Bzzlletin. Jaargang 8
(1979-1980)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
De gang van Wiel Kusters
| |
2.Wiel Kusters, afkomstig uit Limburg, debuteerde vorig jaar met de bundel Een oor aan de grond. Dit najaar volgde een kleine, nieuwe bundel De gang. De motto voor zijn debuut is ontleend aan Kouwenaar: zijn handen zaten nog vast, mijn hemel, op
de witte bladzij lag een zwarte bladzij
Het verleden wordt als uitgangspunt genomen voor gedichten waarin de nadruk ligt op de poëtische arbeid zelf, taal als constructiemiddel. Het verleden wordt voor Wiel Kusters hoofdzakelijk bepaald door de activiteiten van zijn vader die mijnwerker was. Zijn bundels zijn dan óók op te vatten als een poëtische uitwerking van een thema dat voorkomt in belangrijke, dit najaar verschenen romans, De Aansprekers van Maarten 't Hart, De Nietsnut van Frans Kellendonk en De doodshoofdvlinder van Jan Wolkers. Het karakter van de arbeid van de vader wordt in de eerste afdeling van Kusters' debuut aangegeven: het gaat om een ondergrondse, ongezonde strijd tegen de dood die al bij voorbaat verloren lijkt: silicose wuifde de pneuma-
tische hamer hem toe
(pg. 11) zat ook bij windstil weer
zwart in de hoeken
van zijn ogen
(pg. 15)
De relatie met de vader wordt voor de dichter geheel door die arbeid overheerst, meestal ziet hij hem alleen nog bij het vertrek voor zijn nachtelijke arbeid in bed: geen treffender beeld
voor de komende slaap
wanneer ik in bed
mijn vader groette
voor hij de deur sloot
(pg. 12)
Nog sterker dan de deur in dit gedicht werkt de aarde als scheidslijn tussen vader en zoon, de vervreemding is hier niet het produkt van een generatieconflict, maar een verticale gescheidenheid. Wat kan de zoon anders doen dan luisteren, als hij zijn vader niet kan zien?: | |
[pagina 75]
| |
op straat
legde ik vaak
een oor aan de grond
bewoog daar beneden
een vader of een zoon?
(pg. 17)
De poëzie zoals Wiel Kusters die schrijft moet het hebben van krachtige metaforen, woordverschuivingen, het leggen van accenten die op verschillende manieren en niveaus kunnen worden geïnterpreteerd. Dat vereist van de dichter een grote zorgvuldigheid, die Kusters bijna altijd betracht, al ontkomt hij op sommige plaatsen niet aan het euvel een volkomen helder beeld nog eens (en dan bij voorkeur zoals deze mededeling tussen sluittekens) te willen expliceren. Als er staat: ‘deze bundel licht op zijn hoofd’ en de volgende regel bevat alleen de toevoeging ‘potent van elektriciteit’ dan is het volstrekt duidelijk dat het hier om een fallussymbool gaat. Kusters voegt aan de karakteristieke, sterke en ook indrukwekkende regels dan nog een voor mij nodeloze mededeling toe: (zocht ik het niet te ver,
ik stak dit licht hier
als een fallus op)
(pg. 13)
De tweede afdeling Onwennige stappen op het land staat voor het afstand nemen van de aarde en dus van de vader, extra scherp aangekondigd door een wachterlied, van oorsprong een liefdesgedicht dat uitmondt in de mededeling dat de zoon zelf vader is geworden: al past een kind
haar huid
(pg. 22)
Maar wat er ook plaatsvindt, de kracht van het verleden is zo sterk dat het om niet meer dan marginale verschuivingen gaat: als die wijngaardslak
althans de tijd verlegt
(pg. 25)
Zekerheid werkt voor Wiel Kusters irriterend: (...) van twijfel geen spoor
gedicht of niet, hun tocht ging door
(pg. 27)
vooral ook uitdrukt in zijn tweede bundel door het stellen van korte, naar betekenis zoekende vragen: ‘Was je dat?’, ‘Als je kon?’, ‘Zie je het?’ Het citaat hierboven zijn de laatste regels van het gedicht Journey of the magi dat direct verwijst naar het gelijknamige gedicht van T.S. Eliot uit zijn Ariel poems. (Het is op zichzelf frappant dat twee zulke uiteenlopende dichters als Elly de Waard en Wiel Kusters zich baseren op de uitermate doorwrochte, ingewikkelde maar ook voor die tijd vernieuwende poëzie van Eliot. Elly de Waard nam een aantal regels uit Portrait of a lady als motto voor haar tweede bundel, Luwte, die vooral als uitgangspunt geldt voor deze lineair opgebouwde bundel. Kenmerkend voor de poëzie van Elly de Waard en Wiel Kusters is dat Elly de Waard het persoonlijke en authentieke van haar eigen dichterschap zelf uitwerkt, waarbij ze Eliots regels nodig had om de toon, terwijl Wiel Kusters veel meer geïnteresseerd is in wat anderen voor hem gedaan hebben, zowel Kouwenaar als de Vijftigers, maar ook Eliot. Daarom is zijn poëzie niet zozeer oninteressanter dan in dat andere geval, maar wel vlakker, onbezielder, soms zelfs spanningsloos. Ter adstructie van deze opmerkingen citeer ik de laatste strofe van Eliots gedicht: All this was a long time ago, I remember,
And I would do it again, but set down
This set down
This: were we led all that way for
Birth or Death? There was a Birth, certainly,
We had evidence and no doubt. I had seen birth and death,
But had thought they were different; this Birth was
Hard and bitter agony for us, like Death, our death.
We returned to our places, these Kingdoms,
But no longer at ease here, in the old dispensation,
With an alien people clutching their gods.
I should be glad of another death.
Eliot gaat, Kees Fens heeft dat uitgewerktGa naar eind3), in een belangrijk essay dat blijkens een recent interview met de voormalige Volkskrantcriticus van zoveel waarde is, dat het als één van de weinige van zijn artikelen na zijn dood herdrukt mag worden, uit van een preek van Lancelot Andrewes, uitgesproken op eerste kerstdag 1622 en descriptief natuurlijk verwijzend naar de tocht van de drie wijzen uit het Oosten naar de geboorteplaats van Christus. Wat vonden zij? Andrewes: ‘No sight to comfort them, nor a word for which they any whit the wiser; nothing worth their travel (...)’. Voor Wiel Kusters geldt die uitspraak misschien evenzeer, alle uiterlijke vertoon blijft een zoeken naar: en ons ongerichte zoeken
met de dood gelijk loopt
(pg. 26)
De achtergebleven zoon moet het als de wijzen (bij Kusters: ‘heren’) doen zonder sporen, maar hem ontbreekt de vastberadenheid die de door religieuze motieven geleide vorsten wel bezitten. | |
3.De tweede bundel van Wiel Kusters bestaat behalve uit een interessante en ook goede, drie afdelingen tellende De gang ook nog uit een kleine, vier gedichten tellende cyclus Carbone notata, direct aansluitend op de eerste afdeling uit zijn debuut. Daarin wordt weer direct de verhouding met de vader en zijn ambt uitgedrukt: Ik lichtte de onderkant van je maker op
zolang je ademt zei je zink je niet
(pg. 34) | |
[pagina 76]
| |
In De gang zegt de dichter het onverhuld: Ik kon me niet van je losmaken,
niet losmaken van je
(pg. 13)
De gang is niet alleen mijngang, een schacht, maar ook een gang, een trektocht door de tijd en wellicht ook een ontwikkelingsgang voor de dichter. De leegte die ontstaan is na de dood van de vader wordt aangeduid in een strofe waarin angst doorklinkt: Even was ik bang.
Alles verdween voor mijn ogen
als een brandende grashelling.
Ik moest mijn handen warmen in een leeg hoofd. -
(pg. 12)
De onmogelijkheid om aan het verleden iets tastbaars te onttrekken leidt tot de conclusie ‘Als alles nu verdween was alles verklaarbaar’, een paradoxale zin die op verschillende manieren kan worden opgevat, al maakt de slotzin van het gedicht (‘Ik baande me een weg door de afstand’) duidelijk dat de dichter niet verzwolgen wenst te worden, maar zijn eenzame strijd (de gedichten worden omgeven door een zweem van het nachtelijke en geheimzinnige) voorzet. Door zich te verdiepen in de verstening (‘een bevroren bos’), de helderheid die de dood ook kan bieden (‘de witte fase’), ziet de dichter de realiteit: ‘Het was of ik ontwaakte’. Uiteindelijk is het resultaat een welhaast vaderlijke berusting (ook heel letterlijk op te vatten na de mededelingen in Een oor aan de grond) als tegenwicht voor het emotionele zoeken naar houvast van de zoon. Die twee elementen komen samen en heffen elkaar op: Wit is geen panisch woord.
Dat is de kunst.
Er ritselde sneeuw als dichte bloesem.
Men gooide handenvol bevroren mos.
Dat gaf niets.
Ik legde mijn handen in mijn hoofd
en probeerde te slapen.
(pg. 22)
Wiel Kusters is een dichter met een tot nu toe beperkte thematiek die nog eens begrensd wordt door een nauwgezette, rationele uitwerking die, en De gang is daar het bewijs van, interessante poëzie kan opleveren.
Wiel Kusters: Een oor aan de grond Querido. 40 blz. f 15,50
Wiel Kusters: De gang Querido. 35 blz. f 15,50 |