hij verliefd is om haar na te maken. De idee zit er nog wel in, maar de uitwerking niet. De hoofdpersoon moest een man worden met een dochter en de vraag was dan: waar komt die dochter vandaan?
Het is in verband te brengen met de sexualiteit, zo van: daar heb je dan ook geen problemen mee. Het sexuele contact is overbodig en al het gesodemieter dat ermee te maken heeft.
In ‘De som van misverstanden’ staat (p. 47 e.v.):
Het is heel opvallend dat er in het werk van Van Oudshoorn bijzonder veel passages voorkomen waarin verhaald wordt over mensen die in spiegels kijken. Als de personen in de spiegel kijken worden ze eraan herinnerd dat het mogelijk is dat zij zelf in de buitenwereld geobjectiveerd worden, het is de steen in de spiegelgladde vijver van de solipsistische overtuiging. Niet altijd hebben die spiegelscènes deze diepe betekenis maar ook de gewoonste scènes waarin spiegels voorkomen hebben altijd die ondertoon van het constateren dat er sprake is van vervreemding.
Toen ik de eerste versie van Een vlucht regenwulpen schreef kende ik Van Oudshoorn wel, maar daarna heb ik zijn werk pas grondig gelezen. Die spiegeltechniek is mij pas op dát moment scherp opgevallen. Het idee van de spiegels spreekt mij niet erg aan, dat zou ik nooit kunnen gebruiken. Het viel niet bij voorbaat af omdat Van Oudshoorn het al had toegepast. Waar het om gaat is dat je met je verbeeldingswereld méér kunt bereiken dan met de werkelijkheid, want je kunt méér beleven in je fantasie. Daarom schrijf je ook, denk ik, om alles wat je meemaakt te verrijken met alles wat je had mee kunnen maken, wat het had kunnen zijn.
In ‘Het Onuitsprekelijke’ van Van Oudshoorn is te lezen:
(...) zodat men, om in deze zeldzame stemming consequent te blijven, aan zijn werelds bestaan alleen nog maar een einde zou kunnen maken.
In je essay over Van Oudshoorn schrijf je dat je niet in staat bent om over dit aspect van vereenzaming te schrijven.
Niet over zelfmoord, daar kan ik heel moeilijk inkomen. In De aansprekers en Een vlucht regenwulpen komt het wel voor als een opwelling, een vluchtig idee waar de hoofdpersoon even bij stilstaat, maar lang niet zo vergaand als bij Van Oudshoorn. Willem Mertens pleegt echt zelfmoord, dat kan ik niet navoelen.
Hoe was het om het laatste hoofdstuk van ‘De aansprekers’ over de dood van je vader te schrijven?
Dat is niet leuk geweest, maar ja, het hoorde erbij. Ik wilde het een keer op papier hebben, niet om het van me af te schrijven. Meestal compenseert het plezier van het schrijven in zeker opzicht alle ellende die je vastlegt. Als het heel goed lukt om die ellende te verwoorden, werkt het eerder positief dan negatief. Je voelt je er niet echt beroerd om.
Maar de dood van mijn vader, dat laatste hoofdstuk .. het brengt de gebeurtenis weer zo dicht bij je terug dat het ook niet leuk was, ook al lukte het min of meer om het op te schrijven. Je gaat er niet voor zitten om die gebeurtenis goed op papier te krijgen, daarvoor is het sterven te ernstig en te zeer in je gedachten aanwezig. Je denkt er niet bij na om het zo mooi mogelijk te vertellen. Dat doe je niet.
Er zit wel meer structuur in De aansprekers dan zo op het eerste gezicht lijkt. Het bestaat uit 12 hoofdstukken. In ieder hoofdstuk spelen drie motieven een belangrijke rol: de erotiek, de dood en de vader-zoon verhouding. Die zijn steeds met elkaar verweven. De erotiek en de dood staan lijnrecht tegenover elkaar. De erotiek is in feite - en de sexualiteit in het algemeen - de ontkenning van de dood. Want dat is de voortzetting van het leven. Daar doorheen speelt de vaderzoon verhouding. Het is de opeenvolging van de generatie, dus ook weer de voortzetting van het leven, maar tegelijkertijd vertegenwoordigt de vader de dood. Zo zit elk hoofdstuk als een gesloten eenheid in elkaar.
Pau 't Hart aan het werk op de Algemeene Begraafplaats, 1959.
Het enige doel dat ik had bij het schrijven van De aansprekers was om een beeld op te roepen van mijn vader. Ik wilde mijn vader terug hebben zoals hij was, zoals hij praatte, zoals hij handelde. Omdat ik hem mis.
Dit was een mogelijkheid om hem weer op te roepen. Een soort geestesbezwering kun je bijna zeggen. Een ander zou aan een tafeldans beginnen of aan spiritisme maar daar geloof ik niet in. Dit was voor mij de methode om mijn vader even in de volle glorie terug te hebben. En dan vooral pratend, met al die gekkigheden, die eigenaardige opmerkingen en gedachten.
Na de dood van mijn vader had ik heel sterk het gevoel dat ik nu aan de beurt ben. Het doet er niet toe wanneer, het kan nog wel 40 of 50 jaar duren, maar zolang je vader nog leeft, staat hij tussen jou en de dood in. Misschien ook omdat mijn vader beroepshalve zo sterk bij de dood betrokken was, denk ik dat.
In ‘Een vlucht regenwulpen’ schrijf je: ‘Je beleeft de dingen om je heen nooit mooier en intenser dan wanneer je diep ongelukkig bent.’ Als je moeder sterft in de roman wil Maarten naar het raam rennen om de vlucht regenwulpen beter te kunnen zien.
In het boek gaat het zo en dat is in zeker opzicht net zo reëel als in de werkelijkheid, dat maakt niet veel verschil. Toen ik het schreef dacht ik: kan dat nu wel, is dat iets wat kan? Kun je op het moment dat je moeder sterft een soort geluksgevoel beleven? Sinds mijn vader is gestorven weet ik dat het best kan. De vlucht regenwulpen heeft een bijzondere betekenis, namelijk de animistische idee van een vlucht vogels waarmee de ziel van de moeder wordt gesymboliseerd.
Zowel in ‘Een vlucht regenwulpen’ als in ‘De aansprekers’ overwint de hoofdpersoon de dood. Wat jij als gewoon sterveling nooit kunt bereiken, laat je in je boeken maar gebeuren? Dat kun je niet helemaal zo zeggen, want de smak die ik aan het begin van De aansprekers beschrijf, heb ik precies zo meegemaakt. En ook die val in de Oberberghorn, aan het einde