voorbereiding van een moordaanslag, brandstichting, de hierboven beschreven scène, dat alles en nog veel meer in nog geen tachtig bladzijden. Het is te veel, het past alles te mooi in elkaar. Maar tegelijkertijd is het toch fascinerend om te zien hoe Böll, nadat aan zijn schrijftafel de totale anarchie was uitgebroken, al die elementen toch in de hand heeft weten te houden.
Qua tijd omvat de roman slechts enkele dagen. Centraal staat Fritz Holm, zoals gezegd voorzitter van een werkgeversorganisatie. Hij is juist tot voorzitter gekozen als de roman begint. Uit de roman zal blijken dat deze Holm eigenlijk een nogal kleurloze, weinig doortastende man is. Aan het einde van de tweede wereldoorlog viel hem door een erfenis een provinciale krant (‘das Blättchen’) in de schoot, dat in de loop van de jaren zijns ondanks aan kwantiteit won door het telkens overnemen van andere bladen. Het is, tussen twee haakjes, in het geval van Böll overbodig om op te merken dat zich dit in de omgeving van Keulen afspeelt. In de leiding van het bedrijf heeft Holm nog nauwelijks invloed. Hij is zoiets als het paradepaardje dat door zijn incidentele bijdragen op het gebied van de cultuur het ‘Blättchen’ soms nog een vleugje stijl en niveau verleend. En zo is het ook binnen de werkgeversorganisatie: Holm, zo welopgevoed en ouderwets liberaal, wordt tot voorzitter gekozen omdat hij zo representatief is; en in het dagelijks werk zonder twijfel gemakkelijk te sturen. Zoals hij later, in de slotfase, zijn vrouw zal bekennen: ‘Ik heb me nooit voor kranten geïnteresseerd, alleen voor jou, voor Madonna's en architectuur, voor bomen en vogels.’ Als ik me deze Holm moet voorstellen dan denk ik aan een Duitser als Carstens, maar dan zonder diens politieke instinct en carrièredrang en hierom toch wel sympathiek. Holm is ondanks zijn maatschappelijke positie een Böllse figuur: te zwak om zich niet door de maatschappij te laten leven en uiteindelijk hiertegen opstandig.
Uit deze karakteristiek vloeit voort dat alles zich in deze roman om Holm heen speelt. Hij slaat dan wel centraal, maar de personen rond hem vormen de hoofdpersonen van het boek; met name zijn kinderen en zijn vrienden. Holm heeft drie kinderen. Zijn dochter Sabine, mooi en iets bijzonders in de paardesport, is getrouwd met een irritante kapitalistische carrièremaker; een ongelukkig huwelijk, één kind. Sabine is de meest Böllse figuur in deze roman: gelovig, oprecht, naïef. De ene zoon, Herbert, heeft zijn toevlucht gezocht in de religieuze groeperingen die zo karakteristiek zijn voor deze tijd. Een vlucht uit zijn milieu in quasie-religie en zachte sociale actie, het laatste heimelijk door Holms vrouw, Käthe, financieel ondersteund. Nog moeilijker ligt het met de andere zoon, Rolf. Hij heeft het studentenverzet aan het einde van de jaren zestig gewelddadig meebeleefd en daarvoor een gevangenisstraf ondergaan. Zijn eerste vrouw, Veronica, heeft hem verlaten voor zijn studiegenoot Bewerloh (de huisvriend van de Holms); beide zijn gezochte terroristen geworden. En hoewel Rolf een alternatief leven leidt op het platteland, waar hij zijn eigen groenten teelt, blijft een en ander een verdachte achtergrond.
Holm immers, als voorzitter van een werkgeversorganisatie, moet uitvoerig worden bewaakt. Hij en zijn naasten. Geen stap, geen (telefoon)gesprek is meer privé. Geen overdreven voorstelling van zaken als men zich de moord op Hans Martin Schleyer in herinnering roept.
In de eerste elf hoofdstukken doet Böll weinig anders dan het oproepen van de fatale werkelijkheid die hiervan het gevolg is. Telkens vanuit de gezichtshoek van de verschillende betrokkenen. Zoals dat van Sabine, die ook bewaakt, belegerd wordt, en spontaan, zonder er bij na te denken, een kortstondig avontuur beleeft met een veiligheidsagent. Een avontuur met gevolgen: Sabine raakt in verwachting, verlaat haar man en zal er tenslotte met haar minnaar vandoor gaan. Maar er is in ‘haar’ hoofdstuk ook het verhaal van haar buurvrouw, die een stiekeme verhouding had met een nog jonge man, wat door de bewaking van Sabine, als indirect gevolg dus, publiekelijk bekend wordt; met alle voor haar bestaan desastreuze gevolgen vandien. Andere hoofdstukken worden verteld vanuit bijvoorbeeld het perspectief van de chef van de veiligheidsdienst, en vanuit die van een relatie van Holm, een industrieel. Zo ontstaat een mozaïek van vele, samenhangende verhalen die samen de roman vormen. Maar geen van die verhalen wordt echt uitgewerkt. De drie kinderen van Holm - ze zijn een afzonderlijke roman waard, met name Sabine. Of Holms collega, die zich het leven neemt, een man van sociaal aanzien, die een voor het publiek geheime homosexuele relatie onderhield met, nota bene, een misdadiger, waarvan uiteraard ook de geheime dienst weet had en met toestemming van de man al diens sexuele contacten afluisterde. Deze affaire en de daarmee samenhangende problematiek komen slechts summier aan bod in deze roman. Zoals zoveel verhalen. Terwijl elk van die verhalen toch een eigen roman waard zou zijn.
Fürsorgliche Belagerung is een roman die zich in de eerste plaats laat lezen als een familieroman. Maar meer dan om een familie en hen die om die familie heen hangen, gaat het Böll om de sfeer. Alsof deze familie aan die sfeer kapot gaat. Dat is ook zo, maar de oorzaken daarvoor zijn van een andere aard dan de ‘belegering’, zij ontstaat in de jaren waarin daarvan nog geen sprake was.
De ‘belegering’ doet echter wel een toestand van uitzondering ontstaan, een katalyserende sfeer waarin het onontkoombaar tot een uitbarsting moet komen. De zelfdoding van Holms collega valt vrijwel samen met die van de terrorist Bewerloh die door de geheime dienst is opgespoord (in Istanboel) als gevolg van een afgeluisterd gesprek tussen Holm en zijn vrouw. Toe maar, toe maar. Intussen is het zoontje van Veronica, Holger, met een vliegtuig uit Istanboel aangekomen: een jongetje van een jaar of acht op geheime missie. Terwijl Veronica zelf vanuit Nederland per fiets (met springlading) op weg is naar Duitsland om een aanslag te plegen op de verzamelde bonzen bij de begrafenis waar Holm niet bij wenst te zijn.
In het samenkomen van al deze ontwikkelingen ligt het strijdige karakter van Bölls roman. Omdat deze ontwikkelingen buiten de ontwikkelingen van de roman zelf plaatsvinden. De ene deus ex magina volgt op de andere. Het lot van Bölls mensen slaat toe vanuit een wereld die buiten de roman ligt.
Böll zal hiervoor wel een reden hebben gehad. En die is wel te bedenken ook. Die reden komt er op neer dat de dingen zich in een samenleving als de onze als het ware onzichtbaar ontwikkelen. Zoals de gebeurtenissen in de Duitse werkelijkheid van de jaren zeventig pas zichtbaar werden op het moment waarop ze plaatsvonden. Hierin ligt een probleem voor het staatsapparaat dat dergelijke gebeurtenissen moet zien te voorkomen zonder te weten waar en hoe en wanneer die gebeurtenissen zich beginnen te ontwikkelen. Er is sprake van een andere wereld dan die van alledag. De wereld, het bestaan, is met andere woorden schizofreen geworden.
Er zijn in Bölls roman enkele aanwijzingen voor dit gezichtspunt. Holm zelf is zich bewust van de manier waarop