de sexualiteit (volgens Freud immers de kern van het driftleven) het begin van de maatschappelijke bevrijding zou moeten vormen. Marcuse weet wel beter. De oorspronkelijke mens kan niet scheiden in een redelijk en een niet-redelijk gedeelte. De vorming van de redelijkheid is een gevolg van de eisen van de maatschappij (redelijk heeft immers ook in het Nederlands de dubbele betekenis van wat rationeel is, en wat aanvaardbaar is), maar het is niet zo dat het zinnelijk-zintuiglijke daarnaast op onbedorven wijze blijft voortbestaan - nauwelijks getolereerd maar ook niet uitgeroeid. Freud heeft ons immers geleerd, dat ook de zintuiglijkheid diepgaand wordt beperkt door de maatschappelijke eisen, ‘redelijk’ wordt als het ware. De bevrijding van de zintuiglijkheid zoals deze historisch geworden is betekent daarom niet zoveel. Ze vindt plaats op het moment dat ze maatschappelijk aanvaardbaar is, en dat betekent in de burgerlijk-kapitalistische maatschappij: op het moment dat ze commercieel nut heeft gekregen. Marcuse laat zien, dat de bevrijding van de sexualiteit een schijnbevrijding is. Tot dusverre volbracht de westerse mens de onderdrukking van zijn driftleven binnen zichzelf, wat een gefrustreerd, maar tenminste autonoom mensentype opleverde - zij het dat die autonomie natuurlijk ondergeschikt was aan de eisen van een maatschappelijke klassenstruktuur. Nu is die situatie verandert: onderdrukking is niet meer nodig, want de (maatschappelijke beperkte) driftmatige behoeften van de mens kunnen door de maatschappij volledig worden bevredigd. Was sexualiteit een eeuw geleden nog een tijdbom, thans kunnen Playboy, partnerruil en polygamie vrolijk verenigd worden met een totale beheersing van het leven door een multinationaal kapitalisme.
Tot welke misvormingen dit leidt bespreekt Marcuse in zijn boek One-dimensional Man, zijn populairste en meest gelezen werk. Het is een opsomming van de irrationaliteiten van de westerse samenleving die zich laat lezen als een psychiatrisch rapport. Wij zijn ziek, doodziek; de enige kans die we hebben is te kijken naar krankzinnigen. Het is de gek of de nar die hier optreedt als het (nog) meest rationele element in onze samenleving.
Is er een bevrijding van dit soort totale krankzinnigheid mogelijk? Lezing van het moeilijke werk van Marcuse laat ons niet veel hoop. Wel blijft hij voortdurend wijzen op het verzet dat de kansloze slachtoffers van dit soort kultuur blijven bieden: de studenten, de verhongerden in de derde wereld, de ‘ethnische’ minderheden; misschien hadden de vrouwen, kinderen en dieren erbij genoemd kunnen worden. Maar het kulturele reservaat van de andere potentialiteiten van het menszijn wordt slechts gevormd door de fantasie, die maatschappelijk gestalte krijgt in de kunst. In zijn laatste geschriften - zoals Essay on Liberation - wordt de kunst steeds meer de oase die de kapitalistische woestijn een menselijk aanzien blijft geven. In de kunst blijven de mogelijkheden van het totale menszijn aanwezig, blijft het protest tegen de eenzijdige benadrukking van de rationeel-overheersende kwaliteiten van de mens. Maar de kunst kan die rol spelen, omdat ze zelf opgesloten zit in een reservaat. De bevrijding van de menselijke vermogens in de kunst is dus maar schijn: alles mag, als het maar niet echt gebeurt. Marcuse laat zien, hoe de kunst van deze hele eeuw doortrokken is van pogingen om dat maatschappelijk isolement, waardoor ze tegelijkertijd betekenisvol èn machteloos wordt, te doorbreken. Altijd vergeefs, omdat elke nieuwe vorm van doorbreking een vorm, en dus weer een kunstvorm, kunststijl, en dus weer isolement is.
De totale en compromisloze verwerping van onze werkelijkheid in het werk van Marcuse is zeker de oorzaak, dat hij juist in het studentenprotest van de 60er jaren zo'n grote populariteit heeft verworven. Het studentenprotest heeft iets elitairs, is onmaatschappelijk (ook nu nog), door het zich totaal afzetten tegen de maatschappelijke werkelijkheid (die zich immers toch nooit in zijn totaliteit terzijde laat schuiven, en juist dan dus onveranderlijk blijft, als men haar totaal wil elimineren). Tot zover is ook Marcuse de oude intellectueel gebleven. Zonder stropdas op de TV verschijnen was voor hem waarschijnlijk al een hele stap. Zo blijft hij een voorbeeld van wat hij in de idealistische filosofie veroordeelt: een bevrijding van het denken die altijd en eeuwig binnen het denken blijft, zonder ooit maatschappelijke werkelijkheid te worden.
Tegelijkertijd moet men Marcuse tegen veel van zijn ehemalige aanhangers beschermen. Redelijk inzicht leidt niet tot bevrijding; maar het verwerpen daarvan leidt dat zeer zeker niet. Marcuse's filosofie biedt voor een deel dat inzicht: het inzicht in wat er in zijn totaliteit ontbreekt aan onze hele westerse kultuur, inzicht in wat we hadden kunnen zijn (en misschien, onder onduidelijke en niet geheel te specificeren omstandigheden alsnog kunnen worden).
Van Marcuse zijn de volgende werken in het Nederlands vertaald:
Eros en Cultuur, Uitg. Bijleveld, 240 pag. f 27,50 |
Geweld en Vrijheid, politieke opstellen, Uitg. Van Gennep 163 pag. f 9,90 |
De ééndimensionale mens, Uitg. Paul Brand (een zeer slechte vertaling), 280 pag. f 15,75 |
Vertoog over Bevrijding, Uitg. Bijleveld, 144 pag. f 14,25 |
Herbert Marcuse