Bzzlletin. Jaargang 8
(1979-1980)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
Reis naar het einde van de haat... met L.-F. Céline
| |
[pagina 52]
| |
en tonnen van, en filosofieën, manieren om de wereld te bekijken! ... Kop van het interview met Madeleine Chapsal in L'Express van 14 juni 1957.
Vertelt u dan wat u vooral hebt bijgedragen...? Ach! een kleinigheidje! ...
Wat u hebt uitgevonden, hoe beschouwt u dat? Een bepaald muziekje, een zeker deuntje dat ik in de stijl heb aangebracht, maar dat is ook alles. Dat is alles. Het verhaal, mijn God, dat is zeer bijkomstig. De stijl, die is interessant. Schilders hebben zich ontdaan van het onderwerp, een kruik, of een pot, of een appel, of noem maar iets, wat telt is de wijze van weergeven. Het leven heeft gewild dat ik in bijzondere omstandigheden, situaties terechtkwam. Dus probeerde ik die zo aardig mogelijk weer te geven, ik heb van mezelf een kroniekschrijver gemaakt, om de lezer zo mogelijk niet te vervelen. En dat op een toon die, naar ik dacht, verschilde van de anderen, aangezien ik niet precies hetzelfde kan doen als anderen... Ik schrijf niet in het Chinees. Maar ik ben een klein beetje anders... Terwijl al die anderen, die denken dat ze heel anders zijn, dat helemaal niet zijn. De Encyclopedie staat er vol mee, met anderen! ... Ik heb mijn eigen woordenboek, reusachtig groot, en ze staan er allemaal in. Daar zoek ik ze weer in op...
U zegt dat u vooral een stijl hebt uitgevonden. Zijn er niet ook lezers die uw boek kopen om het verhaal? Dat is de garen en bandverkoopster! Als je de garen en bandverkoopster niet bereikt, haal je geen grote oplagen. De garen en bandverkoopster koopt meneer Daninos, koopt mevrouw Delly. Dat spreekt aan, die dingen; dat is het verhaal, het goede verhaal! Kort gezegd, dat is de zwarte reeks, het niemendalletje bij u thuis, heel goed gedaan, een beetje smeuïg. Dat is wat het publiek interesseert... Het publiek interesseert zich voor auto's, alcohol en vakantie. Wij zijn wereldkampioen in het alcoholisme, we drinken 1200 miljard borrels per jaar. Boven zo'n consumptie komt niemand uit. Wat dat betreft houden we stand. En dan heb je de auto! ... Binnenkort heeft iedere Fransman zijn auto. En de bioscoop doet de rest. Je leert te leven in de bioscoop. En bovendien lichten jullie kranten je in over het leven. Tegenwoordig ga je geen Balzac lezen om te vernemen wat een plattelandsarts of een vrek is. Dat vind je in jullie kranten, in de weekbladen en in de bioscoop! Dus wat kan een boek nou verdommen? ... Vroeger leerde je het leven eruit kennen, uit een boek. Daarom mochten meisjes geen romans lezen. Echtgenoten hielden de lectuur van hun vrouwen in de gaten... Maar nu staan de kranten vol met mooie verhalen: over de speciale afdeling in het ziekenhuis, over het krankzinnigengesticht! ... In het geeft niet welke goedgemaakte krant staan er wel duizend! Voor de literatuur is zoiets van geen enkel belang, wat telt is het onderwerp, het verhaal...
Toen de lezers ‘Voyage au bout de la nuit’ kochten, kochten ze echter niet een nieuwe stijl, ze kochten een verhaal... Helemaal niet! Ze kochten een schandaal. Dat schandaal was gemaakt door Daudet. Ik heb gebruik gemaakt van het mo- | |
[pagina 53]
| |
ment waarop de critici met gezag nog niet dood waren. Tegenwoordig heb je geen stemmen meer als Daudet, als Descaves, zelfs als Ajalbert. Ik heb dus van dat moment geprofiteerd... Daudet, die had me door. Daudet wist het. Nu weet niemand meer iets. Daudet had iets door, een deuntje, zoals hij Proust door had. Dus zei hij: ‘Dat, dat heeft iets! ...’ Hij praatte erover. Nu zijn er zoveel mensen met een hogere opleiding, iedereen die zijn diploma of zijn kandidaats heeft, kan een roman schrijven. Het is de brief aan het nichtje in het groot! Ze zitten overal... Ik ken geen notaris, geen arts die niet een roman in zijn la heeft liggen! ...
Dat bewijst misschien dat schrijven een noodzaak is. Ja, ten behoeve van de wasmachine. De vrouw zegt tegen zichzelf: ‘Voor een wasmachine, een beetje goeie, ben je 200000 francs kwijt...’ Daar denkt ze aan, en omdat het een vrouw is, zegt ze niet dat ze daaraan denkt. Meneertje kan schrijven, hij schreef wat artikelen over dit, over dat... Zij denkt aan haar wasmachine. Op een mooie dag bekijkt ze etalages en zegt: ‘Kijk eens aan, juffrouw Sagan heeft een boek laten verschijnen, iedereen heeft het erover. Het wordt voor 500 francs verkocht. Hoeveel ontvangt zij per boek? 20%. Zo, 100 francs per boek?’ Ze denkt nog steeds aan haar fameuze wasmachine! ... En ze zegt tegen hem: ‘Hoor eens, zou jij dat niet kunnen? ... - Och ik nee, dat weet je best. - Ach, jawel, maar toch, je zou net als zij heel goed een roman kunnen schrijven. Ik heb hem gelezen, het is niks bijzonders.’ Dus, hoepla! Weer een roman, toemaar! Hij verschijnt bij Gallimard... Gallimard krijgt er elk jaar vierhonderd in zijn kasten. Hij dondert ze in de Seine! Niemand leest ze! Ze zijn niet meer of minder waard dan die van anderen, maar ze zijn niet uitgekomen... Het is een loterij!
Onder de schrijvers van nu, ziet u erbij die ook een ‘deuntje’ hebben? Dat kan ik u niet zeggen, omdat je vanaf het moment dat je zelf schrijft heel partijdig wordt. Je hebt je mechanismen, je bent hoe dan ook een slecht criticus. In wezen vind je alles stront wat niet net zo schrijft als jezelf. Dat is bespottelijk. En ik geef me daar heel goed rekenschap van... Alles wat niet net zo schrijft als u hindert u. Anders ben je niet van het vak.
Is er naar uw mening niemand die schrijft zoals u? Jawel, er zijn mensen die het in dezelfde richting gezocht hebben, die voor dezelfde dingen gevoelig waren... Het eist een bepaald raffinement, geen ruwheid, een eindeloos raffinement en een gruwelijke vasthoudendheid. Stel je voor een histologist die zich niet met kleurstoffen bezighield. Die heb je. Het is een histologisch raffinement. Zij zeggen namelijk: ‘Of het nu om een levercel of om een neuron gaat, doet er niet toe, wat mij interesseert zijn de kleurstoffen.’ Paul Morand had het in het begin, Barbusse had het in Le Feu, zij hebben dat allemaal uitgeprobeerd. Je had Ramuz in Zwitserland. Dat zijn kerels die in deze problemen geïnteresseerd waren. De anderen, mijn God, er zitten er misschien bij die schitterende dingen beschrijven, ik weet het niet... Dat zijn zaken die me niet interesseren. Ik heb alleen maar belangstelling voor de kleurstoffen. Welke vrouw kent vandaag de dag het verschil tussen kantwerk en borduursel? Wie kan kant uit Alençon onderscheiden van kantwerk uit Valenciennes? Niemand. Wie kent het oude Engelse kant? Niemand. Ik weet het, ik ben ermee opgevoed. Wie kent bij anatomie de knie goed of de enkel? Sectie? Niemand. Begrijpt u, je moet verfijnd zijn. Maar dat zijn geen zaken die uw lezers interesseren. Nee, de lezer wil de groenten goed gaar, netjes opgediend, een kant en klare prak, een lekkere ratatouille zoals hij gewend is! ...
Voor wie schrijft u? Ik schrijf niet voor iemand. Dat zou het laatste zijn, je daartoe te verlagen! Je schrijft om de zaak zelf.
Toch richt u zich tot mensen. U praat tegen ze, interpelleert ze, u verontschuldigt zich voor het feit dat u ze vergeet... Dat is een foefje. In werkelijkheid minacht ik ze. Wat ze denken en wat ze niet denken! ... Als je je bezighoudt met wat ze denken, heb je te maken met lezers, de lezer, daarmee is alles gezegd! ... Nee, geen behoefte, hij leest, des te beter, als het hem niet bevalt, pech gehad!
Hebt u altijd zo geschreven, zonder aan de lezer te denken? Altijd.
Zelfs ten tijde van ‘Voyage au bout de la nuit’? Altijd. Ik schreef om een huis te kunnen kopen... Dat is simpel: ik ben geboren in een periode dat je bang was voor de huur! Nu is men niet bang meer voor de huur. Ik zei tot mezelf: het is de tijd van het populisme. Dabit, al die lui schreven boeken. En ik zei: dat kan ík beter! Dat levert me dan een huis op en ik heb geen gedonder meer met de huur! ... Anders zou ik er nooit aan begonnen zijn. Als ze me nu een jaargeld zouden geven, zou ik helemaal niet met die zaak beginnen. Ik zou van die hele drukte afzien en gaan uitrusten ... Iedereen praat over pensionering met vijfenveertig jaar. Ik ben drieënzestig! ...
Met pensioen gaan bestaat niet voor schrijvers! Wel voor artsen, op je vijfenzestigste. Ik heb vijfendertig jaar gepraktizeerd.
Denkt u dat u zou kunnen ophouden met schrijven? Nou en of! Ik heb een kogel in mijn hoofd en een arm aan stukken. Ik ben voor 75% invalide. Nou dat is voldoende. Ik heb in twee oorlogen gestreden. Ik ben vrijwilliger van de lichting 12.
Toch, als u erover praat, over die literatuur... O nee, ik houd er niet van daarover te praten! Ik praat erover omdat ik graag een voorschot van Gallimard wil krijgen. Ik praat erover omdat het handel is, want ik moet dit afschuwelijke huis betalen dat afschuwelijk duur is, dat ik zelf met de stofzuiger schoonmaak, waarvan ik zelf de ramen lap, waarin ik zelf kook en de hele rommel... En u ziet het, ik zeg het zonder koketterie. Dus dat verhaaltje, zelfs dat beetje stilistisch, retorisch fanatisme, beheerst me toch niet zo zeer dat ik er geen afstand van zou kunnen doen. Als uw krant me een jaargeld voor het leven aanbood van 100000 francs per maand, dan zie ik van alles af, ja, ik verbied dat ze me drukken, met genoegen, graag! ...
In het begin van ‘D'un château l'autre’ schrijft u dat u spijt hebt van ‘Voyage’, dat daar het begin, de oorsprong lag van uw zorgen. Van al het gedonder, ja; toen het boek verscheen, kreeg ik gedonder. Céline is de naam van mijn moeder. Ik dacht er onopgemerkt door te komen. Ik wilde het geld voor het huis verdienen, me uit de zaak terugtrekken en doorgaan met de | |
[pagina 54]
| |
geneeskunde. Maar ik ben ontdekt, door een krant die Cyrano heette, die me zocht en uiteindelijk vond. Vanaf dat moment werd het leven onmogelijk, het leven als arts bedoel ik. Wie schrijft is geen serieuze dokter. En bovendien kreeg ik gedonder omdat Clichy op dat moment niet communistisch was. Nou ik werkte voor het gemeentehuis, dat was wel communistisch. Ik legde nachtbezoeken af; vijfentwintig jaar ben ik nachtdokter geweest, dat wil zeggen dat de ambulance me kwam ophalen, om te gaan kijken naar vermoorden, doden, difterielijders, enz. Ik stond gecatalogiseerd als deel uitmakend van de gemeenteraad. Toch heb ik nooit van mijn leven gestemd, maar nou ja... Dus de andere dokters, dat waren reactionairen, zeiden: ‘Dat zwijn, dat heeft samengewerkt met de communisten op het gemeentehuis, de rotzak!’ Er is altijd heibel! In die tijd was het de reactie tegen het gemeentehuis, nu is het het gemeentehuis tegen de reactie! ... Morgen is het weer wat anders! Dat heeft me het leven onmogelijk gemaakt! ... En bovendien is de tijd veranderd. Ze hebben me ook van antimilitarisme beschuldigd! Wat ze niet allemaal zeggen... Ze zeggen maar wat! ... Het vooraanzicht en de eetzaal van Pierremont Hall te Broadstairs. Louis bezocht deze kostschool van maart tot november 1909. Vergelijk de episode in Mort à crédit - Dood op krediet.
In uw boek lijkt u spijt te hebben van ‘Voyage’, niet alleen omdat u er zich moeilijkheden mee op de hals haalde maar ook omdat, zoals u zegt, de mensen u steeds hun bewondering voor ‘Voyage’ naar het hoofd gooien. Ja ook daarmee vallen ze me lastig! ... In de Voyage doe ik nog enkele concessies aan de literatuur, de ‘goede literatuur’. Je vindt er nog goedlopende zinnen... Naar mijn mening is het een beetje achterhaald, uit technisch oogpunt.
Vindt u dat u nu verder gaat? Ja. Uit oogpunt van technische en stilistische bevrijding is het categorischer, je wordt helemaal niet meer belemmerd door clichés, nietwaar? Het is niet als bij meneer Billy! ...
U zegt dat het onderwerp van uw boeken u niet interesseert en toch verkiest u het te praten over de oorlog van '14, later over die van '40? Helemaal niet! Ik weet niet of Froissart (ik noem grootse namen, niet om mezelf op te hemelen maar omdat ze bij me opkomen), Joinville of Commines zich opzettelijk temidden van de gebeurtenissen hebben begeven die ze beschrijven... Ze bevonden zich daar als gevolg van historische verwikkelingen. Ook ik bevond me in een historische situatie... Ik had helemaal geen zin om naar Sigmaringen te gaan! Alleen, in Parijs wilden ze me de ogen uitrukken. Ze wilden me vermoorden! Ik zat gevangen in een maalstroom. In Sigmaringen zat ik in de gevangenis, in een cel, enz. Ik bevond me temidden van gevaren... Zoals journalisten. We zijn allemaal journalisten. Zonder te weten wat je beleeft... Het mannetje in Algiers dat op de place Pétain staat en een bom op zijn smoel krijgt, die wordt gedwongen in te zien dat er iets aan de hand is, hij schrijft het naar zijn krant! ... Ik zat vlak bij Pétain, ik moest hem wel zien. Daarna schrijf je het op, dat is gemakkelijker. Je hebt kerels die zitten te koekeloeren en dan zeggen: ‘Ik zou best eens een verhaal kunnen schrijven’... Als je zoals ik in een unieke situatie terechtkomt, wordt opgejaagd, en niet voor de lol, niet opgejaagd door de ‘hartstochten’, maar opgejaagd om gespietst en in stukken gesneden of als een recidivist door je broeders veroordeeld te worden, dan heb je natuurlijk al een kant en klaar verhaal, je hoeft verder geen moeite meer te doen! Het is alleen nog maar een kwestie van stijl waar je mee zit. Alleen nog maar een kwestie van ordening, van architectuur...
U zegt dat uw zorgen in grote lijn zijn begonnen door ‘Voyage au bout de la nuit’, is het misschien niet eerder door ‘Bagatelles pour un massacre’? Dat is misschien het enige boek dat ik voor de Fransen heb geschreven, waarbij ik mijn persoonlijke aarzeling heb overwonnen. Ik zei tegen mezelf - maar dat laat uw redactiesecretaris er vast niet in, dat laten ze nooit passeren - ik zei tot mezelf: Frankrijk, we zitten in de stront, dat is duidelijk, dus jantje soldaat, die moet kalm blijven, die moet de anderen de rotzooi met de Russen laten opknappen - als ze dat hadden gedaan, zou Algerije geen krimp gegeven hebben. Dan zouden we het nu nog hebben! Als hij rustig blijft, houden we ons prestige. Wij zullen de grote overwinnaars worden, wij zullen de grote Fransen blijven! Wij gaan Europa bouwen. Ja, ik geloofde dat we één Europa moesten bouwen! Dat is precies wat ze nu proberen te doen! Te laat! ... De geschiedenis herhaalt zich niet. Nu kun je geen Europa bouwen! Toen het Duitse leger er was, toen kon het. Met het Duitse leger, het laatste Duitse leger. Ze hebben het naar de sodemieter geholpen! Die grote overwinning, dat werd het Duitse leger naar de sodemieter helpen! Nu is het afgelopen, het is er niet meer. Kijk, ze willen één Europa. Waarmee? Het is er niet meer! Nou goed! dat zei ik dus. Dat leek me dé oplossing... Wat Hitler betreft, die heb ik nooit gemogen! Krijg de kolere zei ik tegen hem in Bagatelles. Het is een klootzak als ieder ander, maar hij had het virus. Net als Doriot, als Mollet, als Nasser, als al die lui was het een politicus. Goed. ‘Homo politicus’, dat is een speciaal geval, welbekend. ‘Ik vertegenwoordig Europa!’ Afgesproken, maar hij zou voor de bijl | |
[pagina 55]
| |
gaan! Men zou hem ongetwijfeld hebben laten struikelen als hij zijn rol vervuld had, en daarna zou men hem vervangen hebben. Toch deed hij iets constitutiefs, hij bouwde Europa, een Frans-Duits Europa. Goed. Bovendien maak ik u er vriendelijk op attent dat Duitsland het laatste land was waarbij we nog prestige hadden. Nu laten we ons als hoeren en pooiers behandelen... Het prestige dat we hebben, dat ligt beneden alle peil! Wat dat betreft hebben we niets meer te verwachten. Maar in Duitsland stonden we in heel hoog aanzien. Sinds Poincaré stonden we in heel hoog aanzien. Dat was vreselijk. Zelfs die treurige Daladier had prestige... Zoals een Duitser zei, ‘buitengewoon historisme’. Richelieu had ze dat goed duidelijk gemaakt. Ze waren overbluft... Het laatste volk dat wij overbluften, helpen we naar de sodemieter! Van de Engelsen hebben we geen eerbied te verwachten, van de Amerikanen ook niet, van niemand! Straks lopen we met de centenbak: ‘Een dollartje, een kleinigheid...’ Europa, ik had mijn rekensommetje al gemaakt, en ik zei tot mezelf: ‘Ik zeg het, dat zal nog een flink indruk maken’. Waar ben ik aan begonnen! ... Ik heb me in een verschrikkelijk avontuur gestort! waar ik ik weet niet hoeveel spijt van heb! Als ik het geweten had... Houd in de gaten dat ik in La Rochelle op het punt stond 'm te smeren met een ambulance uit Sartrouville... Ze wilden hem inpikken, het leger wilde die van me afpakken! Nou goed, ik heb me verzet, ik wilde hem naar Sartrouville terugbrengen, anders was ik uit La Rochelle vertrokken, je kon vandaar naar Londen... Ik zat vooral goed fout omdat ik net zo goed Engels spreek als Frans. Dat is nogal eigenaardig... Ik heb een talenknobbel, net als hotelportiers, als Russen! ... Ik had alles wat nodig is om belangrijk te worden, als ik die kwijlebabbels zie met hun steenkolenengels! ... Ik had er een knobbel voor. Ik ben gezwicht voor de manie mezelf op te offeren! ... Het is masochisme! Ik ben het slachtoffer van mijn masochisme... Als ik rustig was gebleven, had ik een glanzende carrière gemaakt, dik voor mekaar! Ik ben een eersteklas haatobject geworden, een racist! ‘Ah! die daar, dat is een anti-jood!’ Kletskoek.
Toch hebt u daarover dingen geschreven die er niet om liegen. Ik heb dingen geschreven over Joden. Ik heb gezegd dat ze op een oorlog aanstuurden, dat ze zich op Hitler wilden wreken. Goed. Dat ging ons niets aan (de redactiesecretaris zal dat er ook wel niet in zetten)! Dat is een zaak die hen onderling aanging. Zij hebben het Franse leger naar de bliksem geholpen toen dat in '39 die formidabele koliek kreeg... Je stuurt geen overwinningsleger de oorlog in! Dan weet je dat het verslagen zal worden... Stuur op dit moment de Russen de oorlog in en ze zullen verslagen worden, vast en zeker! ... Een overwinningsleger wordt altijd verslagen als het zich nog eens vertoont. Toch hebben ze het weer de oorlog ingestuurd, vol schaamte is het gemobiliseerd, het is 'm gesmeerd, ze deden het in hun broek van angst, van Breda in Holland tot Bayonne. Het was een blotekontenparade zonder weerga! En die afgang moest toen voor een overwinning doorgaan, u kent het hele verhaal (dat laat de krant ook niet door) maar het neemt niet weg dat ik in wezen gelijk had. Ik heb helemaal gelijk! Laatst kwam een mannetje me opzoeken en dat zei dat ik complexen had... Nee! Voor mij zijn het al de anderen die complexen hebben. Als ik een complex heb, is dat omdat ik met betrekking tot mezelf een klootzak ben geweest! Stomme idioot, om me in te laten met zo'n zaak terwijl ik had kunnen doen als zoveel anderen! ... Van de ene kant of van de andere... Marion zei dit tegen me: ‘Als je links had aangehouden, had je nu een hele verdieping in het Excelsior.’ Hij haalde Barbusse voor me aan: toen die in Moskou aankwam, vertelde men hem wie op de verdieping erboven zat, wie op de verdieping eronder... En ik, godnogaantoe, in Sigmaringen, ik zat op de plee, tot mijn nek in de stront, het was verschrikkelijk... ik heb geleden als geen ander en ik lijd nog... Ik zal in schande, oneer en armoede kreperen en dat allemaal door klootzakkerigheid... Het complex dat ik heb, is dat ik een klootzak ben geweest! ... Voor de rest zijn het de anderen die complexen mogen hebben.
Wie, de anderen? Allen die me vernederen, heel eenvoudig, allen die me de Nobelprijs niet geven, allen die me geen jaargeld geven, allen die me niet tot de Académie willen toelaten met drie steken op, allen die op me afgeven, die me bespuwen, díe allemaal hebben complexen, godverdomme, en als klootzakken, en als misdadigers... Twee complexen: als klootzakken omdat ze het niet begrepen hebben, en als misdadigers: ik ben de pineut! Niet ik heb complexen, zij! De fouten liggen voor je! We hadden een mythe, dat was de mythe van '18: ‘Het zegevierende Frankrijk, Foch, Pétain, enz.’ Die mythe is opgedoekt: een nieuwe mythe gezocht, De Gaulle overwinnaar, enz. Overal helden, het Verzet en klaar is kees. Het is een nieuwe mythe. De Fransman leeft bij de mythe! ...
Wat zou de Fransman volgens u moeten doen. Helemaal niets! Wij kunnen niets doen... We zijn met 40 miljoen tegen 3 miljard. Dat is alsof Deux-Sèvres de oorlog zou verklaren aan Bouches-du-Rhône! Wat doet het er toe? Als het kwaad komt, in de vorm van een atoombom, hoeven er geen rekeningen meer vereffend te worden, helemaal niets meer... Dan gaat alles vanzelf! ...
En u zegt dat u pacifist, antimilitarist bent? Ik was heel erg tegen de oorlog, en ik heb eraan meegedaan. Ik was een held als Darnand, als duizenden anderen. Het Frankrijk van voor '14 en van na '14, dat verschilt. Voor '14 zijn het slaapwandelaars, daarna zijn het analytici. Die vallen dus in de categorie Sartre, Camus... Ze denken dat het beter is ‘na te denken’! Terwijl je in '14 een plicht had, en die deed je. Dat zijn dingen die u niet hebt meegemaakt, u bent te jong. Je had de deugd. Vrouwen waren deugdzaam, mannen waren dapper en deden hun werk. Zonder die dingen waren het monsters. Je had hoeren, je had bordelen, die zijn nu verboden... Ik heb missies van Zuidamerikaanse artsen over de wereld rondgeleid, want ik heb veel gereisd, die waren heel intelligent, en ze zeiden tegen me: ‘De Europese beschaving steunt op een drievoet: een voet is de kroeg, de andere is de kerk en de derde is het bordeel!’ Natuurlijk, een drievoet, dat houdt wel! Het bordeel hebben ze verboden, nu valt alles in elkaar! Dus waarom zouden buitenlanders in Frankrijk blijven? Geen bordeel te vinden! Zo worden onze vrouwen, onze dochters niet meer gerespecteerd... Ik heb een dochter van vijfentwintig, ik heb vijf kleinkinderen, ik ben een oud mannetje... Ik was getrouwd, heel rijk trouwens, iets eigenaardigs. Men heeft voor niemand meer ontzag... Vroeger, voor '14, zei men: de man is van nature een zwijn, zijn fantasie zit vol zwijnerijen; hij kan ze uitproberen, daar zijn gelegenheden voor; hij heeft eerbied voor zijn vrouw en zijn dochters, en ze worden gerespecteerd door anderen... Nu is er niets meer om ontzag voor te hebben. | |
[pagina 56]
| |
Céline als arts in Meudon, 1952.
| |
[pagina 57]
| |
Allemaal zaken waar je aan moet denken. Dat is niet om gedrukt te worden.
Maar het wordt gedrukt. Dat kun je niet drukken omdat het de lezer in opstand brengt. De lezer wil aan de hand meegevoerd worden...
Wat verwacht u van uw laatste boek? Ik verwacht een voorschot van Gallimard, en dat is alles, dat is alles! ... Met een beetje moeite haal ik daarmee rustig mijn artsenpensioen dat 200000 francs per jaar bedraagt, dan houd ik ermee op, dan vertrek ik naar een gat op het platteland, daar zal ik eindigen! Schrijven zal ik niets meer! Maar ik moet nog twee jaar werken, tot ik vijfenzestig ben...
Gaat u nog een boek schrijven? Ja, ik wil nog een boek schrijven. Voor Gallimard ongetwijfeld. Die smeerlap wil me niet kwijt! Ik heb hem flink uitgescholden, ik heb hem uitgemaakt voor alles wat mooi en lelijk is... Hij heeft een catalogus die elke dag gefusilleerd zou moeten worden... Je kunt hem ongelimiteerd in de gevangenis donderen... Ik maak me daar niet druk om! Er kwam eens een uitgever bij hem die zei: ‘Ik neem Céline van je over, ik betaal je al zijn schulden, ik help je van al zijn boeken af, dan hoef je niets meer te maken hebben met dat treurig sujet.’ Hij heeft het niet gedaan! ... Hij heeft niet veel in huis aan schrijvers. Hij krijgt een massa voorgekookte prakken, zoals ze aan de lopende band verschijnen, dat brave huiswerk van pennelikkers... Ik zou u nog graag het volgende zeggen, namelijk dat Hitler me verfoeide, dat hij me verboden heeft... Ik stond in het Berliner Tageblatt, een joodse krant, en Hitler heeft hem verboden... Hij heeft er nooit meer iets over willen horen! Evenmin heb ik in Frans-Duitse bladen geschreven, terwijl een heleboel mensen dat wel deden. Ik heb nooit een stuiver ontvangen! Als Hitler geleefd had, zou hij me zeker hebben laten fusilleren. Mensen die niet in het gareel lopen... Maar hij kreeg de kans niet, hij is eerder de pijp uitgegaan dan ik.
Ja. Ze hadden hem graag eerder vermoord! Dat zou trouwens goed zijn geweest omdat het de zaken sneller zou hebben geregeld; zoals het ook beter was geweest in '15 de vrede te tekenen in plaats van in '18! Het leger van '14 heb ik gekend, ik heb tegenover het Duitse leger van '14 gestaan, ik ken het. Ik was niet als Malraux die achter de divisie ‘Das Reich’ aanholde toen die 'm smeerde! ... Ik stond voor de Duitsers, om ze tegen te houden. Het was toch een kwestie van ingewanden! Het was geen spelletje. Het waren mensen die oorlog voerden... Dus je dacht aan niets anders dan aan vooruitkomen. Terwijl de anderen! ...
U zegt dat u niet van oorlog houdt. En toch lijkt het wel alsof u het mooi vond? Het was een orde. Er is geen orde meer. Dapperheid voor mannen, deugd voor vrouwen. Je had een orde. Een man die een gevangene martelde werd onmiddellijk gefusilleerd. Mishandeling van een gevangene, hup tegen de muur. Er werd niet meer over gepraat... Sadisme behoorde niet tot het leger. Helemaal niet. De gevangene kreeg sigaretten aangeboden, de gamel, en daarmee afgelopen. Een heel stuk monsterlijkheid werd weggewerkt.
Is er volgens u nu niets beters te vinden dan de orde van de oorlog? Het is afgelopen! Nooit...
Het lijkt wel of u verwacht dat het allemaal zal eindigen met een atoomuitbarsting? Niet nodig! De Chinezen kunnen zo doorlopen, het wapen aan de riem. Ze hebben het veelkoppige levensmonster, het geboortecijfer mee. U zult verdwijnen, u, het blanke ras. Antropologisch gezien zal iedereen opgaan in de gele wereld. Zo gaat dat! Het gele ras groeit snel als de meidoorn. Het zijn allemaal toevallige fluorescenties. Maar de bron is geel. Wit, dat is geen kleur, dat is de grondverf! De echte kleur is geel... De Gele heeft alle eigenschappen om koning van de Aarde te worden...
Morgen toch nog niet. Dat kan snel gaan... De galop van '39 duurde twintig tot dertig dagen. Het was gauw gebeurd! Je bent heel vlug in Spanje! O! dat kan heel gauw gebeurd zijn!
Ik krijg de indruk dat u uw wensen voor realiteiten houdt. Nee, nee... Dat hindert u omdat u redeneert vanuit een intellectueel optimisme... Mij hindert het niet, ik heb mijn tijd gehad. Ik kan over vijf minuten kreperen! Dat is me om het even! Maar u hebt nog een tijd voor u... U kunt nog dromen van een gelukkige toekomst... Alleen is er voor het blanke ras geen gelukkige toekomst meer. Het heeft de wereld te veel laten bloeden, nu zal het zelf moeten bloeden! Het wordt beheerst door de gezondheidsleer. Vroeger eindigden oorlogen altijd met ziektes; ze eindigen niet meer met ziektes, ze eindigen met oorlog.
Je hebt de atoomziekte. Ja, maar wie laat de mensen opdonderen! De vrees zal voldoende zijn om ze te laten opdonderen!
Als de wolken u bereiken... Dat doen de wolken niet, omdat mevrouw Molotow en mevrouw Kroetsjow met hun mannen zullen praten en op het hoofdkussen tegen ze zullen zeggen: ‘Je lult aardig, denk je dat de Amerikanen er geen hebben, die hebben ze ook, wat doe je met onze toekomst... denk toch eens aan de kleine meid!’ De angst zal voldoende zijn om de mensen tot overeenstemming te brengen. Je zult het zien, Parijs in drie zones, een Amerikaanse zone, een Russische zone en een Franse zone: Montmartre! ... De Fransen, altijd het knechtje, zullen met de stoffer rondgaan en de pisbakken schoonmaken voor wie het maar wil! ...
U ziet het somber in voor de Fransen. Ach! nee, die komen er niet aan te pas! Dat doet de gezondheidsleer. Denk er eens aan wat Napoleon zei: ‘China is een slapende reus; als hij zijn pink beweegt, zal hij de wereld doen beven’. En inderdaad steekt hij nu zijn pink op... Hij hoeft hem maar te bewegen! Die hongerige massa's zullen zich op Europa storten... Er is geen land als het onze. Andere landen zijn niet leefbaar. Ik ben in andere landen geweest. Rusland? Je sterft er van de kou. Er is niets! Ze richten die arme kolchozen op, ze kunnen niets produceren, het is te koud! Afrika produceert niets... Het is er te warm! Een goed | |
[pagina 58]
| |
klimaat als het onze, dat bestaat nergens... Je hoeft maar een Chinese divisie naar Cognac te brengen, die zal om de acht dagen vervangen moeten worden! ...
De mens is misschien niets, maar ideeën bestaan wel. Het bewijs is dat we hier niet zouden zijn zonder de ideeën van ‘Voyage au bout de la nuit’, het is niet allen de stijl. Makkelijk gezegd, ideeën, ideeën! ... Dát is niet interessant, maar de kleurstoffen. Ik interesseer me alleen voor de kleurstoffen. Dat is alles. ‘Je met ideeën bezighouden’, kijk in de Encyclopedie! Daar kun je je met ideeën bezighouden!
U hebt zich met ideeën beziggehouden als iedereen! ... Als hulpmiddel! De hele rest interesseert me niet.
Ziet u onder de jongeren geen enkele romancier? Nee. Ze werken niet genoeg. Je moet hard werken... In een tijd waarin je je moet verdelen tussen televisie, radio, reizen, auto's, jullie prachtig gedocumenteerde kranten, medisch-sociale enquêtes, politie, houdt men zich bezig met het goede verhaal... Les Deux Magots wemelt van de goede verhalen... Maar de stijl, dat is iets anders. Ze dragen niets interessants aan. Anders zou ik het meteen signaleren. Ik signaleer niets.
Dus sinds 1914 en uw jeugd degenereert volgens u alles? Geen deugd meer, geen plichtsbesef, geen schrijvers, geen crititci? Uiteindelijk, geen Fransen meer... Hoe verklaart u dit verschijnsel dat degenen die het ook zo zien zeker somber zal stemmen? In de eerste plaats het alcoholisme. Er worden in Frankrijk jaarlijks 1200 miljard borrels gedronken. Dat is me nog eens een spons! ... Ik ken de deugden van het alcoholisme, denken dat je machtig bent... Heel gevaarlijk... Denken dat je sterk bent... Vandaar de wijdlopigheid en de pretenties. Vervolgens wordt er gerookt. 700 miljard per jaar! Rook geeft de valse illusie poëtisch en diepzinnig te zijn, valse ideeën ook. Ik heb slechts geloof in iemand die water drinkt. Iemand die niet denkt aan boeren en spijsverteren! Want de voeten onder de tafel! ... Er is geen gezin dat niet om twaalf uur eet. Dan beginnen ze te schransen, aperitief, om twaalf uur wordt er geschranst, ze boeren, ze staan bol, ze laten winden, ze doen een heleboel dingen die bij het verschijnsel spijsverteren horen... Bij een heel matig mens duurt dat maar twee uur per dag van de vierentwintig. Dat is al veel! Die jansenistische gezondheidsleer, daar wil niemand aan toegeven. Dus gaat men duur uit. Men proust! ... En het volk doet de betere stand na, zij moeten ook prousten! Al die dingen houden de kleine man dom. Hij sterft zonder ooit over iets nagedacht te hebben. Hij koos partij! Je vraagt je af waarvoor, maar dat is niet van belang! ... De Encyclopedie staat er vol mee, met partijgangers! Maar het kleine is te gering, te onbeduidend om de mensen te interesseren. Zo zeer dat men geprobeerd heeft het kant te doen herleven, maar niemand wil er meer aan! Sinds er geen kloosters meer zijn, is er geen kant meer. Trouwens, die lui staan in het leven, en als je werkt sta je niet in het leven. Het is als met de ondeugd. Ik zat tot mijn nek in de zonde, tot mijn nek in de geneeskunde en tot mijn nek in de bordelen! ... Maar je moet er eerst uit zijn. Dat is wat Marie Bell zei: ‘Jij, jij bent niet verdorven, want als je verdorven was, zou je de ondeugd niet beschrijven, dan zat je erin.’ En omdat je er niet in zit, beschrijf je hem. Het is als met de politiek! ... Ze zitten erin. Ze houden van consumenten. Ze zitten erin... Ze houden van hun kleinkinderen. Ze laten zich omhelzen... Ze houden van een liefkozing in hun slaapkamer en zeggen intussen: ‘Ah! liefje, ik heb goed gewerkt vandaag.’ ... Het zijn consumenten. Ze kwamen klaar, ze loosden hun zaad, ze haalden zwijnestreken uit, zwijnen zijn het, allemaal! ... Ik ben arts in de buitenwijken, heel nauwgezet, heel rustig. Je moet het tegendeel zijn van wat je schrijft. Dat is de verrassing.
Uw laatste boek, vindt u dat u zich daarin verder ontwikkeld hebt? Elke schrijver zegt dan: ‘Ik ben veel beter.’ Het verhaal van D'un château l'autre is eigenaardig omdat het nogal grappig is 1142 ter dood veroordeelde Fransen in een stadje bij elkaar te zien... Dat zie je niet vaak! Je schrijft maar heel zelden de kroniek van 1142 ter dood veroordeelden! ... Een heel klein vijandig Duits plaatsje met de hele wereld tegen je... Want die van Buchenwald, alle mensen stonden op ze te wachten om ze te omhelzen, te kussen, terwijl die van Sigmaringen, de wereld zat achter ze aan om hun ingewanden eruit te snijden... Dat is een heel merkwaardige toestand die niet vaak voorkomt! Dat is nogal grappig, 1142 kerels ingesloten door de dood die, allemaal, probeerden degene aan te wijzen die voor iedereen moest boeten! En ik, ik zat erbij omdat ik antisemiet was... Dat was iets bijzonders. ‘Ik, ik was collaborateur maar geen antisemiet, maar hij, hij, die daar was antisemiet. Aha, hij dus, we kunnen ons gang gaan, hij zal boeten voor ons allemaal.’ Lafheid, echt menselijke vuilakkerij! ... Kijk maar naar de kwelling van Damiens, de koningsmoordenaar. De wiskundige La Condamine stond op het schavot en terwijl de gefolterde sprak, vroeg hij aan de beulsknechten: ‘Wat zegt hij, wat zegt hij?’ De knechten raakten geprikkeld: ‘Donder hem de deur uit, hij verveelt ons’, maar de beul: ‘Nee, nee, laat hem zijn gang gaan, het is een liefhebber’ ... We zitten met een heleboel liefhebbers. Een mooi verhaal voor het publiek! Maar veel kunt u er niet van laten staan omdat de redactiesecretaris alles zo zal bewerken dat het bevalt. Het is trouwens niet van belang... Ik ben oud en u bent jong. U gaat het leven tegemoet... |
|