw, wat maar een deel - en het oppervlakkigste deel - van de zin van het oorspronkelijke weergeeft. Ook de vertaling zelf, van Anton van der Niet, heeft iets stroefs dat niet overeenstemt met het wel wat abrupte Frans dat Drieu in deze eerste roman (maar zijn zesde boek) schreef. Het is ook zeker niet zijn beste roman, maar wel een zeer typerend boek dat belangrijke sleutels tot zijn persoonlijkheid geeft.
De centrale figuur Gille is zonder twijfel een zelfportret van de auteur (maar wel een verbeelding dus) die een veel dieper, veel uitgewerkter en veel representatiever personage ontwierp in de roman die hij in 1939 publiceerde en die ditmaal Gilles heette. In L'homme couvert de femmes is Gille een jongeman, uitgenodigd op een buiten door Finette, de zuster van een vriend van hem. Zij is een nog jeugdige weduwe van heel vrije opvattingen. Gille die van vrouwen houdt voelt wel iets voor een verhouding met haar, maar begint eerst een spel met haar vriendinnen. Het is het typisch sophisticated milieu van na de eerste wereldoorlog, waarin sex, drank, provocerende moraal, vooral in de beter gesitueerde kringen ‘de bon ton’ waren. Maar die sfeer wekt zijn weerzin op door haar burgerlijkheid. Hij gaat weg naar Parijs, waar hij een aantal bordelen bezoekt, komt weer terug en gaat op de avances van Finette in, met gering sexueel succes. De geobsedeerdheid door de impotentie, die Drieu vaak heeft belaagd, toont zich hier voor de eerste maal. Maar het is een incident en voor Finette speelt het geen rol in hun relatie, want zij wordt verliefd op hem. Gille biedt opnieuw verzet als een oude liefde van hem, Jacqueline, ten tonele verschijnt, maar tenslotte wordt hij toch de minnaar van Finette. Niet voor lang. Hij blijft opstandig tegen een verhouding die hem steriel lijkt, maar die hem veel stof biedt tot nadenken over de liefde, de vrouw, de problemen van de sexe en tenslotte vertrekt hij voorgoed.
Drieu schildert in zijn eerste roman een nogal paradoxale don Juan die door de erotiek niet wordt bevredigd en er zich over beklaagt niet een vrouw te vinden met wie hij een gezin zou kunnen stichten. Hij droomt van een onmogelijke zuiverheid, maar leeft in de werkelijkheid van het bordeel, die romantiek van dichters die een onbereikbare droom najagen.
De vertaling bevat een nawoord van Martin Ros, die een korte schets is van de figuur en de positie van Drieu in de Franse literatuur en de contemporaine geschiedenis en er weliswaar blijk van geeft goed te zijn gedocumenteerd, maar het nadeel heeft met sterke contrasten en grote woorden te werken, waardoor het beeld te ongenuanceerd overkomt.
Dominique Desanti: Drieu la Rochelle ou le séducteur mystifié. Flammarion, 466 blz., Ffrs. 58,--.
Pierre Andreu/Frédéric Grover: Drieu la Rochelle. Hachette, 590 blz., Ffrs. 80,--.
Drieu la Rochelle, Aan elke vinger een vrouw. Arbeiderspers, Amsterdam, 184 blz., f. 23,50.