Bzzlletin. Jaargang 8
(1979-1980)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
L'Entre-deux-guerres of de weg naar de ondergang
| |
[pagina 44]
| |
De situatie in de binnenlandse politiek is niet veel beter. Behalve Léon Blum, die eerst in 1936 echte invloed kan uitoefenen, de jonge Mendès-France en enkele andere uitzonderingen, heeft géén van de leidende politici enige kennis of begrip van en voor economische vraagstukken. ‘En toile de fond on constate une ignorance majestueuse de l'économie’. (Du. p. 7). Na de bankkrach in Wallstreet menen zij dat Frankrijk er met zijn overgeërfde eigenschappen van zuinigheid, ordelijkheid, zelfbeheersing, etc. niet onder zal lijden. Ze houden zich niet bezig met de sociale achterstand van het platteland en de arbeiders. Deze vormen hoogstens een leitmotief in welluidende verkiezingstoespraken maar de spelers hebben de wapens niet om haar te bestrijden en, hadden zij die wél, dan konden zij die niet gebruiken. Politiek, ook in de socialistische partij, wordt bijna uitsluitend bedreven door leden van de midden- en hogere klassen. Alleen in vakbonden (communistische en katholieke) komen de arbeiders aan het woord. De politici verspelen zó in tien, vijftien jaar, wat Frankrijk in macht en aanzien had verworven, en als de beslissende jaren aanbreken, zijn de Fransen bang voor de oorlog en voor Duitsland. Overal ontmoet men oorlogsinvaliden, en juist nu komen de zgn. ‘classes creuses’ aan de beurt om opgeroepen te worden voor het leger, de jongelui die van 1915 tot 1918 geboren werden, weinig talrijk en natuurlijk slecht gemotiveerd. ‘Qu'allait-il advenir de la France’, toen Hitler het Rijnland bezette en de Fransen 18 jaar ná de hecatombe, van rechts tot links, weigerden de mogelijkheid van een oorlog onder ogen te zien? (Du. p. 13).
Voor de politieke en sociale ontwikkelingen verwijs ik verder naar Duroselle en zijn overstelpende bibliografie. In wat volgt probeer ik (in kort bestek!) na te gaan hoe Franse schrijvers de ontwikkeling bezien en beleven.Ga naar eind3. Een uitgangspunt is de oorlogsdrift van de futuristen vóór 1914: ‘Nous voulons glorifier la guerre - seule hygiène du monde -, le militarisme, le patriotisme, le geste destructeur des anarchistes, les belles idées qui tuent et le mépris de la femme’. (Marinetti, Manifeste du futurisme, 1909). L'Antitradition futuriste (1913) van Guillaume Apollinaire, hoewel minder expliciet, klinkt weinig vreedzamer. Politiek gezien mondt de beweging uit in antiburgerlijkheid, fascisme en in de militaire beweging van Gabriele d'Annunzio (die wel had willen worden, wat Mussoline werd) tegen Fiume en Triest, l'Italia irridenta. De schrijvers betalen terecht mede de tol aan de oorlog. Zij worden met miljoenen landgenoten gemobiliseerd; zij sneuvelen, ofwel zij worden invalide, ofwel zij keren, voor hun leven getekend door hun oorlogservaringen, naar huis terug. Tot de gesneuvelden behoren Ernest Psichari, Charles Péguy, Alain Fournier, Guillaume Apollinaire (na een verwonding, gestorven aan een bijkomende ziekte). Van de tweede groep vermelden we Joë Bousquet. Hij is 18 jaar als hij naar het front trekt, wordt meteen gewond en leeft tot 1950 met verlamde rug voort in zijn ‘chambre aux volets clos’ in Carcassonne. In creatieve litteraire arbeid (gedichten, romans) tracht hij zijn invaliditeit geestelijk te overwinnen. Van degenen die overleefden hebben wij een lijst met tientallen bekende namen, waarvan wij er enkelen in alfabetische volgorde geven: Aragon, Nachelard, Bernanos, Dabit, Drieu la Rochelle, Eluard, Giono, Kessel, Montherlant, Paulhan. Van hen zullen er velen de volgende oorlog of het verzet ingaan met jongere tijdgenoten. Bernanos, Drieu la Rochelle, Montherlant beginnen de oorlog met een overtuiging die Marinetti niet zou misstaan. Giono ondergaat hem met afschuw, publiceert in 1937 Refus d'obéissance, en verscheurt in 1939 de aankondiging van de mobilisatie waardoor hij in de gevangenis komt. Natuurlijke schoonheid in het bos.
Binnen deze omlijsting van vrede in 1920 en oorlog in 1939, verheerlijkt men eerst, gedurende de ‘après-Guerre’, de vreugde van nog te leven. Het verschijnsel van de ‘folles années’ is voornamelijk een verschijnsel in de ‘betere kringen’, en in Parijs, onder schrijvers die hun vrijheid verheerlijken. Velen van hen zoeken het avontuur of worden er door aangetrokken. Een avonturier is volgens André Malraux degene die zich niet nestelt in wat hij heeft verovert. Men kijkt met verbazing en bewondering naar zijn avontuur in Indochina. Het avontuur vindt men ook in de veroveringsoorlog van Lyautey in Marokko; in het kluizenaarsleven van Charles Foucauld in Noord-Afrika; in de opkomst van het vliegwezen en in de nachtvluchten van Saint-Euxpéry; in de vlucht Lindbergh over de Atlantische oceaan naar Parijs (1927); in de opkomst en snelle verbreiding van de film. De Exposition des Arts Décoratifs (1925) en de Exposition Coloniale (1931) vormen hoogtepunten van de pracht en praal in Parijs. Hiermee gaat een bloeiend toneelleven gepaard met een overweldigende groep ‘animateurs’: Jacques Copeau, Lugné Poe, Pitoëf Jouvet, Dullin, Baty. Vanaf 1923 (bezetting van het Ruhrgebied) denkt men dat er geen oorlog meer zal komen. Julien Green, die wij in wat volgt dikwijls als getuige zullen citeren, zegt van zijn jeugd: ‘Pendant ma jeunesse le monde changea d'un coup; je ne savais pas que j'entrais dans l'ère des grandes Boucheries’.Ga naar eind4. En zo vergaat het de meeste schrijvers. Zo vergaat het ook degenen die het grootste letterkundig avontuur uit die jaren beleven: de surrealisten. André Breton publiceert in 1924 zijn Manifeste du surréalisme. De surrealisten zijn erfgenamen van futuristen en dadaïsten, met wie zij dikwijls door persoonlijke banden zijn verbonden. In 1924 gaat hun verlangen echter niet uit naar oorlog of geweld, maar naar een revolutie in de wijze waarop men de mens ziet. Het surrealisme breekt met de gedachte dat de mens zich zelf in het bovennatuurlijke realiseren kan en moet. De zin van het bestaan en het begrip van zichzelf vindt de mens in en niet buiten zichzelf, in een ‘surréalité’ die verborgen ligt in het onderbewuste, of verdrongen in het onbewuste en dat hij met kunstmatige procédé's kan en moet achterhalen: via automatisch schrift, met verhalen over dromen en met verhalen van geestesziekten. Letterkundige werken vormen hiervoor in eerste instantie een alibi. Ze zijn fel tegen een religieuze, christelijke interpretatie van het leven, die in schrijvers als Mauriac en Bernanos | |
[pagina 45]
| |
welsprekende getuigen vindt. Vanaf 1900 werkt de ‘renouveau chrétien’ door op sociaal gebied dankzij Marc Sangnier en le Sillon, en later dankzij Robert Garric en Edouard Mounier die een sociaal christendom en een door christendom geïnspireerd personalistisch socialisme propageren. Zij verzetten zich tegen het arrivisme en het gesetteld zijn van kerkelijke gezagsdragers en politieke leiders. Een ander avontuur boeit de jeugd en de jongeren: het avontuur van de revolutie in Rusland, die in de twintiger jaren de belofte schijnt in te houden van de bevrijding der volken en der arbeidende klassen. De geestdrift hiervoor bevangt de kringen van veel intellectuelen in West-Europa. In hun strijd tegen het fascisme kiezen zij dikwijls voor het communisme dat de glans van het nieuwe heeft en de nog niet rode gloed van het pakt met Hitler. De bekentenissen van Anthony Burt, de engelse spion in ruste, getuigen nog van deze betovering, ‘een verschrikkelijke vergissing: tussen mijn politiek geweten en trouw tegenover mijn land heb ik voor mijn geweten gekozen’. Le Monde tekent hierbij aan (22-11-'79 p. 4): Dans sa déclaration... il a souligné que pendant les années 1930 il pensait, avec beaucoup de ses amis de Cambridge, que le parti communiste et l'Union Soviétique représentaient le plus solide bastion contre le fascisme... Door de slechte economische toestanden in de twintiger jaren krijgen de partijen van links ook politiek meer macht. Vooral de vakbonden lopen voorop en wellicht vinden we er de beste litteraire getuigenis van in La Maison du Peuple (1927) en Le Sang Noir (1935) van Louis Guilloux, zoon van een vakbondsman en strijdbaar socialist, die in de eerste roman vertelt hoe de vader in armoede met zijn mede-arbeiders een huis bouwt voor het volk, een gemeenschapshuis. Hun werk wordt onderbroken door de mobilisatie in 1914 waarvan de aankondiging samenvalt met die van de moord op Jaurès. In de tweede roman wordt de kritiek op de maatschappij van bezitters feller. Guilloux wordt bewogen door het leed van de mensen. Natuurlijk klinken in die ‘folles années’, die maar voor een deel van de bovenlaag ‘folles’, vrolijk en uitgelaten konden zijn, de stemmen van nationalistische schrijvers luid op. De Action Française vormt de centrale van hun denken. Le Stupide XIXième siècle, exposé des insanités meurtrières qui se sont abattues sur la France depuis cent trente ans (1922) van Maurras fulmineert tegen de grote revolutie, tegen de republiek, tegen de verguizing van het klassieke ideaal door de romantici, tegen de joden en hun invloed op de franse maatschappij. De Action Française groepeert gerenommeerde schrijvers als Maurras, Daudet, Thierry Maulnier en een tijdlang Bernanos. Haar invloed reikt echter niet verder dan bourgeois-kringen, die niet zo snel uit eigen beweging en zonder steun van buiten de barricaden opgaan. Het vliegtuig van Lindberg temidden van de mensenmenigte.
De ‘dates fatidiques’ die aan de illusies van de twintiger jaren een einde maken zijn voor het hele Avondland dezelfde. De krach van Wallstreet (1929), de moeilijkheden in het Rijnland en de vervroegde terugtrekking van de Franse troepen (1930), de opkomst van Hitler (1931-1934), onlusten in Parijs (1934), de Spaanse burgeroorlog en de bezetting van het Rijnland door Hitler (1936), de laatste stappen naar de oorlog. De economische moeilijkheden nemen toe vanaf 1931. De prijzen van wijn en koren, waar een groot deel van de provincie afhankelijk van is, storten in. De leidende politici staan machteloos. Lucide getuigen zien het onheil naderen, ze vrezen dat een ‘avant-guerre’ begonnen is. ‘Les nouvelles de l'Allemagne m'ont assombri. Troubles en Rhénanie. Comment travailler à un roman alors que la paix est menacée?’, zegt Green (16-10-'31). In 1930 heeft hij voor het eerst de naam van Hitler horen noemen. Op zijn vraag: ‘Wie is dat?’ antwoordde men: ‘un aventurier’ (7-7-'31). De gebeurtenissen brengen veel schrijvers en kunstenaars bijeen in de Union des écrivains révolutionaires (1931) en, onder leiding van Aragon, Nizan, Malraux in de Association des écrivains et artistes révolutionaires (A.E.A.R.). Voor verscheidenen (o.a. voor Malraux en in zekere zin voor Gide) is dit het startpunt voor een politieke carrière. Onder de surrealisten zijn er sommigen die zich in 1927 al ingeschreven hebben bij de communistische partij (Aragon, Eluard, Peret, Breton). Hun band met deze partij wordt in de dertiger jaren zwaar op de proef gesteld. Voor de eerste maal op een congres van schrijvers in Moscou (1930): de Fransen moeten er een verklaring tekenen, waarvan Breton en Eluard vinden dat ze hun vrijheid te zeer inperkt. Zij weigeren die verklaring en in 1933 wordt hun breuk met de partij officieel. De congressen van schrijvers en kunstenaars in Parijs en Moscou hebben in deze jaren dan ook slechts tijdelijk een samenbundelende betekenis gehad. 21 maart 1933 heeft in Parijs zo'n meeting plaats van de A.E.A.R. - Gide zit voor en laat duidelijk merken dat hij het pijnlijke misbruik van de macht in Sovjet Rusland niet waardeert. Hij meent echter dat Stalin alleen fouten maakt op de weg naar een nieuwe, veel betekenende toekomst. Het terrorisme van Hitler daarentegen vormt een schrikbarende terugval naar een barbaars verleden. Malraux zegt: ‘A la menace, répondons par la menace et sachons nous tourner vers Moscou, vers l'Armée Rouge’.Ga naar eind5. 25 April 1932 noteert Julien Green dat de verkiezingen in Duitsland niet slechter hadden kunnen uitvallen. Hitler gaat van 7 naar 100 zetels in de Landdag van Pruisen. ‘Qu'y-a-t-il en germe dans cette nouvelle? Qu'est-ce-que cela veut dire?’ Hitler wordt kanselier. ‘C'est le distateur possible’. (31-1-'33): Het duitse volk wil zich tot slaaf laten maken. De gevolgen van de Rijksdagbrand? ‘C'est la fin de toute liberté intellectuelle’ (2-3-'33). Een sombere en pessimistische klacht op 7 maart bij de gedachte dat oorlog een werkelijkheid zou kunnen worden: ‘Quand je réfléchis à cette éventualité, je sens grandir en moi une espèce de nihilisme intérieur. On a fait très bon marché, depuis 1920, de tout ce qui est bon et précieux en ce monde’. En de voorspelling: | |
[pagina 46]
| |
‘Les poètes seront tués, les cathédrales flamberont l'une après l'autre, et des millions de jeunes hommes qui, ne s'étant jamais vus auparavant, ne peuvent se haïr, s'égorgeront tout de même’. Hitler en Stalin bij hun vertrek naar Warschau, een sinistere cake-walk dansend.
In deze dagen verschijnt La Condition Humaine van Malraux. La Voie Royale (1931) had de confrontatie beschreven van Claude en Perken met het oerwoud, met de blinde krachten van de natuur, met de barbarij van inheemse volksstammen. De ‘helden’ bevestigen hun bestaan in het handelen en accentueren de wezenlijke eenzaamheid van het individu, in het bijzonder wanneer de mens zijn laatste strijd strijdt, de doodstrijd: ‘Il n'y a pas... de mort... Il y a seulement... moi... - moi qui vais mourir’, zijn de laatste woorden van Perken, die Claude, getuige van zijn sterven, reeds aankijkt als een wezen uit een andere wereld. Met Les Conquérants gaan we naar de collectieve strijd, maar de held blijft nog de avonturier uit de beginjaren van de romanschrijver. In La Condition Humaine zijn Tchen, Kyo, Katow representanten van het communisme, leiders van de opstand, martelaren voor een bepaalde vorm van communisme. In de gesprekken met Gisors wordt hun handelen besproken en gewogen. Toch is de roman meer een verhaal over de grootheid en het tekort van de mens dan een verhaal over de strijd van marxisten. Malraux beseft wat ook Julien Green aanvoelt, dat de tijd van de vrede overgaat in een tijd vóór de oorlog. ‘Jeunes gens, hommes de moins de quarante ans, vous savez que la guerre est là. L'Europe présente la porte en elle comme tout corps vivant porte la mort’. (La. p. 168). Intussen valt in Frankrijk de ene regering na de andere. Van 1932 tot mei 1940 volgen 16 ministeries elkaar op, met een gemiddelde levensduur van 5 maanden en 24 dagen. (In Engeland zijn er in diezelfde tijd maar drie regeringen.) Armoede en teleurstellingen nemen toe. De ‘Stavisky affaire’ waar politici en banken bij betrokken zijn, neemt de basis weg voor het vertrouwen in het parlementaire stelsel. In 1933 ontstaat de fascistische beweging van een oudstrijder, kolonel La Roque. Op 6 februari 1934 breken aan de Champs Elysées en bij de Place de la Concorde rellen uit, waarin men een poging heeft gezien om in Frankrijk een fascistisch regiem te vestigen. De oproerige beweging wordt in een fel requisitor van Philippe Henriot, in de kamer voorbereid, 11 januari 1934, tegen de Regering, tegen de buitenlanders in Frankrijk, tegen joden en vrijmetselaars, die de schuld krijgen voor het verval van Frankrijk. Daladier, zojuist benoemd tot minister-president, reageert onverbiddelijk, weet de orde te herstellen, ten koste van twintig doden en 200 gewonden. ‘On a imprudemment désiré “le coup de balai”... On a joué à la révolution, et la révolution nous a pris au sérieux. Elle est là et le sang coule’. Wat is het doel van de opstand? De Regering laten vallen? Ze valt, en niemand raapt de macht op. ‘Etonné de ce que personne ne se soit trouvé là pour profiter d'une situation inespérable et s'emparer du pouvoir’ (Green 8-2-34). De geschiedenis herhaalt zich in mei 1968, en, evenals 1934 voorafgaat aan de val van Tchechoslowakije door de inval van Hitler, gaan de meidagen van 1968 vooraf aan de val van Dubcek door de inval van troepen van het Warschau-pakt. ‘Tout le monde est pour les Tchèques mais les nations occidentales ne bougent pas’ (28-7...1968)! In Frankrijk moet Daladier het veld ruimen voor Doumergue als voor een sterke man. Deze is 71 jaar, leeft teruggetrokken, en wil alleen genieten van zijn pensioen. ‘Notre société sauvée par un vieux Monsieur!’ (13-2-'34). Ook Doumergue moet de orde herstellen, nú tegen linkse demonstranten, 9 februari 1934. Er vallen 8 doden en 300 gewonden. Het uur van de strijd is wel aangebroken. Malraux kiest partij voor la ‘collectivité’. In zijn novelle le Temps du Mépris tekent hij het lijden van communisten in Duitse gevangenissen en concentratiekampen, maar meer dan door de novelle is het boek eigenlijk belangrijk door zijn ‘préface’. De voorrede houdt een principiële stellingname in: Het individu staat wel tegenover de collectiviteit, maar wordt er tevens door gevoed. Malraux besluit met de woorden: Il est difficile d'être un homme, mais pas plus de le devenir en approfondissant sa communion qu'en cultivant sa difference, - et la première nourrit avec autant de force au moins que la seconde ce par quoi l'homme est l'homme, ce par quoi il se dépasse, crée, invente ou se conçoit. 1936. Het Volksfront en zijn Regering brengen sociale verbeteringen maar lopen vast op binnenlandse moeilijkheden en vinden geen oplossing voor problemen in het buitenland. Hitler bezet 22 maart het Rijnland. ‘Notre victoire est en miettes’, zegt Weygand; 17 juli breekt de Spaanse burgeroorlog uit. De profetie van Malraux gaat in vervulling. Hij gaat deelnemen aan de strijd met de internationale brigade. De toestand wordt uiterst verwarrend voor veel schrijvers. Claudel, die fel tegen het teutoonse geweld protesteert, en overigens als ambassadeur in Amerika een aktieve rol speelt, treurt om de vele katholieke martelaren die in Spanje vallen. | |
[pagina 47]
| |
Bernanos, die reeds in zijn jonge jaren de Action Française was toegedaan, ziet de barbarij van de troepen van Franco en publiceert een felle aanklacht tegen de fascistische gewelddaden, Les Grands Cimetières sous la lune (1937). In 1931 had hij reeds in la Grande Peur des Bienpensants een aanval gedaan op de ‘bienpensants’, die door lauwheid, karakterloosheid, ongeïnteresseerdheid het christendom verloochenden. In juli 1936 ziet hij op Majorca, hoe een dorp, dat de gewoonte had samen te feesten en te dansen, van de ene dag op de andere ten prooi valt aan een fascistische ‘zuivering’, onder leiding van een Italiaan die de falangisten gedurende de nacht hun luguber werk laten doen. Ook dit pamflet is een protest tegen de nalatigheid van de ‘bien-pensants’, tegen een maatschappij die door lafheid wordt overheerst. Les Grands Cimetières sous la lune herdenkt de doden van de Spaanse burgeroorlog en herinnert aan hen die vielen van 1914 tot 1918, en die helaas te snel door de politici werden vergeten. Zij kondigen tevens de massagraven aan die binnenkort heel Europa zullen bevlekken. Met veel jongeren uit West-Europa gaat Malraux naar Spanje om de linkse Regering te steunen. In het achterland werkt men hard om deze troepen te bevoorraden. De Regeringen van Frankrijk (met Léon Blum) en Engeland echter blijven neutraal. In diezelfde tijd komt Gide terug uit Rusland. Hij is diep teleurgesteld: Het misbruik van de macht dat hij in 1933 signaleerde bleek meer te zijn dan een reeks incidenten. Het illustreerde een permanente wijze van regeren door Stalin. Gide schrijft le Retour de l'U.R.S.S., laat het zijn vrienden lezen, die diep onder de indruk komen, maar vinden dat het op dit moment niet gepubliceerd mag worden, nu men, samen mét soldaten uit Rusland, in Spanje het fascisme te vuur en te zwaard bevecht. Pierre Herbart vertrekt met het manuscript naar Spanje, naar Albacete, om het door Malraux te laten beoordelen. Malraux echter bevindt zich in een sector die door de sovjets wordt gecontroleerd. Herbart moet met grote spoed, en onder bescherming van een russische journalist, uit deze omgeving worden weggeloodst, omdat het gevaarlijk is hier documenten in het bezit te hebben met kritische uitlatingen over Sovjet Rusland (!!) Het lukt hem Barcelona te bereiken en daar verneemt Herbart dat Gide zijn tekst intussen uitgegeven heeft... Als Malraux in Frankrijk terugkomt met l'Espoir kan hij de meeste kritiek van Gide alleen maar billijken.: Il a vu opérer sur place les services spéciaux de Staline, contre les anarchistes, les trotzkystes et les supposés ‘déviationistes’, il a vu fonctionner ‘in vivo’ (si l'on peut dire) l'appareil de la N.K.V.D... mais il a choisi de se taire tant que l'hitlérisme sévit. (du. p. 198). Dit stemt overeen met wat Du Perron in zijn laatste artikel over Malraux zegt, naar aanleiding van l'Espoir. Du Perron vindt le Retour de l'U.R.S.S. ‘de belangrijkste politieke daad waartoe een intellectueel in dit tijdperk in staat bleek’, terwijl hij over Malraux zegt dat deze ‘al zijn intelligentie heeft aangewend om een superieur schrijverschap te verzoenen met de discipline van de soldaat’. Het belangrijkste verwijt aan het adres van Malraux is dat hij zich niet veroorloofde de volledige waarheid te vertellen over het werk van de sovjetcommissarissen toen de strijd nog duurde.Ga naar eind6. In 1936 zijn alle Fransen: communisten, socialisten, radicalen, rechtsen en extreem-rechtsen, tegen een mogelijke oorlog. Oud-strijders zijn er trots op dat het volk rustig blijft. De regering Sarrault, reeds zwak in zichzelf, kan niet anders doen dan zich laten meeslepen door de stroom van pacifisme, temeer omdat België juist de geheime militaire conventie heeft opgezegd en Engeland geen initiatieven wil nemen. De laatste fase voor de oorlog gaat nu in. Met een gevoel van onmacht noteert Green; 2 maart 1938: ‘Depuis hier l'Autriche est tombée sous la domination Allemande. C'est la fin, dans la douleur et dans la honte, de l'Europe telle que nous l'avons connue et aimée’. Na zich te hebben afgevraagd of ook Tchechoslowakije zal vallen, zegt hij: ‘Malgré tout, je ne peux pas croire à la guerre’. Breitbach voorspelt hem 17 maart dat Hitler Tchechoslowakije zal bezetten, Memel en Dantzig, en dat Frankrijk een militaire dictatuur zal worden met de oude Pétain aan het hoofd. Naar aanleiding van het verdrag van München haalt hij het beroemde woord van Blum aan: ‘La guerre est probablement écartée, mais dans des conditions telles que je n'en puis éprouver de joie et je me sens partagé entre un lâche soulagement et la honte’. Green voegt hier aan toe: ‘Voilà, je crois, ce que nous pensons tous’. (21-9-'38). Intussen publiceert Céline, die in 1936 in Rusland was geweest en vol verbittering was teruggekomen, zijn pamfletten tegen alles en allen die hen verantwoordelijk lijken voor het verval van Frankrijk: op de eerste plaats tegen de Joden, tegen de Fransen die verjoodst zijn, tegen de intellectuelen. Alleen Duitsland krijgt genade in zijn ogen. De mensen wennen aan de gedachte dat er een oorlog kan komen. Surrealisten realiseren zich dat ze eventueel aan de strijd deel moeten nemen, of Frankrijk moeten verlaten (wat sommigen begin september 1939 doen). De woorden uit 1925: ‘Nous ne réendosserons jamais l'abjecte capote bleu horizon’, hebben de meesten moeten vergeten.Ga naar eind7. Hun pacifistische stellingname is voor velen in de huidige omstandigheden niet meer te verdedigen. Aragon, Eluard en veel schrijvers uit de meest verschillende geestelijke kringen vertrekken naar het front, nadat ze de schok hebben moeten verwerken van het pakt tussen Hitler en Stalin. De paradox is volmaakt: Degenen die met anarchisten, communisten, met sovjetsoldaten Franco en het fascisme hadden bestreden, degenen die met de troepen van Franco hadden gevochten of sympathie hadden betuigd met zijn werk, moeten nu samen optrekken tegen Duitsland en Rusland, die onderling Polen verdelen, Polen waarvan Frankrijk de beschermheer is! Het is het einde van een droom die vijftien jaar geduurd heeft. Eluard heeft de menselijke tragedie van de eerste wereldoorlog ervaren als hospitaalsoldaat. Hij heeft de oorlog in Spanje van nabij gevolgd en een gedicht aan Guernica gewijd: | |
[pagina 48]
| |
Ils vous ont fait payer le pain
Le ciel la terre l'eau le sommeil
Et la misère
De votre vie
Hij toonde vrouwen en kinderen bedekt met rozen van bloed en La peur et la courage de vivre et de mourir
La mort si difficile et si facile
Hij gaat de oorlog en het verzet in. Hij bezingt de ‘liberté’ evenals Aragon. In deze kontekst begrijpt men wat Aragon bedoelt als hij schrijft: Celui qui croyait au ciel
Celui que n'y croyait pas
Tous deux adoraient la belle
Prisonnière des soldats.
Eén romanschrijver en dramaturg hebben wij gereserveerd voor een slotbeschouwing, Jean Giraudoux. Zijn schrijversloopbaan valt binnen het tijdperk dat wij hebben geschilderd. In Siegfried et le Limousin (1922) wil hij aantonen dat de Franse en Duitse geest samen kunnen wonen in één lichaam, dat twee kulturen samen kunnen smelten. Het thema wordt weer opgenomen in Siegfried (1928), dat met groot succes werd gespeeld door Jouvet aan het einde van de ‘folles années’. Het onderwerp blijft hem boeien totdat hij in 1934 Fin de Siegfried brengt. Terwijl het begin van zijn Siegfried-legende een optimistische visie geeft op een mogelijke broederschap tussen Frankrijk en Duitsland, ontwikkelt het thema zich later overeenkomstig de lijn die wij in deze jaren hebben gevolgd, naar de tragedie toe. Giraudoux heeft gezegd: Comme [l'auteur] ne prévoit pas, pour ses prochaines pièces, de personnages assez sympathiques pour qu'on puisse les tuer sur la scène même, il publie aujourd'hui cette fantaisie à laquelle l'actualité fournit d'ailleurs le décor le plus exact. Het is namelijk het jaar waarin Röhm en zijn vrienden, Dolfuss, Alexander van Joegoslavië, Barthou worden vermoord en waarin von Hindenburg (enig overigens denkbeeldig obstakel tegen de almacht van Hitler) sterft. In 1935 verpakt Giraudoux in een soms luchtige scherts de onheilstijding dat de oorlog niet te vermijden is. La Guerre de Troie n'aura pas lieu... Niet de misdaden, maar de fouten, vergissingen, lafheid voeren naar de strijd, die het volk niet wil. Tenslotte gaan de poorten van de oorlog open. Electre brengt definitief het bericht van het onafwendbare noodlot. Electre is getekend als koningsdochter. Egisthe kan haar niet verbergen voor de ogen van de goden. Zij wordt hun instrument van de absolute gerechtigheid. Zij bereikt dat Orestes zijn moeder en haar minnaar doodt. Het betekent het begin van de gevechten. De dageraad van een nieuwe dag breekt aan. Maar welke dageraad? Comment cela s'appelle-t-il, quand le jour se lève, comme aujourd'hui, et qui tout est gâché, que tout est saccagé, que l'air pourtant se respire, et qu'on a tout perdu, que les innocents s'entretuent, mais que les coupables agonisent dans un coin du jour qui se Lève? ... ‘Cela s'appelle l'aurore’. Ja, maar van een wrede dag zonder hoop. Electre werd voor het eerst gespeeld 13 mei 1937. 8 april 1937 was Guernica gebombardeerd. Frankrijk, dat in 1920 de sterkste militaire macht was realiseert zich te laat dat die macht verloren is gegaan. In 1938 heeft het in totaal 463 moderne vliegtuigen: 416 jagers, 47 verkenningsvliegtuigen, geen bommenwerpers. En nog 791 verouderde toestellen. Duitsland beschikt over 3228 vliegtuigen voor de eerste linie met 1620 bommenwerpers. Tevens 5800 toestellen voor de tweede linie. (Du. p. 449-450). De garanties die Frankrijk aan Polen heeft gegeven betekenen dat het verstrikt is geraakt in een ontwikkeling waaruit het zich niet meer kan bevrijden, wanneer Engeland ziet dat de oorlog onvermijdelijk is. Na tot het laatste ogenblik geaarzeld te hebben stelt het Duitsland, 3 september om 12 uur, een ultimatum (enkele uren na Engeland), en is vanaf 17 uur in oorlog. Duroselle besluit: ‘Constatons que pour ce peuple pacifique, la guerre est une première défaite’. (p. 493). In dit licht bezien is het te begrijpen dat veel Fransen zich neerleggen bij de wapenstilstand in 1940, en zich tenminste tijdelijk verzoenen met het bewind van Pétain. Men begrijpt ook dat Generaal Gamelin zijn leger ternauwernood in beweging zet om Polen te helpen, en dat hij een onbetekenende offensieve beweging bedwingt zo gauw de Duitsers in oktober een tegenbeweging maken. Dit alles verklaart ook de ‘drôle de guerre’, waarin velen nog op een vrede door onderhandelingen rekenen. Het opperbevel verklaart in oktober dat het zijn troepen defensieve stellingen heeft laten betrekken, en dat ze pas weer offensief worden opgesteld als het Duitse leger dat ook doet. Terecht tekent Michel Droit hierbij aan: ‘Autrement dit nous étions prêts à une seule guerre: celle qui nous serait imposée, et paraissions rejeter d'avance celle dont nous aurions pu essayer de décider’. (Figaro Magazine, 20-10-'79). In la Gueule du Temps drukt Green, om de stemming in Frankrijk te karakteriseren een tekening af van de beroemde caricaturist Sennep: Hitler als fuifnummer afgebeeld, zegt: ‘Nous serons à Paris avant le 15 juin!’. De tekening dateert uit het voorjaar van 1940. Green schrijft er teleurgesteld naast dat het precies zo gebeurde. ‘En moins de deux mois, la plaisanterie devenait sinistre’. |
|