Brieven & Commentaren
Ik heb met veel genoegen en belangstelling het interview met Céline en de artikelen over hem, welke in BZZLLETIN 70 stonden, gelezen. Maar er is me één passage in het verkeerde keelgat geschoten.
Het gaat om wat Van Zoest in zijn artikel ‘Céline en het menselijk tekort’ op bladzijde 32 in de tweede kolom schrijft: ‘De Voyage biedt een (pessimistische) visie op het menselijk bestaan’ en ‘Hoe komt een mens, een schrijver, tot zo'n pessimistische visie? Door scherp waar te nemen en verbeeldingskracht’. Iets verder: ‘Een optimist is iemand die niet goed oplet’. Wat staat daar nu eigenlijk? Er staat: Een optimist let niet goed op, een pessimist wel. Er wordt bedoeld: Een pessimistische visie op de wereld is de enige echte, de enige reële visie, want die is verkregen door scherp op te letten. De optimistische visie kan nooit waar zijn, want die is niet verkregen door goed op te letten. Met andere woorden: Van Zoest zegt eigenlijk, dat de Voyage DE visie op het menselijk bestaan geeft, terwijl hij nu juist begon met te zeggen, dat de Voyage EEN visie op het menselijk bestaan geeft. Hier is dus iets niet in de haak. Is Van Zoest er zo een, die niet rond voor zijn mening uit durft komen? Je zou het haast gaan denken, want waarom haalt hij anders ook W.F. Hermans - toch bepaald geen helder analyticus - nog eens uit de kast om via zijn mond te zeggen dat een optimist iemand is die niet goed oplet? Het is in ieder geval een kromme redenering, die niets wezenlijks zegt, behalve dat Céline een pessimist was. Hierin schuilt een andere onzorgvuldigheid, want de vraag: ‘Hoe komt een mens, een schrijver, tot zo'n pessimistische visie op het menselijk bestaan’, impliceert dat Van Zoest het hier heeft over de schrijver, over Céline dus. En dat terwijl hij verder in de passage alleen voorbeelden aanhaalt van Bardamu's visie. Natuurlijk, ik weet ook wel, dat het moeilijk is om Bardamu en Céline van elkaar te scheiden. Toch is het onzorgvuldig en voorbarig om dit zonder opgaaf van redenen niet te doen.
Het bovenstaande was de oorzaak van mijn verontwaardiging. Ook heb ik moeite met de opmerking ‘Een optimist is iemand die niet goed oplet’ an sich. Met de simplificatie, die de optimist-pessimist verdeling is, bracht Van Zoest ook nog wat verharder in de cement aan, zodat ik nu goed ziek ben.
Van Zoest zal zelf toch ook wel begrijpen, dat die opmerking geen hout snijdt en zeer ongenuanceerd is. En het is deze opmerking geweest, die mij er toe heeft doen besluiten om deze brief te schrijven. Omdat ik - evenals Spinoza bijvoorbeeld - er niet van overtuigd ben, dat iemand die zijn ogen en oren openhoudt met de bedoeling de waarheid achter de dingen te leren zien, gedoemd is tot pessimisme. Ondanks dat ben ik een groot liefhebber van Céline en zeker van De Reis.
Met de vriendelijke groeten,
Kees Tukker